29 628 Politie

Nr. 421 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2013

1. Inleiding

De vorming van de nationale politie is in volle gang en er wordt sinds de start met veel daadkracht en veranderenergie gewerkt aan het realiseren van de nieuwe politieorganisatie door politie, ketenpartners en Ministerie en daarmee aan de realisatie van de aan de vorming van de nationale politie verbonden doelen. Zoals bekend zijn dit: het beter kunnen bijdragen aan het veiliger maken van Nederland en het meer dan nu bieden van ruimte voor de professionaliteit van de politie.

De vorming van de nationale politie is een heel ingrijpende operatie. De Inspectie van Veiligheid en Justitie (hierna: Inspectie) constateert, denk ik terecht, dat het thans één van de grootste reorganisaties binnen de rijksoverheid is. Ondertussen moeten de operationele prestaties van de politie minimaal overeind blijven. Het is dan ook goed om te kunnen melden dat we grotendeels op schema liggen. De operationele resultaten zijn op peil en de realisatie vordert gestaag. Wel moet er nog veel gebeuren voordat de nationale politie zoals die mij voor ogen staat «af» is. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat voor een organisatie als de nationale politie er nooit echt een einde zal komen aan het proces van verbetering. Het veiliger maken van Nederland vraagt telkens een nieuwe impuls voor aanpassing in werkwijzen of organisatie. Het is mijn overtuiging dat met de Politiewet 2012 een basis is gelegd voor een politieorganisatie die nu en in de toekomst voorbereid zal zijn op de eisen die de maatschappij aan ze stelt.

Uiteraard kent de huidige veranderopgave wel een aantal cruciale mijlpalen. De nationale politie is gerealiseerd als de basisteams functioneren en het gezag erop kan rekenen dat de verbeteringen die we daarmee willen bereiken gehaald kunnen worden; als de nieuwe districten en rechercheonderdelen van de eenheden werken zoals bedoeld en als het Politie Diensten Centrum staat en functioneert. De eerstvolgende grote mijlpaal zal wat dit betreft zal 1 januari 2015 zijn. Met uitzondering van het PDC, zoals ook al in het realisatieplan stond aangegeven, zullen bovengenoemde onderdelen gerealiseerd zijn. Klaar is men dan overigens nog niet. Optimalisatie en standaardisatie zullen ook daarna doorgaan. Cultuurveranderingen zijn in gang gezet en werpen dan weliswaar hun eerste vruchten af, maar zullen blijvend aandacht verdienen. De politie zal zich ook in en na 2015 moeten blijven doorontwikkelen.

Eén van de zogenoemde inspanningenclusters uit het realisatieplan is het uitvoeren van tien operationele doelen. Naar de voortgang van deze operationele doelen doet de Inspectie op mijn verzoek halfjaarlijks onderzoek. Het eerste Inspectierapport: «Nationale Politie op Koers?», heeft de Inspectie juli jl. opgeleverd. U treft het rapport hierbij aan1. Ik ben de Inspectie erkentelijk voor dit onderzoek en voor de scherpte waarmee gerapporteerd is. Ik constateer op basis van zowel wat de korpschef mij rapporteert, als op basis van het Inspectierapport dat op de meeste terreinen de mijlpalen worden gehaald, al is er in de uitwerking nog wel verschil in werking en kwaliteit zichtbaar.

Nog niet alles gaat zoals gewenst. Ik heb moeten constateren dat enkele van de voorziene risico’s zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan. Dit heeft natuurlijk invloed op de realisatie als geheel. Grote verrassingen hebben zich echter daarbuiten niet aangediend. Ik doel vooral op de voortgang van de personele reorganisatie. Deze voortgangsbrief zal naast de stand van zaken laten zien welke maatregelen de korpschef en ik hierop nemen.

2. Voortgang Realisatie en Inspectierapport

De realisatie van de nationale politie is in het realisatieplan, omwille van de omvang van de veranderopgave, opgedeeld in enkele plateaus.2 Plateau 0 zag toe op de realisatie van «dag 1», de start van de nationale politie en is afgerond. Plateau 1 «realiseren inrichting», is gestart aan het begin van dit jaar. Dit plateau bevat vijf inspanningenclusters, namelijk: het uitvoeren van de personele reorganisatie; de vorming van het Politiedienstencentrum (PDC); het realiseren van een betere informatievoorziening en ICT; het feitelijk inrichten en in werking brengen van de nationale politie; en het werken aan tien operationele doelen. Onderstaand wordt kort de stand van zaken binnen elk inspanningencluster weergegeven. Plateau 2: «optimaliseren en harmoniseren», zal voortbouwen op resultaten die eerder behaald zijn en start nadat het eerste plateau is afgerond. Plateau 2 valt daarom buiten de scope van deze brief.

Inspanningencluster 1: Het uitvoeren van de personele reorganisatie

De personele reorganisatie vormt een belangrijk onderdeel van de realisatie van de nationale politie. Niet alleen raakt het alle 64.000 politiemedewerkers, het is ook randvoorwaardelijk voor vele elementen van de realisatie van de nationale politie.

De personele reorganisatie loopt achter op de planning uit het realisatieplan. Bij het uitblijven van nadere maatregelen zou het verloop van de personele reorganisatie tot een onaanvaardbare vertraging in de realisatie leiden. De belangrijkste reden voor deze vertraging is het traject geweest rondom het vaststellen van de definitieve besluiten voor de overgang naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Uiteindelijk heeft ongeveer een kwart van de medewerkers een bedenking ingediend. Uit een analyse van die bedenkingen blijkt dat aan een deel ervan tegemoet kan worden gekomen. De behandeling van deze bedenkingen heeft echter wel tot vertraging van de personele reorganisatie geleid. Dit heeft ermee te maken dat in de oorspronkelijke opzet van de realisatie voor een volgtijdelijkheid en afhankelijkheid is gekozen die zonder tegenmaatregelen voor nog verdere vertraging zou zorgen. De hiermee gepaard gaande langdurige onzekerheid, voor het personeel, maar ook voor de gezagen, was aanleiding in het overleg van mijn departement en de korpschef de vakorganisaties en de medezeggenschap een voorstel te doen tot een andere invulling van de reorganisatie. Alle afspraken over ontslagbescherming en dergelijken gelden onverkort, evenals de randvoorwaardelijke budgettaire kaders. Nu het overleg met de politievakbonden, dat zij deze zomer hadden afgebroken, weer is hervat verwacht ik dat de LFNP-besluiten nog deze herfst worden verstuurt.

Een andere vertragende factor betreft de complexiteit van (de totstandkoming van) de regelgeving omtrent de borging van de rechtspositie van de politiemedewerkers. Ik verwacht de aanpassingen aan het «Besluit algemene rechtspositie politie» en van het «Regeling Landelijk Sociaal Statuut» op korte termijn te kunnen publiceren. Ik verwacht dat ik uw Kamer tijdens het wetgevingsoverleg dd. 4 november hierover nader kan informeren.

Inspanningencluster 2: De vorming van het PDC

Het PDC is de katalysator van de toekomstige efficiënte en professionele bedrijfsvoering. Het komen tot een volledig professioneel en integraal werkend PDC beslaat zowel plateau 1 als plateau 2. De voorbereiding van het PDC ligt grotendeels op schema. De Inspectie benoemt een aantal zorgen ten aanzien van de vorming van het PDC, zoals bijvoorbeeld de zorg dat het PDC zal leiden tot meer bureaucratie en de vrees dat «het ondersteunen op afstand» niet zal werken. De signalen die de Inspectie rapporteert zijn mij bekend, het is echter nog te vroeg om conclusies te trekken, aangezien nog niet alle voorziene veranderingen in gang zijn gezet. De medezeggenschap is nauw betrokken bij de uitwerking van de voorziene veranderingen.

Inspanningencluster 3: Het realiseren van een betere informatievoorziening en ICT

Met het meerjarige Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie (AVP) 2011–2014 dat ik op 19 september 2011 heb aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 29 628, nr. 269), is ingezet op structurele verbetering van de informatievoorziening van de politie. De realisatie van één landelijke uniforme informatiehuishouding is een essentiële voorwaarde voor het goed functioneren van het politieapparaat. Vorig jaar heb ik uw Kamer het bijgesteld Aanvalsprogramma (bAVP) 2012–2013 doen toekomen. Over de huidige stand van zaken omtrent informatievoorziening en ICT informeer ik uw Kamer separaat middels de voortgangsbrief AVP.

In het inrichtingsplan dat ik december jl. vaststelde3 was een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de inrichting van de informatievoorziening (IV). De inrichting van de IV-kolom is in het inrichtingsplan-IV nader beschreven. Dit plan is voor advies aan het adviescollege Review Board AVP en aan de centrale ondernemingsraad van de politie aangeboden. De gegeven adviezen zijn verwerkt in het definitieve plan, dat inmiddels door mij is vastgesteld. Met de centrale ondernemingsraad heeft de korpschef – mede gelet op het feit dat de afronding van het bAVP randvoorwaardelijk is voor (het tempo van) de IV inrichting – afgesproken dat zij jaarlijks, onder volledig adviesrecht, wordt geïnformeerd over de realisatie van de inrichting van de IV-kolom (voortgang en vervolgstappen). U treft het inrichtingsplan informatievoorziening in de bijlage aan4.

Inspanningencluster 4: Het feitelijk inrichten en in werking brengen van nationale politie

Het in werking brengen van de inrichting betreft de feitelijke invulling van de realisatie, anders dan de personele reorganisatie. De feitelijke inrichting van de nationale politie, zoals bijvoorbeeld het inrichten van de basisteams, is sterk afhankelijk van de personele reorganisatie. Zo is voor het inrichten van de basisteams het aanstellen van leidinggevenden noodzakelijk. Deze aanstelling is onderdeel van de personele reorganisatie en kan dus plaatsvinden zodra aan de randvoorwaarden voor de personele reorganisatie is voldaan. Zoals bovenstaand is beschreven is aan deze randvoorwaarde nog niet voldaan.

Inspanningencluster vijf: 10 operationele doelen

Het vijfde en laatste inspanningscluster bestaat uit het werken aan tien operationele doelen. Deze doelen zijn in het realisatieplan geselecteerd op de mate waarin zij een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van eenheid van de politieorganisatie, het vergroten van de professionele ruimte van de medewerkers en het verstevigen van het operationeel leiderschap. De Inspectie heeft naar acht van deze tien doelen onderzoek gedaan. Onderstaand wordt kort de stand van zaken weergegeven en gereageerd op de belangrijkste bevindingen van de Inspectie. In hoofdlijnen is de conclusie dat de realisatie van deze doelen op schema ligt. Dit is gezien de voortgang op de personele reorganisatie een compliment waard, alhoewel de ingevoerde werkwijzen nog niet overal hetzelfde worden uitgevoerd. Dit is met het oog op de fase van het veranderproces en de verschillen tussen de voormalige regiokorpsen bij aanvang van de vorming van de nationale politie geen onverwachte constatering.

Robuuste en multidisciplinaire basisteams

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel – zoals de inrichting van de Real Time Intelligence Centra (RTIC’s) en invoering van de gebiedsscan – zijn gehaald. De Inspectie merkt daarbij terecht op dat de inrichting en de werking van de RTIC’s niet overal hetzelfde is en dat een deel van de RTIC’s nog aan het begin van de ontwikkeling staat. Deze afwijkingen horen mijns inziens bij de fase waarin het veranderproces zich nu bevindt.

Meer operationeel leiderschap

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn grotendeels gehaald. De maandelijkse operationele briefing wordt succesvol uitgevoerd. In deze briefings wordt operationele informatie en casuïstiek uitgewisseld. Tevens is het een platform waarin de strategische leiding van het korps elkaar de maat neemt.

De lokale briefings worden overal gehouden. Deze worden echter nog niet altijd verzorgd door de leidinggevenden. De Inspectie merkt op dat daarvan soms bewust wordt afgeweken omdat het lokale team het van meerwaarde vindt als de personen die al jaren de briefings verzorgen, dit ook blijven doen. Daarnaast meldt de Inspectie dat debriefing nog maar in zeer beperkte mate plaatsvindt. Ik heb de korpschef gevraagd om te bekijken in hoeverre dit wenselijk dan wel onwenselijk is en hier, indien nodig, op bij te sturen.

Beter informatie gestuurd werken

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn grotendeels gehaald, waarbij er enkele overlappen met hierboven reeds beschreven mijlpalen zijn. De hierboven reeds beschreven RTIC’s staan symbool voor de wijze waarop binnen de nationale politie informatie gestuurd werken verbetert. Elke politieman of -vrouw op straat kan door de RTIC’S beschikken over real time operationele informatie. Zoals ik aangeef in de voortgangsrapportage van het AVP, die ik u apart heb doen toekomen, is er ook een significante toename van het aantal bevragingen van de BVI-IB, waardoor politiemedewerkers direct toegang hebben tot de gegevens die zij nodig hebben voor hun werk.

Betere aanpak high impact crime

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn grotendeels gehaald. De meeste mijlpalen en te realiseren randvoorwaarden voor dit operationele doel liggen echter in de toekomst. In mijn brief van 15 april jl. heb ik u hierover reeds geïnformeerd.

Een betrouwbare samenwerkingspartner zijn

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn gehaald. Zo zijn de zogenaamde aandachtsgebieden verdeeld over de leden van de korpsleiding en eenheidsleiding zodat landelijk georganiseerde samenwerkingspartners nu binnen het korps een aanspreekpunt hebben. Ook is binnen elke eenheid voor elke veiligheidsregio een lid van de eenheidsleiding aangewezen als aanspreekpunt.

De verdere realisatie van dit doel is niet zozeer afhankelijk van formele mijlpalen uit de planning als wel van cultuur. Samenwerking is geen keuze maar uitgangspunt. Dit operationele doel wordt derhalve niet vanzelf gehaald en kent een lange doorlooptijd. Ook zal in de komende tijd de samenwerking niet altijd optimaal verlopen. Dit is onontkoombaar bij een groot veranderproces als deze. Onderstaand zal ik hier in relatie tot het bestuur nog nader op ingaan.

Vermindering van administratieve lastendruk

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn behaald. Bij brief d.d. 6 mei 2013 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de prioritaire projecten in 2013 voor de aanpak van de administratieve lastendruk.5 Voor nieuwe wet- en regelgeving is het instrument impactanalyse beschikbaar. Dit instrument wordt toegepast om administratieve lasten en andere uitvoeringsconsequenties van nieuwe wet- en regelgeving in beeld te brengen.

De opmerkingen die de Inspectie bij dit onderwerp maakt, hebben mijn aandacht en ik zal daar in de jaarlijkse voortgangsrapportage aan uw Kamer over het programma «Minder regels, meer op straat» op terug komen.

Meer vakmanschap en grotere weerbaarheid van de medewerkers

Er waren voor het eerste deel van dit jaar geen beoogd afgeronde mijlpalen. De realisatie van de mijlpalen voor dit operationele doel is in volle gang. Zo volgen tot en met 2015 ruim 30.000 medewerkers de mentale kracht training. Een, zo kan ik uit eigen ervaring zeggen, zeer intensieve training die de agenten weerbaarder maakt voor de situaties die zij tijdens hun werk aantreffen. Op dit moment hebben circa 9.000 politiemensen deze training al gevolgd.

Een scherper sturingsconcept

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn grotendeels gehaald, waarbij enkele mijlpalen overlappen met hierboven reeds beschreven mijlpalen. Ook bij deze mijlpalen is op te merken dat de uitwerking ervan nog niet gelijk is binnen de verschillende eenheden. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld toepassing van nieuwe regels omtrent op- en afschalen en (de)briefing. Ik heb de korpschef gevraagd om te bekijken in hoeverre dit wenselijk, dan wel onwenselijk is en hier indien nodig op bij te sturen.

Meer eenduidige dienstverlening

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn grotendeels gehaald. Zo wordt reeds bij 96% van de aangiften van woninginbraken de stand van zaken binnen twee weken teruggemeld bij de aangevers. Het is mogelijk om in het hele land aangifte te doen, evenals dat het mogelijk is om op locatie aangifte te doen, van bijvoorbeeld woninginbraken. Ik heb u in een brief d.d. 9 juli 2013 specifiek geïnformeerd over de verbeteringen inzake het doen van aangifte.6 Ook de doelen met betrekking tot de reactietijden van de prio’s 1 en 2 zijn ruimschoots behaald.

De verbeteringen in de dienstverlening vragen zowel om structuur- als cultuurveranderingen, niet in de laatste plaats omdat werkwijzen in de voormalige korpsen sterk verschilden. De cultuurzijde van de veranderingen vraagt meer tijd dan de structuurwijzigingen. Zo duid ik ook de – mij bekende – signalen die de Inspectie heeft opgetekend. Een voorbeeld hiervan is de aanbeveling van de Inspectie om de reden waarom bepaalde resultaten gevraagd worden, beter te communiceren binnen het korps. Deze aanbeveling neemt de korpschef ter harte.

Integraal media beleid

De voor het eerste deel van dit jaar beoogde mijlpalen van dit operationele doel zijn grotendeels gehaald waardoor de politie voor iedereen herkenbaar is als één korps. Er is eenduidige communicatie, één huisstijl en er wordt actief gebruik gemaakt van sociale media. Verder is de website van de politie vernieuwd waardoor burgers de politie makkelijker kunnen bereiken en informatie kunnen uitwisselen. Ook is via de website alle relevante informatie, zoals lokaal politienieuws, contactgegevens van wijkagenten en bureaus, overzichtelijk toegankelijk.

3. Overige

Bestuur

Algemeen

Het bestuur staat achter de komst van de nationale politie en de doelen die ik daarmee wil bereiken. Ik heb hier met de regioburgemeesters en het OM goede afspraken over gemaakt.

Het Actieprogramma lokale besturing politie

Het nieuwe politiebestel biedt kansen om gezamenlijke veiligheidszorg te bieden en problemen in gemeente, basisteam, district of regionale eenheid samen aan te pakken. Of deze kansen realiteit worden, ligt voornamelijk aan de wijze waarop de spelers binnen het politiebestel hun rollen oppakken. Het vergroten van het bewustwordingsproces ten aanzien van de onderscheiden rollen en de bijbehorende bevoegdheden is hierbij van belang. Om meer bewustzijn te creëren en elkaars werelden beter te leren kennen, gaat het Actieprogramma lokale besturing politie onder meer trainingsprogramma’s voor lokale driehoeken (laten) organiseren. Daarnaast gaat het Actieprogramma een begeleidende rol spelen binnen het onderzoek van het Lectoraat Gebiedsgebonden Politie van de Politieacademie naar de positionering van de gebiedsgebonden politie in het nieuwe politiebestel.

Cultuurmonitor

Zoals ik eerder heb aangegeven maakt ook de gewenste cultuurverandering een wezenlijk onderdeel uit van de vorming van nationale politie. De Inspectie zal ook de gewenste cultuurverandering vanaf 2014 monitoren. Zij zal dit doen op basis van een door een onafhankelijke deskundige ontworpen instrument. Inmiddels is prof.dr. A.B. Hoogenboom aan de slag een dergelijk instrument te ontwikkelen. Dit instrument zal begin 2014 gereed zijn en toegepast worden door de Inspectie.

Wet en regelgeving

Evaluatie Politiewet 2012

Zoals met uw Kamer afgesproken en zoals opgenomen in artikel 74 van de Politiewet 2012 zal de Politiewet worden geëvalueerd. Ik hecht aan onafhankelijke uitvoering van deze evaluatie en heb daarom, mede gelet op de omvang van en de benodigde specifieke kennis voor deze taak, hiertoe een onafhankelijke commissie ingesteld: de commissie Evaluatie Politiewet 2012. De commissie heeft tot taak de doeltreffendheid en de effecten van de Politiewet 2012 in de praktijk te onderzoeken en daarover aan mij adviezen uit te brengen. Het eerste rapport en de eerste adviezen zal ik uiterlijk 1 oktober 2015 ontvangen. In dat rapport staan de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de regionale eenheid Oost-Nederland centraal. Ik zal voor 1 januari 2016 een verslag daarover zenden aan de Staten-Generaal. Het tweede en laatste rapport van de commissie – dat ik uiterlijk 1 oktober 2017 zal ontvangen – betreft de doeltreffendheid en de effecten van de Politiewet 2012 voor de gehele politie. Ik zal daarover voor 1 januari 2018 een verslag daarover zenden aan de Staten-Generaal. De leden van de commissie, die ik zeer erkentelijk ben dat zij deze opdracht op zich hebben genomen, zijn:

  • Prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan, tevens voorzitter

  • Mr. P.J. Gortzak

  • Prof. dr. P. ’t Hart

  • Drs. W.J. Kuijken

  • Prof. dr. F.L. Leeuw

  • Prof. dr. S. van Thiel

  • Generaal b.d. P.J.M. van Uhm

Commissie van toezicht op het beheer

De afgelopen periode zijn naar aanleiding van een opgestelde visie op en analyse van het toezichtsveld van de nationale politie de uitgangspunten voor de commissie van toezicht op het beheer politie verder uitgewerkt. De belangrijkste toegevoegde waarde van deze commissie is er vooral in gelegen dat zij mij in mijn beheersverantwoordelijkheid voor het beheer van de politie kan versterken door middel van haar externe, onafhankelijke en vooral integrale advisering aan mij op beheer- en bedrijfsvoeringsvraagstukken van de nationale politie. Gelet op het brede spectrum aan toezichthouders op de politie zal deze commissie haar werkzaamheden regelmatig afstemmen met andere toezichthouders, zoals de Inspectie alsook de Review Board voor het Aanvalsprogramma IV politie. Op dit moment is de werving voor de voorzitter en de overige leden van de commissie gestart. Naar verwachting zal de commissie van toezicht begin 2014 bij ministerieel besluit ingesteld worden.

Financiën

105 miljoen

In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher is met ingang van 2014 in een oplopende reeks vanaf 2017 structureel 105 miljoen per jaar extra opgenomen voor de politie om meer blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk te maken.

In 2014 wordt de eerste tranche van deze intensivering á 40 miljoen, voor dat jaar gedekt vanuit de begroting van Veiligheid en Justitie, aangewend voor het versterken van het fundament van de politie. Door in te zetten op het verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit – zaken slimmer en beter aanpakken – wordt de inzetbaarheid en productiviteit van de politie vergroot en stijgt de pakkans. Dit gebeurt uiteraard met oog voor de balans in de(strafrecht)keten, waar de politie onderdeel van uitmaakt. Concreet zal in 2014 de focus liggen op de volgende onderwerpen:

  • Van aangifte tot overdracht: versterken van de kwaliteit van het politieproces en -producten als basis van de strafrechtketen door te investeren in de intakemedewerkers en de (functionaliteiten van de) hulpofficieren van justitie (met het verbeteren van de output van de politie wordt de input van het OM verbeterd);

  • Centrale verwerking Flitsboetes: het efficiënter verwerken van flitsboetes en daarmee het overhevelen van een niet-kerntaak van de politie naar het CJIB waardoor er – bij gelijkblijvende operationele politiesterkte – meer blauw op straat komt;

  • Mobiel effectiever op straat (MEOS): het beter, meer en efficiënter gebruik maken van bestaande contactmomenten tussen politie en burger door de introductie van mobiel werken op straat. Binnen de bestaande operationele sterkte komt er door deze maatregel meer blauw meer op straat en wordt het toezicht op vreemdelingen aanzienlijk verbeterd;

  • Optimalisatie van het executieproces: door de politie administratief te ontlasten wordt de uitvoering van executie- en betekeningopdrachten in de keten efficiënter en effectiever. Hierdoor worden vonnissen vaker en sneller tot uitvoer gebracht en krijgt de politie meer ruimte voor de uitvoering van haar kerntaken. Door – op termijn – de centrale voorziening en «direct betalen» aan MEOS te koppelen krijgt de politie bij reguliere contactmomenten met de burger inzichtelijk of betreffende burger nog een openstaande straf heeft. Dit zal leiden tot het sneller (en mogelijk vaker) ten uitvoerleggen van straffen.

Daarnaast wordt in 2014 met voorbereidende werkzaamheden gestart om de aanpak van criminaliteitsverschijnselen zoals high impact crimes, jeugd (crimineel en overlastgevend) en ondermijnende criminaliteit (waaronder fraude en cybercrime) te versterken. Dit wordt gedaan door samen met partners barrières op te werpen die een criminele carrière moeilijker maken en minder doen lonen. In het kader van de integrale aanpak zal ingezet worden op het nemen van zowel preventieve als repressieve maatregelen. Daarnaast zal over de hele linie meer crimineel verkregen vermogen worden afgepakt.

De insteek bij de besteding van de intensivering in de jaren 2015 e.v. (tweede tranche) is dat deze middelen – wederom met oog voor de balans in de(strafrecht)keten – worden aangewend voor het versterken van de kwaliteit en de efficiëntie van de politie en voor de aanpak van voornoemde criminaliteitsverschijnselen. Er wordt aangesloten bij (het proces van) de totstandkoming van de nieuwe landelijke prioriteiten politie.

Financieel beheer

Op het terrein van financieel beheer is de politieorganisatie aan het toewerken naar de situatie zoals die in het inrichtingsplan nationale politie beschreven is. In deze transitiefase zijn processen nog niet volledig ingericht en geüniformeerd. Ook wordt nog gewerkt met een hulpstructuur om de financiële kolom binnen de politie adequaat te laten werken met inachtneming van het gegeven dat functies in afwachting van de personele reorganisatie deels tijdelijk worden ingevuld. Deze hulpstructuur steunt sterk op de financiële organisaties van de voormalige korpsen, waarbij er wel sprake is van een centrale aansturing. Er wordt nog gewerkt met 27 financiële (sub)administraties, waarvan de inrichting momenteel verder geüniformeerd wordt. In een tijdsbestek van twee jaar (realisatie eind 2014) wordt toegewerkt naar één financiële administratie. Het inmiddels gekantelde7 interne budgethouderschap en bijbehorende beheersing- en rapportageprocessen staan in de steigers en behoeven eveneens nadere uitwerking en vormgeving. Dat geldt ook voor de producten uit de planning- en controlcyclus waarmee de politie aan mij haar plannen voorlegt, de voortgang meldt en verantwoording aflegt, opdat ik invulling kan geven aan mijn politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de politie en opdat ik uw Kamer kan informeren. De treasuryfunctie is inmiddels centraal georganiseerd.

In de afgelopen maanden is een externe accountant voor de nationale politie aangetrokken. Op basis van de door de nationale politie opgestelde risicoanalyse is door de externe accountant het controleplan 2013 opgesteld. Een stelsel van verbijzonderde interne controle is ingericht waarop de externe accountant steunt en zijn oordeel mede op baseert. In deze periode wordt door de externe accountant onderzocht of de door de nationale politie uitgevoerde verbijzonderde interne controles ook voldoende zekerheid geeft. Daarnaast is de externe accountant reeds betrokken bij de opzet van de proefafsluiting. De bevindingen van de proefafsluiting worden als verbeterpunten meegenomen voor de jaarafsluiting 2013.

Ten behoeve van de inrichting en doorontwikkeling van het financieel beheer is door mijn Ministerie en de nationale politie gezamenlijk besloten een 0-meting te laten uitvoeren naar het financieel beheer. De aandachtspunten die de Algemene Rekenkamer en Auditdienstrijk eerder dit jaar hebben gesignaleerd worden daarin meegenomen. Naar verwachting zijn de uitkomsten van deze 0-meting rond de jaarwisseling bekend. Bij de verdere inrichting en opbouw van het financieel beheer van de nationale politie zullen ook de ervaringen en verbetermaatregelen in het kader van het Veiligheid en Justitie-brede verbeterplan financieel beheer worden betrokken.

Ik streef ernaar binnenkort de voorhangprocedure te starten voor de besluiten (algemene maatregelen van bestuur) beheer en financieel beheer. Uit het besluit financieel beheer volgt een controleprotocol en een treasurystatuut. Deze documenten zijn afgelopen periode in nauwe samenwerking tussen de nationale politie en mijn Ministerie tot stand gekomen, na afstemming met onder meer het Ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer. Dit zijn twee belangrijke mijlpalen voor de kaders waarbinnen het financieel beheer moet worden uitgevoerd. Een financial governance statuut is momenteel in ontwikkeling. Dit document beschrijft de belangrijkste governance elementen op het financiële vlak in de huidige fase en geeft een doorkijk naar de eindsituatie, met de weg daarnaartoe.

Zoals uw Kamer bekend is, is de openingsbalans voor de zomer 2013 opgesteld. Het stemt mij tevreden dat de Algemene Rekenkamer heeft geconcludeerd dat de openingsbalans ordentelijk tot stand is gekomen. Daarnaast heeft uw Kamer de ontwerp-begroting 2014, incl. meerjarenraming 2015–2018, van de nationale politie ontvangen. Deze begroting sluit, doch het vergt strakke sturing om binnen de kaders te blijven. De begroting nationale politie is een bijlage bij de begroting van Veiligheid en Justitie.

Sterkteontwikkeling politie 1e helft 2013

De operationele sterkte van de Nederlandse politie bedroeg op 30 juni 2013 51.921 fte’s. De niet-operationele sterkte bedroeg 12.041 fte’s. De totale sterkte van de politie komt daarmee op 63.962 fte.

In de eerste helft van 2013 is de:

  • Operationele sterkte toegenomen met 370 fte

  • Niet-operationele sterkte afgenomen met 185 fte

  • Totale sterkte toegenomen met 185 fte

Operationele sterkte

De operationele sterkte van de politie is in de eerste helft van 2013 met 370 fte toegenomen en gestegen naar 51.921 fte. De operationele sterkte ligt daarmee ruim boven de voor eind 2015 beoogde sterkte van 49.802 fte. De toename is te verklaren door een nog immer vertraagde (leeftijds)uitstroom die ruimschoots wordt gecompenseerd door de instroom van nieuwe aspiranten. Halverwege 2013 was de voor geheel 2013 geplande instroom van 800 aspiranten al bijna (765 fte) gerealiseerd. Het totaal aantal aspiranten is daardoor met 59 fte toegenomen tot 5.189 fte. In de 2e helft van 2013 zal daarom nog maar een zeer beperkt aantal aspiranten instromen.

Niet-operationele sterkte

In tegenstelling tot de operationele sterkte kent de ontwikkeling van de niet-operationele sterkte al jaren een dalende trend. In de eerste helft van 2013 is daarin geen verandering gekomen en is de niet-operationele sterkte van de Nationale Politie verder gedaald (met 152 fte) tot 10.485 fte. De sterkte van de Politieacademie is in de eerste helft van 2013 met 33 fte gedaald tot 1.556 fte. De totale niet-operationele sterkte van de politie komt daardoor uit op 12.041 fte.

4. Tot slot

Uw Kamer heeft mij bij brief van 17 oktober jl. gevraagd in de halfjaarlijkse voortgangsrapportages over de vorming van de nationale politie ook te rapporteren over onder meer de voortgang van het bAVP, de inbedding van de Politieacademie in de nationale politie en de arbeidstevredenheid en het ziekteverzuim. Aparte voortgangsrapportages over die onderwerpen kunnen dan achterwege blijven.

Ik deel uw voorstel om uw Kamer op gezette tijden tegelijkertijd over meerdere onderwerpen aangaande de politie te informeren. Het levert een integraal beeld op en het kan bovendien de overleggen over de politie tussen uw Kamer en mij als verantwoordelijk bewindspersoon voor politie stroomlijnen. Ik stel mij voor dat er – startende in 2014 – zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de planning- en control ritmiek van de rijksoverheid. Dat betekent dat uw Kamer ten behoeve van de derde woensdag in mei het jaarverslag van VenJ en het jaarverslag van de politie ontvangt. In het jaarverslag zou ik dan – conform uw verzoek om daar één keer per jaar over te informeren – de onderwerpen arbeidstevredenheid politiepersoneel, ziekteverzuim en de fitheid van het politiepersoneel kunnen meenemen. In het voorjaar kan ik aanvullend op het jaarverslag over het voorgaande jaar een integraal voortgangsbericht toezenden over de eerste maanden van het lopende jaar. Op Prinsjesdag ontvangt uw Kamer de begroting van VenJ met de begroting van de nationale politie als bijlage. Ter voorbereiding op de behandeling van deze begrotingen kan ik uw Kamer een tweede integrale voortgangsrapportage doen toekomen over het lopende jaar. Het vorenstaande laat onverlet dat het onder omstandigheden wenselijk kan zijn uw Kamer ook tussentijds te informeren.

Er is reeds veel gebeurd binnen de realisatie van de nationale politie. De eerste resultaten voor de burger zijn zichtbaar – de Inspectie wijst hier al op. Ik heb er het volste vertrouwen in dat deze lijn in de toekomst wordt voortgezet. Tegelijkertijd zal de politieorganisatie, om te kunnen bijdragen aan een veiliger Nederland, voortdurend alert en in ontwikkeling moeten blijven.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 346, hoofdstuk 5

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 346, bijlage

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

Kamerstuk 29 628 nr. 391

X Noot
6

Kamerstuk 29 628 nr. 404.

X Noot
7

Hiermee wordt de kanteling van de budgethouders in de 28 financiële administraties naar de 18 hoofdbudgethouders van de nationale politie (de 11 eenheidschefs en 7 stafdirecteuren) bedoeld.

Naar boven