29 628 Politie

Nr. 275 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2011

De invoering van de dierenpolitie heeft een nieuwe fase bereikt: de eersten van 500 medewerkers dierenpolitie gaan binnenkort aan de slag. Er zijn convenanten dierenhandhaving en dierenhulpverlening afgesloten en het meldnummer «144, red een dier» wordt op 15 november 2011 voor het publiek geopend. In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatsecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, over deze ontwikkelingen. Tevens werk ik de uitgangspunten in onze brief van 28 april 2011 (kamerstuk 29 628, nr. 257) aan uw Kamer over de dierenpolitie uit en doe ik mijn toezeggingen over de dierenpolitie uit het algemeen overleg politie van 16 juni 2011 gestand (kamerstuk 29 628, nr. 266).

De invoering van de dierenpolitie betekent een forse intensivering van het werk van de politie rond dierenhandhaving en dierenhulpverlening. Niet alle effecten van de komst van de dierenpolitie zijn te overzien en niet alle risico’s zijn (daardoor) te «managen». Daarom is gekozen voor een groeimodel: stapsgewijs wordt de capaciteit van dierenpolitie uitgebreid en pas als 144 goed op stoom is, wordt een landelijke publiciteitscampagne gevoerd. Dat gebeurt niet in de verwachting dat deze geleidelijke weg zonder horten of stoten zal verlopen, maar in de verwachting dat deze weg uiteindelijk het beste resultaat zal bieden.

Uitwerking uitgangspunten

In onze brief van 28 april 2011 (kamerstuk 29 628, nr. 257) informeerden de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en ik uw Kamer over de uitgangspunten die voor de introductie van de dierenpolitie werden gehanteerd. Na overleg met diverse partijen waaronder het korpsbeheerdersberaad en de raad van korpschefs heb ik deze uitgangspunten uitgewerkt tot de onderstaande:

  • 1. de dierenpolitie bestaat uit 100% vrijgestelde functionarissen,

  • 2. de dierenpolitie voert haar taken uit conform de convenanten samenwerking dierenhandhaving en dierenhulpverlening (zie hierna),

  • 3. de dierenpolitie wordt geworven op basis van vrijwilligheid,

  • 4. de 500 medewerkers dierenpolitie worden territoriaal verdeeld en ingebed in de basispolitiezorg.

Bij deze uitgangspunten wil ik het volgende opmerken:

Ad 1. De dierenpolitie is werkzaam binnen de algemene politietaak van artikel 2 Politiewet 1993 en beschikt over reguliere (politie)bevoegdheden. Als de dierenpolitie tijdens de vervulling van zijn werkzaamheden een ernstig strafbaar feit constateert, waartegen optreden geen uitstel kan dulden, dan kan uiteraard worden opgetreden.

Ad 3. In aanvang is ervoor gekozen om hondengeleiders op basis van vrijwilligheid te werven en op te leiden. De keuze voor deze doelgroep was gelegen in het feit dat hondengeleiders al basiskennis hadden met betrekking tot dieren en dierenverzorging. Hondengeleiders voeren deze taak dikwijls als taakaccent uit (dat wil zeggen: naast andere werkzaamheden). Een combinatie met de dierenpolitie die bestaat uit 100% vrijgestelde functionarissen, is derhalve niet (meer) mogelijk.

De hondengeleiders die de opleiding dierenpolitie hebben afgerond mogen kiezen: of zij blijven hun huidige functie uitoefenen of zij kiezen voor 100% vrijstelling ten behoeve van de dierenpolitie. Om mogelijke uitval op te vangen, heb ik de Politieacademie gevraagd extra opleidingen te organiseren. Op 11 oktober, 24 oktober, 3 november en 14 november starten deze opleidingen. Zo zijn er, ondanks mogelijke uitval, eind 2011 tenminste 125 medewerkers van de dierenpolitie. Met ingang van oktober vindt de opleiding (zie hierna) plaats volgens het uitgangspunt 100% vrijgestelde functionarissen.

Ad 4. De territoriale verdeling houdt in dat de dierenpolitie evenredig over alle korpsen wordt verdeeld. De korpsen zijn geïnformeerd over de exacte aantallen die zij jaarlijks mogen werven en opleiden om eind 2014 gezamenlijk tot 500 medewerkers dierenpolitie te komen. Met de komst van de nationale politie zullen de evenredig verdeelde 500 medewerkers dierenpolitie van de regionale korpsen worden opgeteld op het niveau van de territoriale eenheden. Meer in het algemeen heb ik de kwartiermaker nationale politie gevraagd bovenstaande uitgangspunten bij zijn voorstellen voor de inrichting van de nationale politie te betrekken.

Opleiding

In mei 2011 is de Politieacademie gestart met de opleiding «opsporing en handhaving in het kader van dierenwelzijn». De eerste deelnemers hebben deze opleiding onlangs afgerond. In het eindstadium van de opleiding, is een evaluatie uitgevoerd onder zowel studenten als docenten. Deze evaluatie resulteerde in een drietal aanbevelingen, namelijk:

  • verbeter de onderdelen «dierenverzorging» en «afhandeling» in het curriculum,

  • versterk de relevantie voor de praktijk door meer praktijkvoorbeelden te gebruiken,

  • stem de verschillende onderdelen en bijdragen van gastdocenten in het curriculum nauwkeuriger op elkaar af.

Deze aanbevelingen heeft de Politieacademie integraal overgenomen. Inmiddels is het curriculum conform de aanbevelingen aangepast. Tevens is door de Politieacademie een opleiding «medewerker 144» ontwikkeld, die op dit moment wordt gevolgd door de eerste medewerkers van 144. Ook deze opleiding laat ik aan het eind van de opleiding van de eerste studenten evalueren.

Naast bovenstaand onderwijsaanbod ontwikkelt de Politieacademie een e-learning module. Deze module kan op termijn worden gebruikt als leermiddel binnen het initiële politieonderwijs.

Convenant samenwerking dierenhandhaving

Het convenant samenwerking dierenhandhaving beschrijft (de veranderingen) in het handhavingslandschap met de komst van de dierenpolitie en de verantwoordelijkheden tussen de verschillende organisaties op dat terrein. Het convenant bevat niet alleen generieke (keten)taakafspraken maar ook specifieke taakafspraken per partij. Bij het convenant zijn de belangrijkste organisaties die handhavingstaken rond dieren verrichten betrokken, namelijk de politie, de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA), het OM en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID).

Het convenant is als bijlage bij deze brief gevoegd.*)

Verzwaring strafvorderingsbeleid

In de brief van 28 april werd uw Kamer gemeld dat werd onderzocht of zwaardere strafeisen voor dierenmishandeling binnen het bestaande strafvorderingsbeleid zouden kunnen worden gehanteerd dan wel of tot aanpassing van het strafvorderingsbeleid zou moeten worden overgegaan, conform het dictum van de motie Graus/Helder van 7 december 2010. Er is een analyse gemaakt van het strafvorderingsbeleid en de opgelegde straffen in de afgelopen jaren. Daarnaast zijn in drie burgerfora en via een internetenquête vragen gesteld over de bestraffing van dierenmishandeling. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de strafeis dient te worden verzwaard. Dit is gedaan door aan het zogenaamde basisdelict dierenmishandeling een factor toe te voegen die rekening houdt met het letsel of de dood van het dier. Ook is een factor reclasseringsrapportage toegevoegd, waarbij omstandigheden worden genoemd die dienen te leiden tot het aanvragen van een reclasseringsrapport, zoals bijvoorbeeld grote maatschappelijke verontwaardiging of sadistische inslag. Het verzwaarde strafvorderingsbeleid is met ingang van 1 oktober 2011 in werking getreden.

Convenant dierenhulpverlening

Het convenant dierenhulpverlening is gericht op een verbetering en professionalisering van dierenhulpverlening, om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van die hulpverlening achter het meldnummer 144. Gelet op de (te lage) organisatiegraad en de (te geringe) landelijke dekking van dierenhulpverlening en het niet-publiekrechtelijke karakter van dierenhulpverleningsorganisaties, is het op dit moment onvoldoende mogelijk om tot een dergelijk netwerk te komen. Partijen committeren zich in dit convenant om op korte termijn tot een dergelijke netwerk te komen.

Bij het convenant zijn de belangrijkste organisaties rond dierenhulpverlening betrokken, namelijk de politie, de Dierenbescherming, de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Federatie Dierenambulances Nederland en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.

Het convenant is als bijlage bij deze brief gevoegd.1

«144, red een dier»

Het meldnummer «144, red een dier» is ondergebracht bij het KLPD als onderdeel van een expertisecentrum (zie hierna). Het meldnummer maakt door een gedegen uitvraag een schifting in de meldingen rond dierenhandhaving en dierenhulpverlening en zet deze meldingen – indien van toepassing – door naar de partners in de handhaving of hulpverlening conform een vaststaand protocol. Een melding met strafrechtelijke elementen wordt zo bijvoorbeeld doorgezet naar de regionale politiekorpsen, terwijl een melding over hulpverlening wordt doorgezet naar een dierenambulance.

Het meldnummer 144 wordt op 15 november opengesteld voor het publiek. Bestaande meldnummers rond dierhandhaving en dierhulpverlening, zoals bijvoorbeeld het meldnummer van de Dierenbescherming, worden dan doorgeleid naar 144.

De medewerkers van het meldnummer 144 zijn reeds op 3 oktober aan de slag gegaan. De periode tussen 3 oktober en openstelling voor het publiek benutten zij door aan de hand van casuïstiek en training door dierexperts zoveel mogelijk kennis en routine te ontwikkelen. Hoewel met opleiding (zie hiervoor), casuïstiekoefening en experttraining een zo goed mogelijke basis voor een adequaat functioneren van het meldnummer 144 wordt gelegd, bestaat er geen finaal zicht op de hoeveelheid meldingen die het meldnummer 144 mag verwachten, noch op de complexiteit daarvan. Er wordt daarom robuust met 144 gestart. Na een korte periode wordt bezien of deze overcapaciteit kan worden afgeschaald.

Begin 2012 zal een landelijke publiekscampagne voor het meldnummer 144 worden gevoerd.

Zicht op resultaten

Binnen het KLPD wordt een expertisecentrum ingericht. Dit expertisecentrum heeft als doel de actiekracht van de dierenpolitie te vergroten en krijgt in ieder geval tot taak:

  • a. Het zijn van een professionele frontoffice voor 144,

  • b. het bieden van directe ondersteuning aan de dierenpolitie op straat, het opbouwen van politiële expertise op het terrein van dierenmishandeling en -verwaarlozing en het toegankelijk maken van deze expertise.

  • c. Het (laten) uitvoeren van onderzoek naar het verband tussen dierenmishandeling en -verwaarlozing en daaraan mogelijk gelieerde strafbare feiten zoals partnermishandeling en kindermishandeling,

  • d. Het in overleg met de handhavingspartners (laten) uitvoeren van onderzoek naar internationale verbanden op het terrein van de illegale dierenhandel en dierenmishandeling.

Het expertisecentrum zal om deze taken uit te kunnen voeren zicht houden op zowel de intake van 144 (aantal meldingen, aard van de melding, verdeling over ketenpartners, etc) als de afhandeling van de melding, waarover door de ketenpartners zal worden teruggemeld (bijvoorbeeld proces verbaal opgemaakt, bestuurlijke opslag, etc). Zo ontstaat goed zicht op de resultaten van de dierenpolitie.

De dierenpolitie is een van de landelijke prioriteiten voor de politie, waarover ik uw Kamer bij brief van 2 mei 2011 informeerde. Het is gebruikelijk dat uw Kamer jaarlijks over de voortgang op deze landelijke prioriteiten wordt geïnformeerd via het jaarverslag Politie. Elk jaar zullen de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en ik uw Kamer derhalve informeren over de opbouw en resultaten van de dierenpolitie en over de samenwerking met de convenantspartijen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven