29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 171 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2014

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden (RvW) van 9 december 2014 is naar aanleiding van het verzoek van het lid Keijzer door uw Kamer gevraagd om een brief over de uitspraak d.d. 9 december 2014 van de Rechtbank Noord-Nederland (zaaknummer Awb 14/4569). De uitspraak van de Rechtbank betreft een voorlopige voorziening in verband met het besluit van de gemeente Dantumadiel d.d. 30 september 2014 om de voorziening van huishoudelijke hulp (categorie 1) zoals verstrekt aan een ingezetene van de gemeente en zijn echtgenote per 1 januari 2015 te beëindigen. De gemeente heeft dit besluit volgens de uitspraak gemotiveerd door te stellen dat de huishoudelijke hulp voortaan via een algemene voorziening kan worden verkregen in verband met het feit dat de gemeente minder geld krijgt van de rijksoverheid, op grond waarvan de ingezetene vanaf genoemde datum zelf zou moeten regelen en betalen.

De voorzieningenrechter heeft besloten het bestreden besluit van de gemeente te schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De uitspraak geeft de gemeente de gelegenheid tot een beslissing op bezwaar te komen en leidt er toe dat de gemeente gehouden is de huishoudelijke hulp aan betrokkenen vooralsnog ongewijzigd in stand te laten.

De uitspraak is waardevol en vergt uiteraard een nadere analyse. Gelet op het door uw Kamer gedane verzoek geef ik in deze brief mijn eerste reactie op deze uitspraak en zal ik daarna meer specifiek ingaan op de door de leden van de fracties van CDA, SP, PVV en GroenLinks gestelde vragen. Hierbij dient vooraf te worden opgemerkt dat ik niet beschik over alle details van de specifieke situatie, de onderliggende dossiers, waarover de voorzieningenrechter zich heeft gebogen.

Ik stel op grond van de uitspraak het volgende vast.

De voorzieningenrechter heeft bepaalt dat in deze situatie sprake is geweest van het uitvoeren van een «categorale stopzetting» in verband met gewijzigd beleid maar «zonder na deugdelijk onderzoek» rekening te houden met de omstandigheden waarin betrokkene verkeert. Zo is niet vastgesteld of die omstandigheden zijn gewijzigd. Een dergelijke categorale beëindiging is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet mogelijk, dit geldt eveneens voor het als «algemeen gebruikelijk» verklaren van de voorziening in deze specifieke situatie zonder onderzoek. Volgens de voorzieningenrechter kan niet worden uitgesloten dat de kosten van de noodzakelijke huishoudelijke hulp, welke niet wordt betwist, in de specifieke situatie naar geldende maatschappelijke normen niet tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van betrokkenen kunnen worden gerekend.

De uitspraak van de voorzieningenrechter is in lijn met de eerder door mij uitgesproken verwachting dat de rechter gemeenten die niet zorgvuldig handelen zal corrigeren1. De voorzieningenrechter baseert zijn uitspraak weliswaar op de (huidige) Wmo, maar in de Wmo 2015 is het beginsel van de individuele afweging op basis van een zorgvuldig onderzoek na een melding van de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning door een persoon juist nog steviger verankerd. De Wmo 2015 expliciteert de elementen die de gemeente tenminste in het onderzoek moet betrekken hetgeen de zorgvuldigheid van de besluitvorming over de ondersteuning, de mate van en de vorm waarin nog meer dan nu moet waarborgen. Bij dit zorgvuldige onderzoek kunnen mensen zich desgewenst bij laten staan door een onafhankelijk cliëntondersteuner.

De leden van de fractie van het CDA vragen of met de uitspraak duidelijk is geworden dat gemeenten onder de bestaande Wmo niet zomaar mogen stoppen met het bieden van huishoudelijke verzorging. Deze leden vragen hoe ik ga zorgen dat de gemeenten die zo maar zijn gestopt met het bieden van huishoudelijke hulp zich alsnog aan de wet gaan houden.

De uitspraak is helder. Gemeenten zijn ingevolge de wet- ook volgens de voorzieningenrechter – verplicht zorgvuldig te handelen bij het aanpassen van de huishoudelijke hulp bij mensen met een doorlopende toekenning. Het wettelijk kader is het uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan. Indien gemeenten besluiten om de huishoudelijke hulp te versoberen of te beëindigen, vraagt dit in alle gevallen een individuele afweging. Daarbij is van belang dat gemeenten zich houden aan de bepalingen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat betekent dat gemeenten de beschikking niet zomaar per direct kunnen aanpassen of intrekken en dat gemeenten een redelijke overgangstermijn in acht moet nemen, indien zij een wijziging wil aanbrengen in de eerdere verstrekking. De memorie van toelichting bij de Wmo 2015 is hier duidelijk in.

In mijn brief aan uw Kamer van 6 november jl. heb ik gewezen op het belang van een zorgvuldige wetsuitvoering door gemeenten. Ik verwacht van gemeenten dat zij de wet kennen en zich ook houden aan de wettelijke kaders. Gemeenten zijn de afgelopen periode op verschillende momenten uitgebreid geïnformeerd over deze kaders.

De gemeenteraad heeft primair de verantwoordelijkheid om het college op een zorgvuldige uitvoering van de wet te controleren en in actie te komen daar waar dat nodig is. Uiteraard blijf ook ik de komende periode de gemeenten hierin volgen en waar nodig zal ik gemeenten daar ook op aanspreken.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe ik in het kader van de Wmo 2015 de handelwijze van gemeenten beoordeel, die mensen zonder keukentafelgesprek en of onderzoek doorverwijzen naar een algemene voorziening. Deze leden vragen tevens hoe ik er voor ga zorgen dat gemeenten zich aan de wet houden.

In de Wmo 2015 is bepaald dat, indien iemand melding maakt van de behoefte aan ondersteuning, het college in samenspraak met deze cliënt, en desgewenst zijn mantelzorger, het zorgvuldig onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte uitvoert. Gemeenten mogen niet zomaar iemand na een melding doorverwijzen naar een algemene voorziening en de verplichting van het wettelijk voorgeschreven onderzoek naast zich neerleggen. Dit onderzoek is nu juist in de wet opgenomen om een zorgvuldige afweging en besluitvorming voor de cliënt te waarborgen. Zoals ik bij de vorige vraag van de leden van de fractie van het CDA heb aangegeven, geldt de noodzaak van een zorgvuldige individuele afweging ook bij aanpassing of beëindiging van een (doorlopende) voorziening. Dit neemt niet weg dat op basis van een zorgvuldig onderzoek kan worden vastgesteld dat met een algemene voorziening in een specifieke situatie een passende bijdrage kan worden geleverd aan de zelfredzaamheid of participatie van betrokkene.

De gemeenteraad heeft primair de verantwoordelijkheid om het college op een zorgvuldige uitvoering van de wet te controleren en in actie te komen daar waar dat nodig is. Uiteraard blijf ook ik de komende periode samen met de VNG de gemeenten hierin volgen en waar nodig ga ik in gesprek om een goede wetsuitvoering te bevorderen. Daar waar de gemeente meer dan incidenteel afwijkt van de wettelijke kaders en de gemeenteraad haar verantwoordelijkheid niet neemt, heb ik de mogelijkheid om van, de mij in het kader van het bestuurlijk toezicht toekomende bevoegdheden in, artikel 2.6.8 van de Wmo 2015 en de Wet revitalisering generiek toezicht gebruik te maken.

De leden van de fractie van de SP vragen wat de betekenis is van deze uitspraak voor alle gemeenten in Nederland.

Vooropgesteld dient te worden dat de voorzieningenrechter zich in zijn uitspraak baseert op de (huidige Wmo) en de uitspraak een voorlopig karakter heeft. De rechter bevestigt in zijn uitspraak het grondbeginsel dat gemeenten pas besluiten kunnen nemen over voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning voor mensen nadat ze zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de omstandigheden van deze personen. Dit grondbeginsel van een individuele afweging op basis van een zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden en in samenspraak met de betrokkene uitgevoerd, is in de nieuwe Wmo 2015 nog steviger verankerd. Ik verwacht dat de uitspraak een belangrijke bijdrage kan leveren aan het bewustzijn bij alle betrokkenen over de vereiste zorgvuldigheid bij de uitvoering van deze wet. De uitspraak benadrukt daarbij ook het belang van een dienstbare opstelling van de gemeente in de relatie met haar ingezetenen.

De leden van de fractie van de SP vragen naar de wijzigingen die deze uitspraak heeft voor het wetsvoorstel Wmo 2015 (en de onderliggende AMvB’s). Daarnaast vragen deze leden op welke wijze deze wijzigingen wettelijk worden verankerd.

De uitspraak van de voorzieningenrechter is volledig in lijn met de Wmo 2015 en heeft dan ook geen gevolgen voor de regelgeving. Zoals ik in antwoord op de vorige vraag heb toegelicht is de lijn van de uitspraak, een individuele afweging na zorgvuldig onderzoek naar de specifieke situatie van de persoon die behoefte heeft aan ondersteuning, stevig verankerd in de nieuwe Wmo 2015. Aanpassing van regelgeving is dan ook niet aan de orde.

De leden van de fractie van de SP vragen de noodzaak van de invoering van de Wmo 2015 nog eens zorgvuldig te overdenken en de mogelijkheden voor uitstel van de invoering van de Wmo 2015 aan de Tweede Kamer voor te leggen.

De aanstaande hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning, waar de invoering van de Wmo 2015 een belangrijk onderdeel van uit maakt, vormt een belangrijke stap in het realiseren van een voorzieningenaanbod dat mensen centraal stelt met passende ondersteuning dichtbij mensen. Het voorbeeld van het Friese echtpaar onderstreept het belang van een zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden bij het bieden van ondersteuning en zorg in de thuisomgeving. Meer nog dan in de huidige Wmo, is deze belangrijke opdracht in de Wmo 2015 verankerd. Het is nu aan gemeenten om zich bewust te zijn van het belang van een zorgvuldige wetsuitvoering. De uitspraak van de voorzieningenrechter kan waar dat nog nodig is, bijdragen aan dit bewustzijn.

De leden van de fractie van de PVV vragen of door deze uitspraak van de voorzieningenrechter de korting van 40 procent op het budget wordt teruggedraaid.

Nee, de uitspraak van de rechter geeft geen aanleiding om de budgettaire korting opnieuw te bezien. In dit verband wijs ik ook op eerdere verzachtingen van de taakstelling en de introductie van de huishoudelijke hulp toelage door het kabinet, die gemeenten meer in staat stellen de benodigde tijd uit te trekken voor een zorgvuldige invoering van de Wmo 2015, het in gesprek gaan met cliënten en het bieden van continuïteit per 1 januari 2015.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen op welke wijze wordt getoetst of de uitvoering van de Wmo 2015 in lijn met de wet is.

De gemeente is primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo 2015. De gemeenteraad stelt de hoofdlijnen van het door het college van burgemeester en wethouders te voeren beleid en controleert het college op een juiste uitvoering van de wet. Daarnaast geldt dat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor een goed functionerend systeem bij ernstige tekortkomingen in de uitvoering van de wet door gemeenten kan ingrijpen volgens de stappen van de interventieladder bestuurlijk toezicht. Bij deze verantwoordelijkheid kan ik steunen op signalen, maar meer systematisch ook op de resultaten van monitoring en evaluatie. Ik zal uw Kamer volgens eerdere toezegging bij gelegenheid van de volgende voortgangsrapportage hervorming langdurige zorg informeren over de opzet van deze monitoring en evaluatie.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of ik nog steeds van mening ben dat mensen die het niet eens zijn met het ondersteuningsaanbod van de gemeente, dit via de rechter kunnen aankaarten.

Allereerst stel ik vast dat gemeenten pas beslissingen kunnen nemen over voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning voor mensen nadat ze zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de omstandigheden van deze mensen in goed gesprek met deze mensen en/of hun vertegenwoordigers. Dit uitgangspunt is de kern van de Wmo 2015 en daar sta ik voor. Mocht onverhoopt iemand zich niet kunnen vinden in een beslissing van de gemeente dan staat daar tegen zoals gebruikelijk bezwaar en beroep open. Ik vind het daarbij van groot belang dat gemeenten in hun uitvoering zo veel als mogelijk voorkomen dat het nodig is voor deze kwetsbare mensen dat ze moeten gaan procederen. Een zorgvuldig proces vanuit de gemeente kan dit mijns inziens sterk bevorderen. Als onderdeel van dit proces vind ik het belangrijk dat gemeenten de beschikbare mogelijkheden ook benutten, zoals cliëntondersteuning, de inzet van Wmo-ambassadeurs en het inzetten van mediation.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Brief van 6 november 2014, Kamerstuk 29 538, nr. 168.

Naar boven