29 628 Politie

Nr. 374 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2013

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 2012 op 27 november jl. (Handelingen II, 2012/13, nr. 27. Item 16, blz. 35, 41) heb ik een brief toegezegd aan uw Kamer naar aanleiding van enkele zorgen van uw lid Berndsen-Jansen over de klachtbehandeling bij de nationale politie en in het bijzonder over de benoeming van de leden van de onafhankelijke klachtencommissie en het belang van het advies van deze commissie in de klachtenprocedure. Ik onderschrijf het belang van onafhankelijkheid ten zeerste en om elke schijn weg te nemen van het tegendeel heb ik tijdens het debat reeds toegezegd de voorzitters persoonlijk te benoemen. Verder ben ik me ervan bewust dat u ten tijde van het debat nog niet op de hoogte was van de inhoud van de ministeriële regeling die per 1 januari 2013 in werking is getreden en waarin ik nadere regels heb opgenomen omtrent de onafhankelijkheid van de commissie. In deze brief zal ik de belangrijkste punten hieromtrent vermelden in de hoop hiermee een groot deel van uw zorgen weg te kunnen nemen.

1. De klachtbehandeling bij de nationale politie

De klachtbehandeling bij de politie is verankerd en geborgd in een pakket aan wettelijke regelingen. In hoofdzaak is de klachtbehandeling geregeld in (hoofdstuk 7 van) de Politiewet 2012 en in een ministeriële regeling waarin onder meer regels zijn opgenomen over de onafhankelijke positie van de klachtencommissie. Voorts is er een uitvoeringsregeling waarin het proces van de klachtbehandeling binnen de nationale politie wordt beschreven. Op de klachtbehandeling zijn bovendien van toepassing (hoofdstuk 9 van) de Algemene wet bestuursrecht en de Wet Nationale ombudsman.

Dit pakket aan regelgeving stelt regels over het interne klachtrecht bij de nationale politie. Dit wil zeggen dat de eenheid of dienst waar de politiemedewerker werkt over wiens gedraging wordt geklaagd in eerste instantie de klacht zelf in behandeling neemt. Zo kan de eenheid of dienst eventuele fouten tijdig onderkennen en zich inspannen om de vertrouwensrelatie met de burger te herstellen.

Als de interne klachtprocedure doorlopen is en de burger is niet tevreden, dan kan hij de externe klachtprocedure bij de Nationale ombudsman opstarten.

In de afgelopen jaren heeft de klachtbehandeling bij de overheid (ook bij de politie) een ontwikkeling doorgemaakt van een formele juridische/schriftelijke behandeling naar een voorkeur voor direct persoonlijk contact en bemiddeling tussen de klager en beklaagde, de zogenoemde informele behandeling.

De interne klachtbehandeling bij de politie geschiedt dan ook al verscheidende jaren in twee fasen. In de eerste fase wordt zo snel mogelijk persoonlijk contact gezocht met de klager. Dit kan telefonisch zijn, waarna een persoonlijk gesprek kan volgen met de klachtbehandelaar, bij voorkeur in bijzijn van de beklaagde. Indien overleg of bemiddeling heeft geleid tot tevredenheid van de klager, is de klachtbehandeling daarmee afgerond. Binnen de regionale eenheid bericht de districtschef, de chef van de regionale dienst of het hoofd operatieën de klager en betrokken medewerker schriftelijk over de afronding van de informele fase. Uit de praktijk blijkt dat het grootste deel van de klachten hierna afgehandeld is omdat de klager aangeeft tevreden te zijn. Een klein deel van de klachten wordt behandeld in de formele fase. De politiechef vraagt dan de onafhankelijke klachtencommissie de klacht te behandelen en hem te adviseren over de afhandeling van de klacht. Tevens vraagt hij advies aan de burgemeester en de hoofdofficier van justitie behorende bij de gemeente, dan wel het arrondissement, waar de gedraging waarover wordt geklaagd heeft plaatsgevonden. De politiechef leest de adviezen en beslist vervolgens over de afdoening.

De klager en de betrokken medewerker ontvangen de beslissing van de politiechef en de adviezen van de onafhankelijke klachtencommissie, de burgemeester en de hoofdofficier van Justitie. In de beslissing wordt vermeld of, en zo ja om welke reden, de beslissing afwijkt van de adviezen. De praktijk wijst uit dat de burgemeester en de hoofdofficier schaars gebruik maken van de uitnodiging om advies uit te brengen. Tevens blijkt dat de politiechef in bijna alle gevallen het advies van de onafhankelijke klachtencommissie volgt. In het geval dat de burger niet tevreden is over de genomen beslissing kan hij zich wenden tot de Nationale ombudsman waarna de externe klachtprocedure kan beginnen. In het debat verbond het lid Berndsen-Jansen de zinsnede «de slager die zijn eigen vlees keurt» met deze procedure van het interne klachtrecht. Met deze brief hoop ik te verduidelijken dat een belangrijk kenmerk van het intern klachtrecht is dat in eerste instantie de organisatie zelf, al dan niet daarin geadviseerd door onder meer de klachtencommissie, beslist over klachtafdoening en zodoende de verantwoordelijkheid kan nemen voor het herstellen van eventuele fouten en hiervan kan leren. In tweede instantie «keurt» de nationale ombudsman de klachtbehandeling van de politie.

2. De onafhankelijke klachtencommissie

In de Politiewet 2012 is in artikel 67a en artikel 68 lid 2 onder a bepaald dat de klachtencommissie bestaat uit onafhankelijke leden. In de ministeriële regeling ex artikel 68 lid 1 heb ik nadere bepalingen opgenomen om deze onafhankelijkheid te ondersteunen.

De leden van de klachtencommissie zijn onafhankelijk en functioneren zonder last of ruggespraak. De vaste voorzitter en zijn plaatsvervanger heb ik expliciet belast met de bewaking van de onafhankelijkheid van de commissie. Dit betekent bijvoorbeeld dat de voorzitter ervoor waakt dat geen lid van de commissie ter zitting de klager of beklaagde kent. De ambtelijk secretaris is geen lid van de commissie, neemt niet deel aan de besluitvorming en vervult geen rol bij het proces van de klachtbehandeling of klachtencoördinatie bij de politie.

Nieuwe leden van de klachtencommissie worden geworven door middel van een open sollicitatieprocedure. De zittende leden van de klachtencommissie en de politiechef bepalen gezamenlijk het functieprofiel en verzorgen de selectie. Iedere burger met relevante competenties zoals omschreven in artikel 3 lid 2 van de ministeriële regeling kan in aanmerking komen. De noodzakelijke kennis van het politiewerk in de commissie kan worden ingebracht door een voormalig politieambtenaar, die werkzaam is geweest in een andere eenheid. De leden van de commissie worden benoemd door de korpschef, met uitzondering van de voorzitters die conform het verzoek van uw Kamer, door mij zullen worden benoemd.

De klachtencommissie kan de korpschef of de politiechef (on)gevraagd advies geven over alle aspecten van de klachtbehandeling binnen de regionale of landelijke eenheid. Dit kan dus betrekking hebben op individuele klachten maar ook op het proces van de klachtbehandeling of eventuele structurele tekortkomingen in het functioneren van de politie.

De ministeriële regeling en de uitvoeringsregeling waarin voornoemde punten zijn vastgelegd zijn op 1 januari 2013 in werking getreden. Eind vorig jaar is het proces reeds in gang gezet om te werken conform deze (deels nieuwe) regels. Op het punt van de benoeming van de voorzitter van de commissie zal deze regeling nog worden aangepast.

Mede gezien de regels in de Politiewet 2012 zelf en in de Awb acht ik een nadere uitwerking in een AMvB niet nodig.

3. Conclusies

De klachtbehandeling bij de nationale politie is goed ingebed in wet-en regelgeving. Verantwoordelijkheden zijn helder en het proces vindt in alle eenheden en diensten van de politie op gelijke wijze plaats. De onafhankelijke klachtencommissie heeft een duidelijke positie als onafhankelijk adviseur in de formele fase van de interne klachtbehandeling.

In de praktijk speelt het advies van de klachtencommissie een serieuze rol in de afdoening van een klacht in die zin dat het onafhankelijke advies bijna altijd wordt opgevolgd. Uiteindelijk blijft de politieorganisatie verantwoordelijk voor de behandeling van de klacht, overeenkomstig de bedoeling van het klachtrecht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Al met al is de klachtbehandeling – incluis de onafhankelijkheid van de klachtencommissie – goed geborgd.

Nog voor de zomer zal ik de ministeriële regeling op het punt van het benoemen van de voorzitters aanpassen. Verder zeg ik toe de klachtbehandeling nadrukkelijk onderdeel te laten uitmaken van de evaluatie van de Politiewet 2012.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven