29 628 Politie

Nr. 220 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 augustus 2010

Hierbij bied ik u het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) met de titel «Politieonderwijs, kwaliteit afgestudeerden geborgd?» aan.1 Hierin beschrijft de Inspectie OOV haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen. In deze brief geef ik de kabinetsreactie op het rapport weer.

Inleiding

Vanaf 2002 verzorgt de Politieacademie een samenhangend stelstel van politieonderwijs waarvan de kaders zijn neergelegd in de Wet op het LSOP2 en het politieonderwijs. Dit onderwijs is ingericht naar analogie van het hoger en middelbaar beroepsonderwijs. Het politieonderwijs bestaat uit initiële opleidingen voor mensen die starten met een baan bij de politie en postinitiële opleidingen voor ervaren politiemensen die zich willen specialiseren op verschillende inhoudelijke vakgebieden en leidinggeven. Een goede politieopleiding is een essentiële randvoorwaarde voor het goed functioneren van de politie.

Vanwege het vernieuwende karakter van het politieonderwijs is vanaf de start in 2002 de doorontwikkeling van het politieonderwijs nauwlettend gevolgd. In dat kader zijn diverse onderzoeken en evaluaties uitgevoerd. In september 2007 heeft mijn ambtsvoorgangster als Minister van BZK u de resultaten aangeboden van een evaluatie van het politieonderwijs. Het politieonderwijs bleek ingericht zoals bedoeld in 2002. De resultaten van de evaluatie waren overtuigend genoeg om vast te stellen dat met de invoering van het politieonderwijs een begaanbare weg is ingeslagen.3

De afgelopen jaren staat het resultaat van de opleiding meer in de aandacht waarbij de kwaliteit en de inzetbaarheid van afgestudeerden centraal staan.

Zo voert de Politieonderwijsraad momenteel een zogenoemde «summatieve evaluatie» een evaluatie van onderwijseffecten en -resultaten uit, die antwoord zal geven op de vraag of de afgestudeerden van het politieonderwijs kwalitatief voldoen aan de eisen die de dagelijkse beroepspraktijk van de politie stelt.

Het voorliggende rapport van de Inspectie OOV past daar goed bij. Uitkomsten van beide rapporten dragen bij aan optimalisatie van het politieonderwijs op de lange termijn.

Vanuit hun verantwoordelijkheid voor het politieonderwijs hebben mijn toenmalige ambtsvoorgangers de beroepsprofielen voor het politieonderwijs vastgesteld, die de basis zijn voor de inhoud van het politieonderwijs. Deze beroepsprofielen worden momenteel in mijn opdracht door de Politieonderwijsraad herijkt, om ze te laten aansluiten bij de nieuwe eisen vanuit de praktijk. Deze herijking wordt begin 2011 afgerond en zal tevens van invloed zijn op de inhoud van het politieonderwijs.

Verder zijn in samenspraak met het Korpsbeheerdersberaad een aantal voornemens geformuleerd om het politieonderwijs effectiever en efficiënter te maken. Dit zou onder meer kunnen door versnelling en differentiatie in het onderwijs en door het mogelijk te maken dat studenten een opleiding tot politiefunctionaris volgen zonder aanstelling bij een korps.

Aanleiding, bevindingen en aanbevelingen Inspectie OOV

Aanleiding en onderzoeksvragen Inspectie OOV

Het voorliggende onderzoek is door de Inspectie OOV verricht omdat er terugkerende signalen waren dat met name het initieel onderwijs op de niveaus 2 tot en met 4 tijdens de instituutsperiodes «te licht» zou zijn4. Deze signalen hebben zowel betrekking op de tijd die de studenten besteden aan de opleiding als op de moeilijkheid van de opleiding. De Inspectie OOV heeft daartoe in de periode eind 2009 – begin 2010 onderzoek gedaan, waarbij de volgende deelvragen zijn gehanteerd:

  • 1. Beschikken de studenten over de vastgestelde competenties zoals vastgelegd in de kernopgaven met bijbehorende competenties?

  • 2. Komt de tijdsbesteding van de studenten voor wie de opleiding is bedoeld overeen met de vastgestelde studielast en de daarbij behorende studieduur?

  • 3. Wat zijn de mogelijke oorzaken en oplossingsrichtingen voor de ervaren lichtheid?

Samenvattende bevindingen en conclusies Inspectie OOV

De Inspectie OOV heeft in dit onderzoek gekeken naar de opleidingen van niveau 2 tot en met 4 (respectievelijk de opleidingen voor assistent-politiemedewerker, politiemedewerker en allround politiemedewerker).

Ad 1. Beoordeling competenties en proeven van bekwaamheid

De Inspectie OOV concludeert allereerst dat de Politieacademie onvoldoende heeft geborgd dat studenten van het initiële politieonderwijs niveau 2, 3 en 4 de door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie vastgestelde competenties beheersen. Volgens de Inspectie OOV worden de vastgestelde competentiegerichte eindtermen niet voldoende getoetst door de proeven van bekwaamheid.

De Inspectie OOV heeft bij 18 vakken («kernopgaven») gekeken of de examenopdrachten («proeven van bekwaamheid») wel voldoende de kennis, vaardigheden en beroepshouding toetsen die studenten zich eigen moeten maken. In elf gevallen waren de examenopdrachten onvoldoende, ze toetsen minder dan driekwart van de les- en leerstof. Laag scoren bijvoorbeeld de examens over het optreden bij misdrijven, optreden bij drugsdelicten en het uitvoeren van ingewikkelde verkeerscontroles. Examenopdrachten in de meer publieksgerichte vakken zijn veel beter. Verplichte leeropdrachten als formeel onderdeel van de examens kunnen volgens de inspectie de lacunes opvullen.

Uit enquêtes door de Inspectie OOV blijkt dat veel docenten en begeleiders bij de politiekorpsen en bij de Politieacademie ook vinden dat de studenten na een examenopdracht niet of grotendeels nog niet de vereiste kennis, vaardigheden en beroepshouding hebben. De begeleiders in de praktijk oordelen daarbij positiever dan de docenten en begeleiders van de Politieacademie.

Op basis hiervan concludeert de Inspectie OOV dat het meer dan aannemelijk is dat studenten na het behalen van hun politiediploma de door de beide ministers vastgestelde competenties niet volledig beheersen.

Uit het onderzoek van de Inspectie OOV blijkt verder dat de leeropdrachten in het politieonderwijs, in aanvulling op de proeven van bekwaamheid, belangrijk zijn voor het behalen van de vastgestelde competenties. In de onderzochte gevallen dekken de proeven van bekwaamheid en leeropdrachten samen wél alle competenties. De leeropdrachten hebben echter geen formele status. Bovendien maken de studenten slechts iets meer dan de helft van de leeropdrachten. Daarnaast is het zo, dat naarmate er meer sturing en controle is op het maken van leeropdrachten, studenten meer tijd aan hun opleiding besteden.

Ad 2. Tijdsbesteding en factoren van invloed op de tijdsbesteding

Ten aanzien van de tijdsbesteding van de studenten constateert de Inspectie OOV dat geen van de onderzochte groepen voldoet aan de norm van 36 uur per week. De Inspectie OOV constateert dat studenten (soms fors) minder tijd aan hun opleiding besteden dan de vastgelegde studielast en bijbehorende studieduur. Alle onderzochte groepen volgen gemiddeld minder contacturen dan de geplande contacturen op het rooster.

De Inspectie OOV constateert vervolgens dat de volgende factoren van invloed zijn op de totale tijd die de studenten aan hun opleiding besteden: de fase van de opleiding, het gedrag van de docent, de vrijblijvendheid van de leeropdrachten en de inhoud van het onderwijs. De leeftijd van de student bij de start van de opleiding en overkwalificaties spelen geen rol.

Ad 3. Mogelijke oorzaken en oplossingsrichtingen voor de ervaren lichtheid?

De mogelijke oorzaken voor de ervaren lichtheid zijn hierboven aangegeven, oplossingsrichtingen worden hieronder beschreven in de aanbevelingen.

Samenvattende aanbevelingen Inspectie OOV

Op basis van haar conclusies komt de Inspectie OOV tot de volgende aanbevelingen:

  • De Inspectie OOV beveelt beide ministers aan op korte termijn de benodigde stappen te nemen om te garanderen dat de studenten na afloop van een opleidingsperiode over de competentiegerichte eindtermen beschikken.

  • De Inspectie OOV beveelt de Politieacademie aan elke kernopgave te bekijken op de mate waarin de proeve van bekwaamheid en de leeropdrachten samen de competenties dekken.

  • De Inspectie OOV beveelt de Politieacademie vervolgens aan om waar nodig de leeropdrachten als onderdeel van het examen een verplicht karakter en daarmee een formele status te geven.

Maatregelen en aanvullende afspraken

Op de eerste plaats wil ik melden dat ik de onderzoeksresultaten van de inspectie OOV zorgelijk vind en uiterst serieus neem. Gezien de conclusies van het rapport van de Inspectie OOV is een kwalitatieve verbetering van het politieonderwijs op korte termijn dan ook noodzakelijk. Het gaat daarbij onder meer om het aanpassen van het examen zodat alle benodigde competenties worden getoetst en behaald.

Naar aanleiding van de ernstige bevindingen van de Inspectie OOV heb ik op 6 augustus 2010 een gesprek gevoerd met de vicevoorzitter van de Raad van Toezicht en de voorzitter van het College van Bestuur van de Politieacademie, in aanwezigheid van het hoofd van de Inspectie OOV. Vanuit de Politieacademie is in het verlengde van de aanbevelingen van de Inspectie OOV een aantal maatregelen voorgesteld, waarin ik mij kan vinden. Zodoende is tot de volgende maatregelen voor de initiële opleidingen besloten:

  • 1. De leeropdrachten voor de onderzochte opleidingen worden met onmiddellijke ingang verplicht gesteld.

  • 2. Bij de kernopgaven zal voor 1 januari 2011 worden nagegaan of alle relevante competenties zijn bepaald.

  • 3. De dekkendheid van de examens is op 1 juli 2011 zodanig aangepast dat minimaal 75 procent van de competenties van een kernopgave door het examen wordt getoetst.

  • 4. De Politieacademie zorgt ervoor dat het daadwerkelijke aantal contacturen tussen docent en student wordt uitgebreid.

  • 5. Maatregelen om tot een efficiënter en effectiever onderwijs te komen worden alleen doorgevoerd indien is geborgd dat studenten de vastgestelde competenties behalen.

Daarnaast heb ik met de Inspectie OOV de volgende aanvullende afspraken gemaakt:

  • 6. De Inspectie OOV zal medio volgend jaar een onderzoek doen naar de uitvoering van deze maatregelen.

  • 7. Verder wordt de Inspectie OOV betrokken bij de summatieve evaluatie van het onderwijs die momenteel door de Politieonderwijsraad wordt uitgevoerd.

Tot slot

Met de invoering van deze maatregelen onderstreep ik nogmaals het belang van een kwalitatief goed politieonderwijs. Ik verwacht dat de maatregelen daadwerkelijk bijdragen aan het vereiste niveau. Uw Kamer zal in 2011 informatie ontvangen over de voortgang van de maatregelen, mede op basis van de bevindingen van de Inspectie OOV. Ook zult u dan worden geïnformeerd over de uitkomsten van de summatieve evaluatie en de herijking van de beroepsprofielen door de Politieonderwijsraad.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
2

In deze wet staan de regels met betrekking tot het LSOP (het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, Politie onderwijs- en kenniscentrum).

XNoot
3

Brief «Evaluatie politieonderwijs en Koersen naar 2011» (18 september 2007 (kamerstuk 29 628, nr. 53)).

XNoot
4

Staat van het onderwijs (Inspectie OOV, april 2007), Kwaliteitsonderzoek locatie Apeldoorn (Inspectie OOV, juni 2009) en Pilot Onderzoek onder afgestudeerden (Politieacademie, juli 2009).

Naar boven