29 628
Politie

nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2007

Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Justitie, de resultaten aan van het Programma evaluatie politieonderwijs.1 In deze brief deel ik met u de belangrijkste conclusies van de evaluatie van het politieonderwijs, inclusief de reactie daarop van de Politieonderwijsraad, en ga ik in op het beleidsmatige vervolg dat ik daar met de betrokken partijen aan wil geven.

Evaluatie politieonderwijs

In 1999 gaf mijn ambtsvoorganger, mede namens de minister van Justitie, het toenmalige LSOP (nu Politieacademie) de opdracht het politieonderwijs ingrijpend te vernieuwen. Onderdeel van de opdracht was om in 2006 het vernieuwde politieonderwijs te evalueren.

De evaluatie politieonderwijs vormt daarmee het afsluitende onderdeel van de implementatiefase van het nieuwe politieonderwijs zoals dat in 2002 is ingevoerd. In de evaluatie stond de vraag centraal of het nieuwe politieonderwijs (initieel en postinitieel) is vormgegeven en uitgevoerd zoals het bedoeld is. Het evaluatieonderzoek is in opdracht van de Politieacademie uitgevoerd door Adviesbureau Twynstra Gudde in samenwerking met Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS) van de Universiteit Utrecht. Het evaluatieonderzoek is verricht onder studenten en medewerkers van de korpsen en de Politieacademie. De resultaten van de evaluatie worden betrokken bij de verdere inrichting van het samenhangend stelsel van politieonderwijs.

Het nieuwe politieonderwijs

Het vernieuwde politieonderwijs is tot stand gekomen vanuit de behoefte van de beroepspraktijk aan een nieuw type politiefunctionaris en, in een breder perspectief, vanuit de behoefte aan vermaatschappelijking van de Politie en het politieonderwijs.

Het doel was een meer open en flexibel stelsel van Politieonderwijs neer te zetten dat inspeelt op de veranderende maatschappelijke vraag, en op de kenmerken en dynamiek van de politiepraktijk en de (politie)arbeidsmarkt.

Een stelsel van Politieonderwijs dat enerzijds eigenstandig is gepositioneerd binnen de Politie en dat anderzijds aansluit op – en equivalent is aan – het reguliere (beroeps)onderwijs. De onderwijsvernieuwing moest leiden tot een brede beroepsopleiding voor de Politie (in vergelijking met de relatief smalle bedrijfsopleidingen van voorheen) die een bijdrage levert aan de flexibiliteit van de politieorganisatie én aan de uitwisseling met het reguliere onderwijs c.q. met andere maatschappelijke sectoren.

De belangrijkste kenmerken van het nieuwe Politieonderwijs, zoals dat op basis van de opdracht is vormgegeven (en wettelijk is vastgelegd), zijn dat het competentiegericht is en het wordt uitgevoerd samen met de korpsen – duaal leren – en met instellingen voor regulier onderwijs, onder regie van de Politieacademie. Studenten bereiken een belangrijk deel van hun leerdoelen door afwisselend te leren aan de Politieacademie en werkend te leren in de beroepspraktijk van de korpsen. Ze leveren daarmee, naarmate de studie vordert, ook een bijdrage aan de capaciteit van de korpsen. Al met al zou het politieonderwijs hiermee sterk aan kwaliteit moeten winnen, wat ten goede komt aan de kwaliteit van de politie.

Resultaten evaluatieonderzoek

De resultaten van het evaluatieonderzoek zijn overtuigend genoeg om vast te kunnen stellen dat we met de invoering van het nieuwe politieonderwijs in 2002 een juiste weg zijn ingeslagen. In zijn geheel genomen kan worden geconcludeerd dat het nieuwe politieonderwijs is vormgegeven en uitgevoerd zoals bedoeld. De opzet van het stelsel wordt door de verschillende partijen onderschreven en de uitvoering wordt gewaardeerd. Vanzelfsprekend zijn er verbeterpunten, maar deze zijn volgens de onderzoekers inherent aan de ontwikkelfase waarin het nieuwe stelsel verkeert. Gezien de uitkomsten van de evaluatie is er dan ook vertrouwen: er is een stevige basis gelegd om op verder te kunnen bouwen.

De Politieonderwijsraad als onderdeel van het politieonderwijsstelsel

Bij de ontwikkeling van het nieuwe politieonderwijsstelsel was het streven ook gericht op het vormen van een platform voor het politieonderwijs, vergelijkbaar met de landelijke organen in het middelbaar beroepsonderwijs. Voor een goede afstemming en aansluiting tussen beroepspraktijk en onderwijs, en voor advisering aan de minister is de Politieonderwijsraad in het leven geroepen, wettelijk vastgelegd in de Wet op het LSOP en het politieonderwijs. In mijn opdracht heeft de Politieonderwijsraad begin 2007 samen met het onderzoeksbureau EIM een evaluatie uitgevoerd naar het functioneren van de Raad als zelfstandig onderdeel en als onderdeel van het samenhangend stelsel van Politieonderwijs. Uit die evaluatie blijkt dat de partijen die betrokken zijn bij het politieonderwijs en die zijn vertegenwoordigd in de Politieonderwijsraad positief zijn over de wijze waarop de Raad zijn wettelijke taken uitvoert. De Raad heeft zich ontpopt als waardevol advies- en afstemmingsorgaan, zo is de mening van betrokkenen. Sinds de installatie van de raad in 2003 heeft de raad diverse adviesvragen van de minister van Justitie en mij afgehandeld.

Adviesvraag aan de Politieonderwijsraad over de evaluatie politieonderwijs

Gezien de rol van de Politieonderwijsraad heb ik over de resultaten van het evaluatieonderzoek politieonderwijs en over de te bepalen koers voor de verdere ontwikkeling van dat onderwijs eveneens advies gevraagd aan de Politieonderwijsraad. Daarbij heb ik de raad gevraagd zich in het bijzonder te buigen over de didactische aanbevelingen, het thema van selectie en examinering, het onderwerp diversiteit, de borging van het politieonderwijs in de praktijk en de wijze waarop met de huidige opzet van het politieonderwijs ingespeeld kan worden op de actualiteit van het politieberoep en de daaraan verbonden behoefte van de regiokorpsen. Ik heb de raad tevens verzocht de conclusies en aanbevelingen in relatie te brengen met de door het college van bestuur van de Politieacademie aan te geven prioriteiten en de door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid in haar jaarverslag 2006 opgenomen bijlage «Staat van het politieonderwijs», een bundeling en samenvatting van de door de Inspectie in de periode 2003–2006 uitgevoerde onderzoeken naar de kwaliteit van het politieonderwijs. Het advies van de Politieonderwijsraad «Koersen naar 2011» is als bijlage bij deze brief gevoegd.

Advies van de Politieonderwijsraad

De Politieonderwijsraad concludeert dat met de evaluatie van het politieonderwijs in 2006/2007 een belangrijke stap is gezet in de verdere ontwikkeling ervan. Er is sprake van een consistent implementatieproces, waardoor met recht gesteld kan worden dat het politieonderwijs wordt uitgevoerd zoals bedoeld, met de Politieacademie als een stimulerende «gidsorganisatie» met een inspirerende werking op andere onderwijsinstellingen, aldus de Politieonderwijsraad in zijn advies. De Politieonderwijsraad stelt vast dat het op dit moment, na de eerste paar lichtingen afgestudeerden van het nieuwe Politieonderwijs, nog niet mogelijk is om de effecten vast te stellen van het vernieuwde politieonderwijs op de praktijk van het politiewerk. De uitgevoerde evaluatie had dan ook het karakter van een formatieve evaluatie. Naarmate er in de komende jaren meer studenten gekwalificeerd uitstromen uit het politieonderwijs, de doorstroom naar het postinitieel politieonderwijs op gang komt en er zicht ontstaat op de loopbaanontwikkeling van de nieuwe politiemedewerkers, worden wetenschappelijk onderbouwde uitspraken mogelijk over de effecten van het politieonderwijs en over de bijdrage ervan aan de kwaliteit van de politieorganisatie. De Politieonderwijsraad vindt de eerste signalen op dat gebied zonder meer positief.

De raad doet in zijn advies een reeks van aanbevelingen. Ten eerste aan de minister van Justitie en mij en daarnaast aan de partijen die betrokken zijn bij de het politieonderwijs, te weten de Politieacademie, de korpsen en de instellingen voor regulier middelbaar en hoger (beroeps)onderwijs.

Hoofdlijnen voor doorontwikkeling politieonderwijs en borging kwaliteit

Mede aan de hand van het advies van de Politieonderwijsraad, met de daarin opgenomen aanbevelingen, heb ik de volgende hoofdlijnen vastgesteld voor de doorontwikkeling van het politieonderwijs en de daarbij te volgen aanpak.

Ik zal het College van Bestuur van de Politieacademie verzoeken een samenhangend programma op te stellen voor de doorontwikkeling van het politieonderwijs, met inachtneming van de uitkomsten van de evaluatie en het advies van de Politieonderwijsraad daarover, alsmede met inachtneming van de bevindingen van de Politieacademie op basis van haar eigen kwaliteitszorgstelsel.

De hoofdlijnen in de doorontwikkeling van het Politieonderwijs zullen zijn:

– het herijken van de beroepsprofielen;

– het herijken van kwalificatiestructuur mede aan de hand van de ontwikkelingen in het reguliere beroepsonderwijs;

– het vitaliseren van de samenwerking tussen de Politieacademie en de korpsen bij het werkend leren deel van het Politieonderwijs;

– het borgen en verankeren van het Politieonderwijs binnen de Korpsen.

De Politieonderwijsraad zal in samenwerking met de Politieacademie en de korpsen het initiatief nemen om de inmiddels acht jaar oude beroepsprofielen, waarop de kwalificatiestructuur van het politieonderwijs is gebaseerd, te herijken. De beroepsprofielen dienen actueel te zijn en te passen bij de beroepspraktijk van vandaag en morgen. De kwalificatiestructuur is daarbij een vast kader dat ruimte en houvast moet bieden aan de ontwikkeling, innovatie en uitvoering van het onderwijs.

Bij de doorontwikkeling van het Politieonderwijs, langs deze lijnen, zal de Politieacademie de korpsen betrekken. Binnen de Raad van Hoofdcommissarissen zal een hoofdcommissaris binnenkort speciaal worden belast met de portefeuille Onderwijs. De Politieacademie en de Raad van Hoofdcommissarissen zullen op mijn verzoek gevolg geven aan de specifiek op de Academie en de korpsen toegesneden aanbevelingen van de Politieonderwijsraad voor doorontwikkeling van het politieonderwijs.

In zijn advies heeft de Politieonderwijsraad aangegeven voornemens te zijn een studie te verrichten naar de mogelijkheden en beperkingen van een verdergaande flexibilisering van het politieonderwijs. Onder andere uit het evaluatieonderzoek blijkt dat er een natuurlijke spanning is tussen de vanuit het oogpunt van kwaliteit en professionalisering noodzakelijke – veelal meerjarige – beroepsopleidingen en de dagelijkse praktijk van de korpsen die moeten kiezen tussen de inzet van hun personele capaciteit in het uitvoerend werk dan wel in het onderwijs, en die daarom veelal vragen om kortdurende, afzonderlijk te volgen onderwijsonderdelen. Ik zal de Politieonderwijsraad, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, verzoeken om conform de aanbevelingen uit het Programma evaluatie politieonderwijs en de bevindingen die de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid heeft gedaan, op dit punt nader onderzoek te verrichten.

Maatschappelijke verankering, diversiteit en het politieonderwijs

De ontwikkelingen in de samenleving hebben een directe invloed op het werken bij en door de politie. Het werken in een multiculturele samenleving en de samenstelling van de beroepsbevolking vragen in toenemende mate gerichte actie van de politieorganisatie. Het politieonderwijs moet politieambtenaren daarop voorbereiden, zodat zij professioneel in deze maatschappelijke context kunnen functioneren. Over de betekenis daarvan voor het politievak brengt de Politieonderwijsraad mij op mijn verzoek nog dit jaar advies uit.

Naast aandacht binnen het onderwijs, vind ik ook doorstroommogelijkheden voor vrouwen en/of allochtonen bij de politiekorpsen van belang voor een divers samengestelde organisatie. De korpsen, de politie-academie en BZK ontwikkelen daartoe voor 1 juli 2008 een talentenprogramma. Doel van het talentenprogramma is om de meest talentvolle startende leidinggevenden in de functieschalen 9–12, met speciale aandacht voor vrouwen en allochtonen, versneld te laten doorgroeien. Naast doorstroom is diversiteit bij de instroom bij de Politieacademie belangrijk. De wijze van werving en selectie heeft aanpassing nodig, in het bijzonder de vormgeving van selecteren en de selectiecriteria, om een divers samengestelde instroom te faciliteren. In selectiecommissies dienen vrouwen en allochtonen voortaan een evenredige plaats in te nemen.

Effectmeting in 2010

Op basis van het advies en de aanbevelingen van de Politieonderwijsraad ben ik voornemens om de Politieonderwijsraad in samenwerking met de Politieacademie te verzoeken criteria op te stellen voor een nul(effect-) meting en deze nog in 2007 te laten uitvoeren, teneinde in 2010 een summatieve evaluatie van het politieonderwijs te kunnen uitvoeren. Daarin kan op basis van empirische gegevens ook het effect worden gemeten van het nieuwe politieonderwijs op de kwaliteit van de politiemedewerker en de politieorganisatie. Een met voorrang in te richten studentvolgsysteem zal een belangrijke basis moeten bieden voor deze summatieve evaluatie in 2010.

Samenvattend

Met de resultaten van het programma Evaluatie politieonderwijs, het advies van de Politieonderwijsraad en de wijze waarop de Politieacademie en de Raad van Hoofdcommissarissen de doorontwikkeling van het politieonderwijs oppakken, ben ik ervan overtuigd dat de kwaliteit van het beroepsonderwijs voor de politie voor nu en in de toekomst duurzaam is gewaarborgd en leidt tot een professioneel opgeleid politieapparaat.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven