29 628 Politie

Nr. 276 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2011

Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van uw Kamer, gedaan naar aanleiding van het debat over de regeling van de werkzaamheden van de Vaste Commissie Veiligheid en Justitie op 11 oktober 2011, om een reactie te geven op het rapport «Veilig Politiewerk», dat ik als bijlage met deze brief meezend.1

Een gelekt concept van dit rapport was op 10 oktober 2011 in het televisieprogramma Nieuwsuur het onderwerp van een reportage. Deze uitzending resulteerde in berichtgeving dat een kwart van de agenten niet ingrijpt bij geweld. De conclusie van het onderzoek is echter niet dat een kwart van de executieven in de basispolitie niet optreedt bij geweld. Maar wel dat een kwart zegt dat ze er wel eens van af ziet om op te treden in risicovolle omstandigheden, terwijl dat wel zou moeten.

Het beeld dat zich op basis van het rapport Veilig Politiewerk voor mij ontvouwt is dat de politie veelvuldig doortastend optreedt, maar dat dit de organisatie en de individuele agenten wel steeds meer inspanning kost.

Het rapport «Veilig Politiewerk» is de rapportage over een empirisch onderzoek, dat in opdracht van het programma Veilige Publieke Taak, de Raad van Korpschefs en de politievakbonden is uitgevoerd onder een representatieve groep agenten in de basispolitiezorg. Zij zijn bevraagd over hun opvattingen over veilig politiewerk met daarbij specifiek aandacht voor geweldgebruik.

Conclusies van het onderzoek

De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat de basis van het politiewerk in de beleving van agenten uit balans is, waarmee agenten geen veilige werksituatie ervaren en naar hun gevoel onvoldoende in staat zijn om gepast en effectief geweld te gebruiken. Deze «operationele onbalans» uit zich op vier fronten:

Standaarden en opleidingen

Ruim een derde van de bevraagde agenten geeft aan de training op geweldtoepassing onvoldoende te vinden. Een zeer ruime meerderheid vindt de geboden beroepsvaardigheidstraining onvoldoende om de vaardigheden op peil te houden. In het onderwijs en de trainingen zien de agenten graag de koppeling sociaal-fysiek, en aandacht voor de fysiek-mentale vorming om voldoende «straatwijs» te zijn.

Teamwerk

Politiewerk is teamwerk. De operationele onbalans wordt kwantitatief en kwalitatief ervaren: als er te weinig agenten of te weinig agenten met erkende kwaliteiten zijn ingeroosterd in relatie tot de aard van de problematiek. De onbalans wordt versterkt als agenten en publiek elkaar minder goed of helemaal niet kennen indien noodhulp wordt verleend of surveillance wordt ingezet. De politie kan dan minder rekenen op de steun van het publiek.

Een gevaarlijk en ondermijnend fenomeen tot slot, is het zogenoemde «koppen tellen». De drempels voor geweldpleging tegen de politie zijn op bepaalde momenten en bij bepaalde groepen en personen zo laag dat de macht van het getal zich laat gelden. «Uitdagers» tellen het aantal agenten en schatten de tijd die is gemoeid voor het inroepen van ondersteuning. Als de situatie «gunstig» voor hen is, verzetten ze zich eerder verbaal en fysiek tegen het politieoptreden. Vooral buiten de Randstand of bij een slechte inroostering van het personeel laat dit probleem zich nadrukkelijk gelden.

Sturing en steun

De onderzoekers concluderen dat er een gebrek aan vertrouwen is in de collega’s met wie men op pad moet. Er is geen teamgeest en mensen weten veelal niet wat ze aan elkaar hebben. Als oorzaak worden de individuele roosters op basis van individuele roosterwensen genoemd, die het handhaven van vaste teams die elkaar goed kennen en elkaar vertrouwen onmogelijk maken.

Daarnaast vinden veel uitvoerende agenten dat politiechefs incidentafhandeling en geweldgebruik onvoldoende waarderen en dat bij selectie, beoordeling en loopbaanbeleid de nadruk te vaak eenzijdig wordt gelegd op sociale vaardigheden en representativiteit. Ze vinden in dit verband ook dat er te weinig aandacht is voor agenten die onvoldoende in staat zijn geweld te gebruiken en daarom te terughoudend zijn bij risicovolle situaties.

Nasleep

De laatste belangrijke conclusie is, dat agenten te weinig aandacht ervaren voor personen die geweld gebruiken tegen de politie of die valse aangifte doen tegen agenten vanwege geweldgebruik. Politiemensen vinden dan ook dat de verhouding tussen straffen zoek is. Het opsteken van een middelvinger en een belediging uiten naar een agent levert een vier keer hogere boete op dan het slaan van een agent. Tot slot wordt de lange duur van interne onderzoeken naar geweldgebruik genoemd. Agenten begrijpen dat ze verantwoording af te leggen hebben over geweldgebruik, maar dat het onderzoek door de rijksrecherche in de regel tamelijk lang duurt wordt niet begrepen en dat maakt politiemensen onzeker.

Aanbevelingen

De onderzoekers doen op basis van hun onderzoeksresultaten enkele aanbevelingen, waarvan ik hier de belangrijkste noem:

  • Voer moderne varianten in van het zogenoemde ploegensysteem en richt de inroostering van personeel beter op behoeften van de werkvloer en houdt meer rekening te houden met de werkdruk op straat;

  • Ontwerp een politie-uniform dat praktisch is en meer dan het huidige uitstraalt dat politiewerk niet alleen stoelt op sociale kwaliteiten, maar ook op het vermogen om zo nodig gepast geweld te gebruiken;

  • Breidt de training van agenten om goed om te kunnen gaan met geweld substantieel uit. Het dient te gaan om mentale, fysieke en morele vorming, maar ook om beroepsvaardigheden, inclusief de RTGP en de zogenoemde amokprocedure;

  • Stel bij de initiële opleiding hogere fysiek-mentale eisen;

  • Organiseer bijeenkomsten waar politiebazen en executieven discussiëren over geweldstoepassing. Bespreek welke normen er gelden bij geweldgebruik en hoe effectief gestalte kan worden gegeven aan effectief en gepast politiegeweld;

  • Informeer politiemensen zorgvuldig over de gang van zaken bij klachten en interne onderzoeken, met name over de doorlooptijd en over de status van het onderzoek (disciplinair of strafrechtelijk) en over de feitelijke patronen in recht en beleid over de wijze van optreden van het Openbaar Ministerie en de Rechtelijke Macht tegen personen die geweld tegen de politie hebben gebruikt.

Beleidsreactie

De conclusies van het rapport «Veilig Politiewerk» bevestigen de noodzaak van het voortvarend ten uitvoer brengen het programma- en actieplan versterking professionele weerbaarheid waarover ik uw Kamer op 27 juni 2011 heb bericht (TK 29 628 nr. 262).

Het is niet goed dat de balans tussen sociale vaardigheid en geweldsvaardigheid teveel veel richting sociale vaardigheid is verschoven. Sommige situaties vragen om een gepaste geweldstoepassing. Het Kabinet staat voor een robuuste aanpak van problemen door de politie, waarbij de waardevolle elementen van het de-escalerend optreden waar mogelijk in acht worden genomen. Daarom moet iedere agent het hele arsenaal aan maatregelen om incidenten aan te pakken beheersen, en de kennis en het vertrouwen hebben om altijd het juiste middel in te zetten. Hij of zij moet zich hierbij gesteund weten door het team waarin hij werkt, door zijn direct leidinggevende en door de organisatie.

De basis op orde

Ik ben in de uitvoering van het actieprogramma versterking professionele weerbaarheid al volop bezig om de basis van het politiewerk beter op orde te krijgen en de operationele balans te herstellen. Het actieprogramma weerbaarheid richt zich daarom onder andere op het versterken van het vakmanschap op individuele alsook op groepsbasis. Het programma zal zich richten op het ontwikkelen en aanbieden van basistrainingen en aanvullende trainingen die samenhang brengen in het huidige trainingsprogramma en de amok-training, het optreden in groepsverband, de training invoering nieuw politiepistool, de training mentale/morele kracht en kennis van GTPA (protocol Geweld Tegen Politie Ambtenaren). De trainingen bevatten onderdelen gericht op horecaoptreden en evenementen, de aanpak van jeugdproblematiek en het optreden bij (noodhulp)incidenten. De huidige opleidingsonderdelen die gericht zijn op weerbaarheid, zullen beter met elkaar in samenhang gebracht worden. Enkele van deze (aanvullingen op) trainingen zijn momenteel in ontwikkeling en anderen zullen meegenomen worden in de herijking van de beroepsprofielen.

Voldoende politie op de juiste momenten

Een van de conclusies van het onderzoek is, dat de politie is er onvoldoende op de uren dat ze wel moet zijn en soms teveel op de uren dat het niet nodig is. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de individualisering van de arbeidstijden. Een ander gevolg hiervan is dat het principe van werken in vaste teams ondergraven is. Dit is funest, aangezien politiewerk teamwerk is. Voor de veiligheid en het welzijn van agenten moet dat anders. Het onderzoek onderstreept de noodzaak om hier iets aan te doen. Ik zal dit onderwerp in de komende CAO-onderhandelingen ook aan de orde stellen. In het gesprek met de politievakbonden zal ik ook het thema «uitrusting, kleding, bewapening» agenderen. Ik wil met de politievakbonden gezamenlijk zoeken naar een uitrusting die ten dienste staat van het welzijn, de veiligheid en de uitstraling van gezag van politieambtenaren.

Investeren in leiderschap

Uit het onderzoek blijkt, dat veel agenten een gebrek aan vertrouwen in de leiding ervaren. Goed leiderschap is een voorwaarde voor een effectieve politie. Leiderschap op basis van vertrouwen in de medewerkers, is een van de prioriteiten binnen het aanvalsplan Bureaucratie. Dit is niet alleen een speerpunt voor de nationale politie, ik heb ook aan de Politieacademie opdracht gegeven in de opleidingen voor leidinggevenden (operationeel, tactisch en strategisch) expliciet aandacht te besteden aan het vraagstuk dat nu voorligt en veel van doen heeft met de weerbaarheid van onze agenten. Ik zal de activiteiten hierin dan ook volgen en monitoren middels mijn opdrachtgeverschap voor het actieprogramma versterking weerbaarheid.

Geweld tegen de politie

Agenten geven in het onderzoek te kennen dat zij vinden dat plegers van geweld tegen de politie niet goed worden aangepakt. Er wordt al geruime tijd gewerkt aan het terugdringen van geweld tegen overheidsdienaren. Op 4 februari 2010 is de Uitvoeringsregeling «Geweld tegen politieambtenaren» van kracht geworden. Dit heeft tot gevolg gehad dat elk korps op korpsleidingniveau een verantwoordelijke heeft voor dit dossier en een coördinator voor de afhandeling van schade. Daarnaast is in deze uitvoeringsregeling ruim aandacht besteed aan de nazorg voor de politiemedewerker.

Agenten vinden, dat de verhouding tussen straffen is zoekgeraakt. Hierover merk ik op, dat het strafrechtelijke proces de afgelopen jaren door de hogere strafeis, (super)snelrecht en vooral het arrest van de Hoge Raad een positieve impuls heeft gekregen. De civielrechtelijke gevolgen van agressie en geweldsincidenten heeft de politie goed in het oog. Door de Arbeidsinspectie wordt komende tijd opnieuw bekeken of de korpsen de aanbevelingen van twee jaar terug hebben opgevolgd.

Ik wacht de rapportage van de Arbeidsinspectie af alvorens ik overga tot het eventueel treffen van verdere maatregelen. Ik kan mij voorstellen, dat het bovenstaande niet bij iedere agent bekend is, zal ik er bij de korpsen in de tussentijd wel op aandringen om de uitvoeringsregeling goed toe te passen en hierover ook helder te communiceren met het personeel.

Ik heb er vertrouwen in dat ik met het bovenstaande pakket van maatregelen zal bereiken dat onze politiemensen goed voorbereid en met zelfvertrouwen hun moeilijke, maar belangrijke taak op een goede manier kunnen uitvoeren.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven