29 628 Politie

Nr. 221 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2010

In 2010 zijn 13 van 25 regionale politiekorpsen onder preventief toezicht gesteld, te weten de korpsen Groningen, Fryslân, Drenthe, Gelderland-Zuid, Utrecht, Noord-Holland-Noord, Zaanstreek-Waterland, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid, Midden- en West-Brabant, Limburg-Zuid en Flevoland. Tijdens het spoeddebat van 23 juni 2010 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 90 blz. 7495–7504) heb ik toegezegd u in september te informeren over de stand van zaken hieromtrent.

Preventief toezicht

Preventief toezicht houdt in dat de begroting de nadrukkelijke goedkeuring van de Minister behoeft (artikel 45 lid 4 Politiewet 1993 juncto artikel 203 Gemeentewet). Zolang er geen definitief oordeel over de begroting is gegeven, hebben de korpsen toestemming nodig voor het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven die niet in de begroting zijn opgenomen. Die goedkeuring wordt uitsluitend verleend in het geval het uitgaven of verplichtingen betreft die onvermijdelijk zijn, niet kunnen worden uitgesteld én voor deze uitgaven alsnog dekking is aangewezen in de uitvoering van de begroting. Daarnaast wordt bij de beoordeling van deze verzoeken het uitgangspunt gehanteerd dat meevallers in de begrotingsuitvoering ten goede komen aan de tekortreductie en dat tegenvallers bij de begrotingsuitvoering door herprioritering binnen de uitvoering van de begroting dienen te worden opgevangen.

Gevolgde procedure in 2010

Vanwege de lastige financiële situatie wordt het toezicht intensief ingevuld. In mei 2010 is bij alle korpsen onder preventief toezicht een nader onderzoek van de begroting gestart. Doel van dit onderzoek was enerzijds om een duidelijker beeld te krijgen van de uitgangspunten in de begroting en de besparingsmogelijkheden, alsmede de begrotingen te baseren op dezelfde begrotingsvoorschriften (validatie) en anderzijds om aan de hand van scenario’s tot een sluitende begroting te komen. Deze scenario’s zijn nog niet allemaal volledig doorgerekend. Op dit moment ben ik in afwachting daarvan en van de formele reacties van de betreffende korpsbeheerders inzake de gekozen scenario’s.

Het algemene beeld

Door het lid van Raak is tijdens de regeling van werkzaamheden van 7 september 2010 gevraagd om een spoeddebat met de minister van BZK over de uitvoering van de motie van het lid van Raak1 (voorgesteld op 23 juni 2010 en bij stemming is aangenomen op 29 juni 2010). Daarbij is tevens gevraagd om een voorafgaande brief van het kabinet. Zoals ik u eerder in mijn brief van 2 juli 20102 liet weten, zijn in overleg met het dagelijkse bestuur van het korpsbeheerdersberaad maatregelen genomen om onder meer de stijgende kosten die voortkomen uit de CAO van de politie meerjarig te dekken. Deze maatregelen raken echter niet de operationele sterkte van de politie. Ze richten zich op de overhead. Het ontslaan van operationele politiemensen vanwege deze maatregelen is zeker niet aan de orde. Over de begroting 2011 kan ik u vooruitlopend op Prinsjesdag nog geen mededelingen doen. Ook kan ik niet vooruitlopen op besluitvorming door het nieuwe kabinet.

Wel is het zo dat veel korpsen kampen met een te hoge bezetting (met name door vertraagde uitstroom) en een groeiend aantal 55-plussers (relatief duur). Hierdoor wordt de vermogenspositie van een korps sterk aangetast. Het is van groot belang dat alle korpsen zo spoedig mogelijk begrotingsevenwicht bereiken, met name door hun sterkte op een betaalbaar niveau terug te brengen.

In de sterktebrief van 23 juli 20103 heb ik u gemeld dat de totale politiesterkte op 31-12-2009 met 53 348 fte, 1148 fte hoger is dan de met u afgesproken 52 200 fte. De operationele sterkte van de Nederlandse politie is met 49 597 fte op 31-12-2009 aanzienlijk hoger, dan de sterkte van 48 062 fte die het kabinet ook na 2014 heeft gegarandeerd. Het eerste beeld dat uit de scenario’s van de korpsen duidelijk wordt laat zien, dat zij minder aspiranten zullen innemen dan zij in hun primaire begroting voor 2011 voorzagen. De operationele sterkte daalt hierdoor naar verwachting met circa 300 fte en blijft nog steeds boven de door het kabinet gegarandeerde sterkte.

De lagere inname van aspiranten heeft ook gevolgen voor mijn afspraak met de korpsbeheerders om in de jaren 2010 tot en met 2012 een instroom van gemiddeld 1600 aspiranten per jaar te garanderen. Dit om ervoor te zorgen, dat de operationele sterkte van de politie ook na 2014 minimaal op het niveau van 48 062 fte blijft. Ik ben hierop eerder al ingegaan in bovengenoemde sterktebrief.

Het aantal van 1 600 is eind 2008 bepaald en was gebaseerd op toen geldende vooronderstellingen over de uitstroom bij de politie, de duur van de politieopleiding en de daarmee gepaard gaande vervangingsbehoefte. Het blijkt, dat zich ontwikkelingen op deze gebieden hebben voorgedaan, die leiden tot een lagere vervangingsbehoefte. Met name de uitstroom van ouder personeel gaat trager, dan in 2008 de inschatting was: er wordt op grote schaal langer doorgewerkt. Voor een uitgebreidere beschrijving van deze ontwikkelingen, verwijs ik u naar paragraaf 4 van mijn brief van 23 juli 2010.

Deze ontwikkelingen vertalen zich in een tijdelijk lagere inname van aspiranten in de komende jaren. Als de uitstroom van de grote groep ouder personeel op gang komt en onvermijdelijk is door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zal rekening gehouden moeten worden met een relatief hoger aantal aspiranten, om ook dan de operationele sterkte van de politie op peil te houden.

Vooralsnog is de huidige inname van aspiranten voldoende om de operationele sterkte op peil te houden.

Uitgangspunt is dat de korpsen zelf hun problemen oplossen. Ze kunnen met inzet van eigen vermogen tijdelijke tekorten opvangen. Een voorlopige conclusie is dat de meeste korpsen onder preventief toezicht er zelfstandig in slagen uiterlijk in 2016 een begrotingsevenwicht te realiseren. Voor een aantal korpsen geldt dat mogelijk een extra bijdrage van het ministerie van BZK nodig zal zijn. Hierover zal ik u via de tweede Suppletoire Begrotingswet op de hoogte stellen.

Het merendeel van de korpsen onder preventief toezicht zal uiteindelijk formeel (nieuw besluit) of materieel (geen invulling van preventief toezicht) van preventief naar repressief toezicht gaan. Enkele korpsen zullen onder preventief toezicht moeten blijven.

Om problemen snel te onderkennen is met de korpsen afgesproken dat in een vroegtijdig stadium gesproken zal worden over de begroting 2011–2014.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

KST 29 628, nr. 212.

XNoot
2

KST 29 628, nr. 216.

XNoot
3

KST 29 628, nr. 219.

Naar boven