Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2015
Naar aanleiding van het door uw Kamer gedane verzoek bij de Regeling van Werkzaamheden
van 17 maart 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 64, item 7), geef ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, een reactie
op het bericht «Meldlijn 144 redt geen dier» (Telegraaf.nl, 15 maart 2015). Op de
website van De Telegraaf zijn mensen opgeroepen hun ervaringen met 144 te delen. De
uitkomst van deze «mini-enquête» was dat met «driekwart van de meldingen over dieren
in nood niets zou zijn gedaan». De exacte methodiek en validatie van de Telegraaf-enquête
zijn de Staatssecretaris en mij niet bekend.
Het meldnummer 144 heeft als taak meldingen over dierenleed aan te nemen en door te
zetten naar de juiste instanties. Dat kunnen zijn de politie, de NVWA, het Vertrouwensloket
van de Dierenbescherming, de brandweer of de dierenambulances. In samenspraak met
de ketenpartners is het afgelopen jaar een kwaliteitsplan voor het meldnummer opgesteld.
Periodiek wordt de kwaliteit van 144 onderzocht en worden, indien nodig, in samenspraak
met de ketenpartners verbetermaatregelen getroffen. In 2014 kwamen ruim 116.000 telefoontjes
binnen bij het meldnummer 144. Dit leidde tot bijna 100.000 beantwoorde gesprekken
en tot slechts 12 klachten van melders over het functioneren van het meldnummer.
De verschillende instanties die de 144-meldingen ontvangen zijn zelf verantwoordelijk
voor het adequaat opvolgen en afhandelen van de meldingen. Het meldnummer beschikt
niet over deze informatie. Wel kan het meldnummer aangeven naar welke instantie de
melding is doorgezet. Burgers kunnen vervolgens bij die instantie vragen wat er met
hun melding is gedaan. Afhankelijk van de terzake geldende regelgeving kan zo nodig,
bijvoorbeeld bij het uitblijven van een antwoord, een klachtprocedure worden opgestart.
Zoals gezegd volgt de politie de 144-meldingen op. Uw Kamer heeft met de motie Berndsen-Kuiken
(Kamerstuk 29 628, nr. 301) gesteld dat er geen sprake meer moet zijn fulltime inzet van 500 dierenagenten,
maar van een taakaccent. Daarbij is overwogen dat voor uitvoering van alle politietaken
de volle politiesterkte benodigd is. De politie heeft hieraan uitvoering gegeven.
Taakaccenthouders nemen meldingen die hun taakaccent betreffen in behandeling tijdens
hun reguliere diensten. Op dit moment zijn er 160 taakaccenthouders handhaving dierenwelzijn.
Daarnaast zijn achttien toekomstige taakaccenthouders in opleiding. Conform het inrichtingsplan
van de politie zullen aan het eind van de personele reorganisatie minimaal 180 taakaccenthouders
actief zijn. De politie heeft daarbij afspraken gemaakt om te waarborgen dat er voldoende
kennis en mankracht is in de eenheden om dierenmishandeling en -verwaarlozing aan
te pakken.
Dit jaar wordt gebruikt om de samenwerking tussen alle ketenpartners handhaving dierenwelzijn
te evalueren. Daarbij zal ook de verhouding tussen het convenant samenwerking dierenhandhaving
en de in 2014 gewijzigde Aanwijzing voor de opsporing van het Openbaar Ministerie
aan bod komen. Doel hiervan is te komen tot een aanscherping van de onderlinge afspraken
over de aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing. Deze afspraken zullen vervolgens
worden vastgelegd in een nieuw convenant samenwerking dierenhandhaving.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur