29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 248 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2010

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 18 februari 2010 gevraagd om een reactie op de Lokale Monitor Werk, Inkomen en Zorg van de FNV aan de Tweede Kamer sturen. Met deze brief geef ik invulling aan uw verzoek, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De FNV heeft de Lokale Monitor Werk, Inkomen en Zorg in februari 2010 uitgebracht. De monitor geeft inzicht in het sociaal beleid van tweehonderd gemeenten. In deze monitor geeft FNV bovendien haar visie op de terreinen waarop gemeenten het goed doen en waar verbetering nodig is. In deze brief geef ik een reactie op een aantal thema’s uit de monitor, waar de aanbevelingen van de FNV zich (mede) richten aan het kabinet. Een belangrijk deel van de aanbevelingen richt zich direct tot gemeenten. Hierbij is het aan gemeenten om hier hun voordeel mee te doen.

Algemeen

Over diverse onderwerpen die in de monitor aan de orde zijn gekomen, zijn afspraken gemaakt in het Bestuursakkoord Rijk-VNG deelakkoord participatie (verder te noemen: bestuurlijk akkoord). Hierin hebben SZW en VNG gezamenlijke ambities geformuleerd over onder meer het terugdringen van het bijstandsvolume, het activeren van niet-uitkeringsgerechtigden, een extra impuls aan het bestrijden van armoede en het terugdringen van schulden en het stimuleren van ondernemerschap. Op 20 januari 2010 heeft de Tweede Kamer de rapportage over de eerste evaluatieronde van het Bestuurlijk Akkoord ontvangen (kamerstukken II 2009–2010, 29 544, nr. 223). Daaruit blijkt dat in het jaar 2008 belangrijke resultaten zijn geboekt en dat er tal van initiatieven zijn gestart die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen. Kortom, het kabinet onderschrijft het belang van de thema’s uit de monitor van het FNV en verzorgt, gezamenlijk met de VNG, een monitor om te bezien in hoeverre de resultaten worden gerealiseerd.

Aandacht voor zzp’ers

De FNV geeft aan dat gemeenten meer aandacht zouden moeten besteden aan zzp’ers. Ik ondersteun die gedachte. In de Arbeidsmarktbrief van 12 maart jl. (Kamerstukken II 2009–2010, 29 544, nr. 238) ben ik ingegaan op de positie van zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers). Het kabinet acht het van groot belang dat zzp'ers goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. Om die reden wil ik samen met de Minister van EZ komen tot een digitaal informatieloket voor zzp'ers. Ook is het van belang dat gemeenten goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden om zzp'ers te ondersteunen. Ik zal daarom in de komende tijd samen met gemeenten bezien hoe het Rijk ondersteuning kan bieden bij het verspreiden van goede voorbeelden van gemeentelijke dienstverlening aan zzp'ers.

Aandacht voor jongeren

In haar rapport stelt de FNV verder dat meer gemeenten onderzoek zouden moeten doen naar de aantallen niet-melders bij de Wet Investeren in Jongeren. Ik onderschrijf het belang van het in kaart brengen van de omvang van deze groep, maar ik vind het vooral belangrijk dat gemeenten de jongeren ook daadwerkelijk bereiken. We verkennen daarom de mogelijkheid om de applicatie die het Inlichtingenbureau ontwikkelt voor het beter in beeld brengen van voortijdig schoolverlaters ook geschikt te maken voor niet-melders. Met deze mogelijke bestandsvergelijking ondersteunen we gemeenten om niet-melders in beeld te krijgen. Daarnaast wil ik gemeenten ondersteunen in het delen van ervaringen bij het opsporen van deze jongeren. Daartoe start ik een onderzoek dat de beste voorbeelden naar voren moet brengen.

Ook wijst de FNV in dit kader er op dat meer gemeenten onderzoek zouden moeten doen naar de effectiviteit van het VSV-beleid. In het kader van de Uitvoeringsregeling «Bestrijding voortijdig schoolverlaten en Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) voortijdig schoolverlaten» is een regelmatige effectrapportage al vastgelegd.

Dit is een instrument voor gemeenten om de doeltreffendheid en doelmatigheid van hun aanpak van voortijdig schoolverlaten te toetsen en onderling te vergelijken. Per RMC-regio rapporteert de contactgemeente, namens alle gemeenten in de RMC-regio. Met ingang van de rapportage van schooljaar 2010–2011 wordt naar verwachting de rapportage voor de uitvoering leerplichtwet, de rapportage van de thuiszitters en de RMC-effectrapportage geïntegreerd.

Ook publiceert het ministerie van OCW/Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) elk jaar de resultaten van het VSV-beleid. Elke regio/gemeente kan zien hoe de resultaten zijn op het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters en hoe de scholen in de regio het op dit punt gedaan hebben. De gemeenten kunnen vervolgens met scholen in gesprek gaan over deze resultaten. Daarnaast heeft het Maatschappelijk Topinstituut Nicis ruim een jaar geleden opdracht gegeven aan het Top Institute for Evidence Based Education Research (TIER) om – onder andere – het vsv-beleid van aangemelde steden/regio’s onafhankelijk te evalueren. De eerste tussenrapportage wordt binnenkort verwacht.

Aandacht voor decent work

De FNV doet de aanbeveling aan gemeenten om een actievere rol te spelen als het gaat om zogenaamd «decent work» ofwel «fatsoenlijk werk», en om in het inkoopbeleid sociale voorwaarden te stellen aan opdrachtnemers. Dit betreft twee verschillende aspecten van een sociaal beleid van gemeenten. Aangaande het inkoopbeleid van gemeenten laat de FNV Monitor zien dat veel gemeenten een sociaal inkoopbeleid voeren. Bijna 60 procent van de onderzochte gemeenten hanteert sociale criteria bij hun inkoop, vooral met betrekking tot arbeids- en stageplaatsen voor werkzoekenden die moeilijk aan de slag komen. Bovendien blijkt uit de FNV Monitor dat 66% van de gemeenten opdrachten zonder aanbesteding aan het lokale SW-bedrijf gunt. Het beeld dat veel gemeenten een sociaal inkoopbeleid voeren is al eerder naar voren gekomen in ander onderzoek. Over dergelijk onderzoek heb ik uw Kamer op 8 december 2009 per brief bericht (Kamerstukken II 2009–2010, 29 544, nr. 215). In deze brief heb ik uw Kamer bovendien geïnformeerd over onderzoek dat ik momenteel laat doen, in uitvoering van de motie van het lid Van Hijum c.s. (kamerstukken II 2008–2009, 31 780, nr. 39).

De FNV constateert tevens dat gemeenten een reactieve houding hebben ten aanzien van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa. Gemeenten kunnen stuiten op misstanden met betrekking tot de in hun gemeente gehuisveste arbeidsmigranten. Hoewel de aanpak van onderbetaling en onveilig werken niet tot de kerntaken van de gemeente behoort, behoren zij de verantwoordelijkheid te nemen om deze misstanden te melden bij de Arbeidsinspectie.

Toegang tot de bijstand

Uit de FNV monitor blijkt dat gemeenten de tijd voor het nemen van een beslissing op een aanvraag om bijstand sinds 2006, behoorlijk hebben teruggedrongen. Tegelijkertijd lijkt die daling sinds 2008 af te vlakken. De wet stelt kaders met betrekking tot de duur van de afhandeling van een bijstandsaanvraag. Zo zijn de gemeenten bijvoorbeeld gehouden om binnen acht weken een beslissing te nemen op een aanvraag om bijstand. Daarnaast dienen gemeenten een voorschot te verstrekken indien er niet binnen vier weken een beslissing is, dan wel kan worden genomen. Binnen deze kaders hebben de gemeenten de bevoegdheid én verantwoordelijkheid om te bepalen hoe ze met de bijstandsaanvragen omgaan.

Minimabeleid

Het is goed om te zien dat gemeenten meer zijn gaan investeren in minimabeleid. Ten aanzien van de langdurigheidstoeslag stelt de FNV echter dat hij karig wordt uitgevoerd waardoor werkenden niet in aanmerking komen. Per 1 januari 2009 is de regeling van de langdurigheidstoeslag aan de gemeenten gedecentraliseerd. Reeds bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel kwam de wens naar voren om de uitvoeringspraktijk van de gemeenten op dit punt te monitoren en de regeling te evalueren. Daarom voert de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) momenteel een onderzoek uit naar de wijze waarop de gedecentraliseerde langdurigheidstoeslag in de gemeentelijke praktijk wordt vormgegeven. Het doel van het IWI-onderzoek is om aan de hand van de wettelijk criteria die door de gemeenten in verordeningen zijn ingevuld, inzicht te bieden in de gemeentelijke uitvoering van de langdurigheidstoeslag. De resultaten van het IWI-onderzoek worden naar verwachting eind 2010 – vergezeld van eventueel te nemen maatregelen – naar de Tweede Kamer gestuurd.

Ten aanzien van het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen doet de FNV een aantal aanbevelingen. De afgelopen periode zijn, in samenwerking met gemeenten, veel maatregelen in gang gezet om het niet-gebruik terug te dringen. Op 7 december jl. bent u geïnformeerd over alle activiteiten van de afgelopen periode (kamerstukken II 2009–2010, 24 515, nr. 170). Daarnaast heb ik in die brief aangekondigd welke maatregelen ik de komende tijd zal nemen. Met betrekking tot gegevensuitwisseling heb ik u gemeld dat ik de werkwijze van de geautomatiseerde kwijtschelding gemeentelijke belastingen ook op andere terreinen wil beproeven, onder andere bij de bijzondere bijstand (bijvoorbeeld bij de collectieve ziektekostenverzekering). De gemeentelijke dienstverlening aan burgers wordt hiermee verder verbeterd. 

Toegang tot de Wmo

Om het indicatieproces van de Wmo te vergemakkelijken vindt de FNV dat gemeenten dit via huisbezoek zouden moeten doen. Diverse gemeenten experimenteren al met nieuwe methodieken om achter de behoeften en potenties van burgers te komen. Dit kan in de vorm van huisbezoeken of gemeenschappelijke intakes. Omdat een huisbezoek niet in alle situaties noodzakelijk is, wil de regering dit niet dwingend voorschrijven. Soms zal telefonisch indiceren voldoen, maar in veel gevallen zal een huisbezoek wellicht beter zijn.

Eigen bijdrage

De FNV doet de aanbeveling aan gemeenten om geen eigen bijdrage te vragen voor mensen met een laag inkomen. Gemeenten zijn op grond van de Wmo bevoegd om een eigen bijdrage te vragen voor een individuele voorziening. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn regels gesteld aan het opleggen van de eigen bijdrage om burgers te beschermen tegen hoge eigen bijdragen. Zo is bepaald dat de eigen bijdrage gekoppeld is aan het inkomen en begrensd tot een maximaal bedrag aan eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen en AWBZ-zorg samen (zogenoemde anticumulatie).

De FNV wijst er terecht op dat burgers compensatie kunnen krijgen via de bijzondere bijstand of collectieve ziektekostenverzekering. Als gemeenten dit vroegtijdig onderkennen kunnen onnodige administratieve lasten voor burgers worden voorkomen.

Aanbesteding huishoudelijke zorg

Ten aanzien van huishoudelijke zorg doet de FNV de aanbeveling om meer aandacht te besteden aan de kwaliteit, bijvoorbeeld door sociale criteria op te nemen in het bestek en door kostendekkende tarieven af te spreken. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van kwalitatief goede ondersteuning. Het is uiteraard aan gemeenten welke kwaliteitscriteria, waaronder sociale criteria, zij precies in het bestek voor huishoudelijke hulp opnemen. Daarbij dienen zij minimaal de kwaliteitseisen van het «Kwaliteitsdocument voor Verantwoorde Hulp bij het Huishouden» in acht te nemen. In de door het Rijk opgestelde handreiking «Sociaal overwogen aanbesteden» zijn voorbeelden van sociale criteria opgenomen.

Ook de af te spreken prijs is aan lokale partijen. Vele lokale factoren kunnen – zoals ook uit het PwC-onderzoek uit 2008 blijkt – immers van invloed zijn op de (kost)prijs van kwalitatief goede ondersteuning. In heel Nederland zijn aanbieders en gemeenten tot overeenstemming gekomen, waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat redelijke tarieven gehanteerd worden. Daarbij heeft de tweede aanbestedingsronde fors hogere tarieven voor de huishoudelijke hulp opgeleverd, mogelijk omdat door gemeenten aan het aspect kwaliteit ten opzichte van de prijs een zwaarder belang is toegekend.

Aanbesteding collectief vraagafhankelijk vervoer

Ook voor het aanbesteden van collectief vraagafhankelijk vervoer is de FNV van mening dat kwaliteitscriteria in het aanbestedingsbestek zouden moeten worden opgenomen. Zoals in de monitor ook is aangegeven zijn op 1 oktober 2009 op initiatief van de ministeries van V&W, VWS en OCW en in samenwerking met betrokken partijen vier handboeken «professioneel aanbesteden van contractvervoer» verschenen en op 5 oktober per brief naar de Tweede Kamer verzonden (kamerstukken II 2009–2010, 31 521, nr. 39). Deze handboeken zijn een belangrijk middel bij het streven naar kwaliteitsverbetering voor het contractvervoer. De handboeken kunnen door opdrachtgevers worden gebruikt om met voldoende oog voor de kwaliteit professioneel aan te besteden en goed contractbeheer te voeren. Ook vervoerders en gebruikers kunnen hun voordeel doen met de handboeken. Het gebruik van de handboeken wordt actief door de Rijksoverheid gestimuleerd. Daarnaast is er aandacht voor het vergroten van de betrokkenheid van eindgebruikers bij aanbestedingstrajecten. De ministeries van V&W, VWS en OCW hebben hiervoor een projectsubsidie beschikbaar gesteld.

Ondersteunende begeleiding

Tot slot merkt FNV op dat mensen die ondersteunende begeleiding nodig hebben niet tussen wal en schip mogen vallen en dat het dus belangrijk is dat gemeenten deze groep actief benaderen. Naar aanleiding van de motie Wolbert en Sap (kamerstukken II 2009–2010, 32 123 XVI, nr. 84) heeft voormalig staatssecretaris Bussemaker de wethouders Wmo in december 2009 opgeroepen, de beschikbaar gestelde compensatie voor gevolgen van de pakketmaatregel AWBZ (€ 127 miljoen structureel) in te zetten op grond van de Wmo voor mensen die ondersteuning nodig hebben als gevolg van de pakketmaatregel AWBZ.

In die brief kondigde ze tevens aan dat ze in het voorjaar van 2010 in beeld wilde hebben, welk beleid gemeenten voeren om gevolg van de pakketmaatregel AWBZ op te vangen en hoe gemeenten de € 127 miljoen daarvoor inzetten. De resultaten van het onderzoek worden binnenkort ontvangen en zullen, conform toezegging, aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven