29 628 Politie

Nr. 236 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2011

De Tweede Kamer heeft op 8 februari 2011 om een brief verzocht over het bericht in de Telegraaf «Toch nog bonnenquotum» waarin melding wordt gemaakt dat het korps IJsselland agenten nog steeds af zou rekenen op het aantal bonnen dat ze uitschrijven.

Ik heb de korpsbeheerder van het regiokorps IJsselland om opheldering gevraagd over deze berichtgeving. Uit de schriftelijke reactie van de korpsbeheerder blijkt dat mijn brief van 4 november 2010 over het afschaffen van de bonnenquota besproken is in het Regionaal College en dat het beleid is onderschreven. Tevens is er intern in het korps – onder andere naar alle teamchefs – gecommuniceerd dat er geen quota meer gehanteerd worden voor individuele medewerkers.

Naar aanleiding van het Telegraaf-artikel is gebleken dat de interne communicatie nog onvoldoende duidelijk was. Daarom heeft de korpsleiding op 10 februari 2011 de aanpak nogmaals verduidelijkt via een bericht op het intranet van het korps IJsselland. De kern van dit bericht is dat eventueel gemaakte oude afspraken over bonnenquota op individueel niveau niet meer van toepassing zijn.

Zoals ik in mijn brief van 18 januari jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 234) schreef accepteer ik niet dat de quota via een trucje op een andere manier weer terugkomen. Dit betekent dat agenten niet met vooraf vastgestelde quota de straat op gestuurd worden maar óók dat zij achteraf niet getoetst worden op het aantal processen verbaal dat zij geschreven hebben.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven