29 628 Politie

28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 514 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2015

Hierbij bied ik uw Kamer het inspectierapport «Aanpak van internetoplichting door de politie» aan1. De rapportage is onder verantwoordelijkheid van de Inspectie Veiligheid en Justitie opgesteld.

Digitalisering van onze samenleving brengt een toename van cybercrime en criminaliteit met een digitale component met zich mee. De laatste jaren is er door de overheid, waaronder de politie en andere veiligheidspartners, substantieel geïnvesteerd om de diverse cyberdreigingen te kunnen bestrijden. In de Veiligheidsagenda 2015–20182 worden het terugdringen van cybercrime en het terugdringen van horizontale fraude (fraude waarvan burgers en bedrijven slachtoffer worden) als prioriteiten benoemd. De aanpak behelst zowel het vergroten van weerbaarheid en het nemen van concrete preventieve maatregelen, als de intensivering van de aanpak door meer zaken af te handelen.

Binnenkort ga ik met private partijen in gesprek om de mogelijkheden van (meer) zelfregulering te bespreken.

Om te onderzoeken of de politie in staat is gebleken dit veranderende werkaanbod het hoofd te bieden heeft de Inspectie dit onderwerp opgenomen in haar werkprogramma 2013. Uit de diverse vormen van cybercrime en criminaliteit met een digitale component heeft de Inspectie gekozen voor onderzoek naar een van de meest voorkomende vormen hiervan, die de burgers het meest direct raakt in het dagelijkse leven: koop/verkoopfraude via internet oftewel internetoplichting.

In het kader van het toenmalige Programma Aanpak Cybercrime is in 2010 het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) opgericht als een pilot. Het LMIO ontvangt en analyseert aangiften van internetoplichting en bereidt strafrechtelijke onderzoeken voor die vervolgens worden verzonden naar politie-eenheden voor verdere afhandeling.

Algemene conclusie

De algemene conclusie van het onderzoek is dat de politie veel heeft geïnvesteerd in de aanpak van internetoplichting en dat met name het LMIO een belangrijke plaats heeft verworven in het kader van de aanpak van internetoplichting door de politie. Uit het rapport blijkt dat het LMIO een goed functionerend instrument is en overwegend voldoet aan de doelen die bij de oprichting zijn gesteld. Het LMIO werkt effectief en neemt door de opname en de afhandeling van een groot aantal aangiften een deel van het werk weg bij de politie-eenheden. Relevante informatie wordt bij het LMIO volgens vaste criteria verzameld, verwerkt en geanalyseerd. Afwijking van deze criteria vindt op zorgvuldige wijze in onderling overleg met het Openbaar Ministerie plaats. Op deze manier kan het LMIO de samenhang tussen verschillende zaken sneller vaststellen en stelselmatige daders eerder aanpakken. Daarnaast heeft het LMIO een preventieve en voorlichtende taak. Ook deze vervult hij naar behoren. Zo is er de mogelijkheid om via de website een check uit te voeren op bekendheid van verkopers bij de politie. Deze conclusies onderschrijf ik van harte.

Ik wil benadrukken dat naast het LMIO de mogelijkheid van aangifte van internetoplichting op het bureau altijd blijft bestaan. De Inspectie merkt terecht op dat de casescreening van de aangiftes die voor behandeling naar het LMIO worden gestuurd volgens vaste criteria plaatsvindt.

Het LMIO is een pilot die in 2010 is gestart door het toenmalige Programma Aanpak Cybercrime. Zoals ik in mijn brief van 11 februari 20153 heb aangegeven heeft deze pilot in de afgelopen jaren zijn effectiviteit bewezen. De functionaliteiten van het LMIO worden daarom geborgd binnen de nieuwe politieorganisatie. In het rapport wordt erop gewezen dat de politie nog een aantal slagen dient te maken om tot een geïntegreerde aanpak van internetoplichting te komen. In de volgende fase van borging zal hier aandacht aan worden besteed. In mijn reactie op de deelconclusies ga ik hier nader op in.

Werkwijze LMIO

Uit het rapport blijkt dat niet alle voorbereidende onderzoeken die door het LMIO worden aangeleverd opvolging krijgen bij de regionale eenheden. Het LMIO verzorgt een aanzienlijk hoger aantal voorbereidende onderzoeken dan aanvankelijk als doel is gesteld bij de oprichting. Uit het rapport blijkt dat 77 onderzoeken zijn aangeleverd, terwijl de doelstelling 25 onderzoeken was. De eenheden zijn niet in staat geweest al deze extra onderzoeken op te pakken. Wel is het zo dat het LMIO naast de 77 eigen onderzoeken ook nog op verzoek van de eenheden bij 82 dossiers ondersteuning heeft verleend. In totaal kan de conclusie worden getrokken dat de beoogde doelstelling ruimschoots is behaald.

Een reden om een LMIO-zaak niet op te pakken kan zijn dat in bepaalde cases een niet-strafrechtelijke interventie effectiever kan zijn. Een andere reden kan zijn dat er altijd keuzes gemaakt moeten worden tussen de beperkte beschikbare opsporingscapaciteit van de politie en het aanbod van zaken dat deze beschikbare capaciteit overtreft. De Inspectie ziet dit terug bij het ontbreken van een digitale overdracht van de voorbereidende onderzoeken van het LMIO aan de regionale eenheden. Alle aangiftes worden door politiemedewerkers in BVH4 overgenomen. Tot de mogelijkheid van de digitale overdracht worden de werkafspraken over de ontvangst en afhandeling van LMIO-dossiers bij de eenheden verbeterd.

Bij het voorbereidende werk dat LMIO verricht is recherchekennis en -ervaring van belang. Dat is vanuit de eenheden naar voren gebracht en wordt door LMIO onderkend. Om die reden zal dit aspect worden betrokken bij het borgen van de functionaliteiten van het LMIO binnen de politie, zodat dit geen risico kan vormen voor de (bewezen) kwaliteit van het werk van LMIO.

Werkwijze regionale eenheden

Uit het rapport blijkt dat er op dit moment geen eenduidige werkafspraken zijn tussen het LMIO en de eenheden over de registratie, coördinatie en terugkoppeling op de dossiers. In het kader van de borging van de functionaliteiten van het LMIO binnen de politieorganisatie worden de werkafspraken over de ontvangst en afhandeling van LMIO dossiers met de eenheden verbeterd.

In het rapport wordt geconcludeerd dat afspraken tussen de eenheden en de arrondissementen omtrent het vervolgingsbeleid van internetoplichting nog niet zijn geïmplementeerd, deze conclusie onderschrijf ik niet. Op het gebied van horizontale fraude zijn met betrekking tot 2014 kwantitatieve afspraken gemaakt tussen de arrondissementsparketten en de regionale eenheden van de politie. Deze afspraken omvatten ook een aantal zaken betreffende internetoplichting per eenheid. In totaliteit zijn deze kwantitatieve afspraken over 2014 behaald.

Conclusie

Concluderend ben ik van mening dat het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting een belangrijke meerwaarde heeft om meldingen van internetoplichting goed op te kunnen pakken. De functionaliteiten van het meldpunt worden daarom ook in de nieuwe politieorganisatie gehandhaafd en geborgd. Bij de definitieve borging van de functionaliteiten van het LMIO in de nieuwe politieorganisatie wordt geïnvesteerd in het waarborgen van de continuïteit en het kwalitatief versterken van de personele bezetting en de recherchecapaciteit van het LMIO. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport zullen hierbij worden betrokken.

Thans voert Regioplan in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een onderzoek uit naar de mogelijkheden om de synergie en samenwerking tussen diverse fraudemeldpunten op het gebied van horizontale fraude te versterken. Het LMIO wordt in dit onderzoek meegenomen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen, voor zover relevant, worden betrokken bij de definitieve borging van de functies van het LMIO. Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces nader te berichten over de uitkomsten van dit onderzoek. In de tussenperiode, dat wil zeggen, tot de definitieve borging van de functionaliteiten van het LMIO in de nieuwe politieorganisatie, zal ik ervoor zorgdragen dat het huidige LMIO goed blijft functioneren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Veiligheidsagenda 2015–2018. Kamerstuk 28 684, nr. 412

X Noot
3

Brief van de Minister van Veiligheid en Justitie, Kamerstuk 26 643, nr. 350

X Noot
4

Basis Voorziening Handhaving

Naar boven