29 628 Politie

Nr. 234 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2011

Vanaf vandaag is het echt afgelopen met de bonnenquota. Ik wil dat hier geen misverstand over bestaat en accepteer dan ook «geen oprispingen» meer. Een agent moet soms een bekeuring uitdelen, maar de bonnenquota zijn afgeschaft en mogen ook niet via een trucje op een andere manier weer terugkomen. Ik kan niet uitsluiten dat oprispingen nog boven zullen komen, maar deze kunnen rekenen op een straffe aanpak.

Met de korpsbeheerders heb ik afgesproken dat aan deze praktijk een einde komt. Ik heb de Tweede Kamer daar eerder ook over bericht. Een en ander betekent ook dat de korpschefs uitvoering dienen te geven aan deze afspraak in hun eigen korps. De berichten wijzen erop dat dit nog steeds niet overal lijkt te zijn gebeurd. Dit is voor mij onacceptabel.

Ik stel echter ook vast dat de korpschefs volmondig onderschrijven dat hieraan uitvoering moet worden gegeven. Er is dus mijns inziens geen sprake van onwil.

De aanpak van de beëindiging van de quota vergt per korps kort en goed een aantal acties. Elk korps maakt in de eigen organisatie breed bekend dat de praktijk van quota feitelijk is gestopt. Dat is inmiddels in alle korpsen gebeurd.

Volgende stap is dat ieder korps na gaat op welke terreinen (bijvoorbeeld verkeer, overlast etc.) door het korps tot dusverre met quota werd gewerkt. Bezien wordt op welke niveaus (korps, organisatie-eenheid, individuele medewerker) hierover in het verleden met verschillende partijen afspraken zijn gemaakt. Aan de hand van deze inventarisatie kunnen vervolgens ook de eventueel benodigde besluiten worden genomen om na de feitelijke ook tot de formele stopzetting te komen. In dit kader heb ik ook al verzocht om stopzetting van de quota voor de verkeershandhaving.

Ik heb met de korpschefs afgesproken dat zij hun medewerkers en ondernemingsraden zullen verzoeken om signalen over eventuele nog bestaande quotapraktijken rechtstreeks aan hen door te geven, en aldus de uitvoering van de stopzetting nog verder te versnellen.

Zoals ik de Kamer ook al eerder heb gemeld werk ik in overleg met de korpsbeheerders aan een herziening van de bestaande landelijke prioriteiten. Daarin wil ik de focus zetten op de daadwerkelijke bijdrage van de politie aan de veiligheid in de samenleving. Minder overvallen, minder overlast, minder criminele organisaties, hogere oplossingspercentages etc. In die benadering telt dus het uiteindelijke maatschappelijke effect, ofwel de outcome. Niet het aantal processen verbaal, ofwel de throughput. Zoals onze collega’s in het Verenigd Koninkrijk zeggen: «chasing criminals, not chasing targets».

Die maatschappelijke bijdrage, de outcome, is ook datgene, waarover de politie en haar medewerkers zich moeten en willen verantwoorden. Zodra ik het overleg met de korpsbeheerders heb afgerond zal ik u informeren over de nieuwe landelijke prioriteiten voor de politie, inclusief de bijbehorende nieuwe indicatoren waarop de sturing zal plaatsvinden.

Ik realiseer mij dat dit voor de politie ook leidt tot een andere wijze van interne sturing. De leidinggevenden moeten de vraag aan hun medewerkers stellen of hun wijk veiliger is geworden en niet hoeveel bonnen er zijn geschreven. Dit biedt ook de al eerder door mij genoemde ruimte aan de professional om naar eigen inzicht te handelen om de veiligheid te vergroten. Met andere woorden, sturen op vertrouwen in het vakmanschap van de individuele diender.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven