29 628 Politie

Nr. 370 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2013

Hierbij bied ik u aan het onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie naar de kwaliteit van het onderwijs op de locatie Rotterdam van de Politieacademie1. Dit onderzoek is het vervolg op een eerder kwaliteitsonderzoek van de Inspectie uit 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 628, nr. 265). Het huidige onderzoek richt zich op de vraag of de locatie erin geslaagd is om de knelpunten op te lossen die waren gebleken uit het eerdere Inspectieonderzoek.

De Inspectie heeft geconstateerd dat er op een groot aantal knelpunten onvoldoende verbeteringen zijn gerealiseerd. Een aantal daarvan noem ik hier.

De Inspectie heeft geconstateerd dat het op de kwaliteitszorg ontbreekt aan het geven van uitvoering aan, en sturing en monitoren op eerder voorgenomen actiepunten ter verbetering van de knelpunten. Doelstellingen ten aanzien van bijvoorbeeld roosterplanning, de praktijkstages van docenten en toetsing op de kwaliteit van de begeleiding van het leerproces van de student worden niet gehaald. Het studentenvolgsysteem en de studie- en rendementsgegevens zijn niet op orde. Op punten, zoals de selectie en de inbreng van studenten op de kwaliteit van het onderwijs, is er weliswaar vooruitgang, maar vele knelpunten blijven bestaan. De Politieacademie is met ingang van 1 januari 2012 gestart met het nieuwe politieonderwijs. De effecten hiervan heeft de Inspectie vanwege de recente start slechts deels kunnen meten. De evaluatie van het nieuwe curriculum wordt binnen enkele weken afgerond.

In het geheel genomen zijn de conclusies van de Inspectie fors. Het rapport maakt duidelijk dat de Politieacademie onvoldoende bij machte is om eerder gesignaleerde knelpunten binnen een redelijke termijn tot een oplossing te brengen. Voor de korte termijn heeft het College van Bestuur van de Politieacademie ingegrepen op de locatie Rotterdam door een operationeel manager aan te wijzen, die zich richt op de acute problematiek rond planning, roostering en de snelle aanpak van veelvoorkomende klachten. Hierover heb ik u in het AO van 24 januari jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 368) geïnformeerd. Het College van Bestuur ontvangt van deze manager wekelijks een rapportage over de aanpak van de acute problemen en actuele informatie over bijvoorbeeld lesuitval. Omdat deze problematiek mogelijk niet alleen op de locatie Rotterdam speelt, is deze interventie uitgebreid naar alle locaties van de School voor Politiekunde. Zo wordt per 1 januari per locatie de mate en aard van lesuitval geregistreerd om beter inzicht te krijgen in de klachten en gepaste maatregelen te kunnen treffen. Ook is er in het «Verbeterplan» dat de Politieacademie najaar 2012 heeft opgesteld naar aanleiding van het INK-visitatierapport, een apart hoofdstuk toegevoegd met specifieke maatregelen gericht op de gebreken in de onderwijsorganisatie.

Gelet op het geheel van de problematiek wil ik de oplossing van de specifieke knelpunten zoals deze in het Inspectierapport worden benoemd, onderdeel maken van een bredere, fundamentele aanpak voor de Politieacademie.

In mijn brief aan uw Kamer van 23 januari jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 356) heb ik u geïnformeerd over mijn adviesopdracht aan de heer Wallage ten aanzien van de positionering van de Politieacademie in het politiebestel, en over de adviesopdracht van de Raad van Toezicht van de Politieacademie aan de heer Vogelzang over de te varen koers en veranderstrategie van de Politieacademie. Ik heb u aangekondigd dat deze onderzoeken in maart zullen worden afgerond. In april zal ik een integrale beleidsreactie aan u zenden over de positionering en toekomst van de Politieacademie, aansturing van de taakuitvoering van de Politieacademie, en over het traject van wetswijziging dat daaruit voortvloeit.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven