Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29521 nr. 299 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29521 nr. 299 |
Vastgesteld 1 september 2015
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de brief van 19 juni 2015 inzake de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA (Kamerstuk 29 521, nr. 293).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 28 augustus 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Eijsink
De griffier van de commissie, Van Toor
Vraag 1:
Hoe lang denkt het kabinet dat er een VN-macht nodig zal zijn in Mali om de doelen van veiligheid en stabiliteit te halen?
Antwoord vraag 1:
Het mandaat van MINUSMA is onlangs verlengd tot en met juni 2016. Het is zeer waarschijnlijk dat de VN de missie ook daarna nog enige jaren in stand zal houden. Duidelijk is dat de uitvoering van het vredesakkoord van 20 juni jl. een proces van lange adem zal zijn dat van betrokken partijen en de internationale gemeenschap de komende jaren nog veel inzet zal vergen. Het risico van terugval blijft vooralsnog aanwezig, mede door de voortdurende aanwezigheid van terroristische groeperingen die geen partij zijn bij het vredesakkoord.
Vraag 2:
Op welke punten moet de inlichtingenketen nog worden verbeterd, wat is daar voor nodig en welke landen kunnen deze capaciteiten leveren?
Vraag 3:
Welke concrete stappen zijn nog nodig om het succes van de inlichtingencapaciteit te bestendigen?
Vraag 14:
Op welke punten moet het functioneren van de inlichtingenketen concreet worden verbeterd, zoals in de brief wordt gesteld? Op welke wijze zal hieraan invulling worden gegeven?
Antwoord op vraag 2, 3 en 14:
Het is voor het eerst dat een All Source Intelligence Fusion Unit (ASIFU) is ingebed in een VN-missie. Het is een vernieuwing. Om de juiste vorm en werkwijze te vinden, ook in relatie tot de rest van de missie, is tijd nodig. In de tussentijdse evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA, die uw Kamer is aangeboden op 7 mei jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 292), is een aantal verbeterpunten geïdentificeerd, die vooral de sturing van de inlichtingenbehoefte van de missie en het gebruik van de producten van ASIFU betreffen. Ook was er op bepaalde terreinen een zekere overlap met andere actoren in de missie. MINUSMA heeft nu anderhalf jaar ervaring kunnen opdoen met een ASIFU. Deze heeft zich inmiddels kunnen ontwikkelen, zoals uit de evaluatie blijkt. De missie is positief over de inlichtingenproducten die geleverd worden. Belangrijk is nu vanuit de MINUSMA-inlichtingenketen te bezien hoe de tactische inlichtingenketen kan worden versterkt en hoe de samenwerking tussen de verschillende inlichtingenelementen verder kan worden verbeterd.
De positie van ASIFU in de missie, de verhouding met andere inlichtingen-elementen en daarmee ook de vraag wat het beste inlichtingensysteem is voor deze missie, zullen dit najaar door de VN worden geëvalueerd. Op een aantal punten zijn inmiddels concrete verbeteringen waar te nemen. Het gebruik van de inlichtingen en de sturing zijn sinds het aantreden van de nieuwe Force Commander (FC) verbeterd. Ook is de coördinatie op inlichtingengebied verbeterd door de instelling van een Joint Coordination Board. ASIFU heeft een bescheiden bijdrage geleverd aan de training van niet-Westerse troepen in het rapporteren en omgaan met inlichtingen, maar hier zal de VN een grotere inspanning moeten plegen. Op grond van de ervaring met ASIFU werkt de VN aan de ontwikkeling van een eigen beveiligd netwerk. Nederland adviseert de VN bij dit proces.
Vraag 4:
Kunt u een actuele beschrijving geven van de veiligheidssituatie? In welke opzichten is die verslechterd, zoals in de brief wordt gesteld?
Vraag 26:
Is de spanning door het ondertekenen van de Coördinatie inmiddels verminderd en hiermee de veiligheidssituatie iets verbeterd?
Vraag 41:
Gaat het vredesakkoord de veiligheidssituatie waarin de Nederlandse militairen werken op korte termijn verbeteren?
Vraag 43:
In hoeverre zijn de gewapende conflicten tussen diverse groepen sinds de ondertekening van het vredesakkoord door de Toearegs op 20 juni gestopt of juist geëscaleerd?
Vraag 44:
Verwacht het kabinet dat ondertekening van het vredesakkoord door de regering, het Platform, en de Coördinatie een positief effect heeft op de veiligheidssituatie van de MINUSMA-troepen in het algemeen en in het bijzonder van de Nederlandse militaire, politie- en civiele bijdrage aan MINUSMA?
Antwoord op vraag 4, 26, 41, 43 en 44:
Wat de veiligheidssituatie in het noorden van Mali betreft was de nederlaag van de Malinese strijdkrachten bij Kidal in mei 2014 een belangrijk keerpunt. Dit leidde tot terreinverlies van het Malinese leger, met als gevolg dat de autoriteiten zich uit grote delen van Noord-Mali moesten terugtrekken. Hierdoor nam de bewegingsvrijheid van de gewapende, voornamelijk separatistische groeperingen (de Coördinatie) en terroristische groeperingen toe.
Het initiële succes van de Coördinatie was aanleiding voor meer regeringsgezinde groeperingen om een tegenreactie te organiseren (onder andere door de oprichting van de GATIA-militie). Dit leidde in het najaar van 2014 en het voorjaar van 2015 tot militaire verschuivingen ten koste van de Coördinatie. Tegelijkertijd vonden op politiek niveau overlegrondes plaats in Algiers. In dit overleg had de regering aanvankelijk een tamelijk zwakke positie als gevolg van de nederlaag bij Kidal, maar die positie werd sterker naarmate de Coördinatie terreinverlies leed. De vredesonderhandelingen en het militaire optreden gingen dus hand in hand en dit verklaart grotendeels de verslechterde veiligheidssituatie in deze periode. Dit gold eveneens voor de locaties waar MINUSMA-troepen, waaronder de Nederlandse eenheden, actief zijn.
Hoewel de onderliggende spanningen tussen de gewapende groeperingen door de ondertekening van het akkoord niet zijn weggenomen, was sinds de ondertekening op 20 juni jl. sprake van relatieve rust in Noord-Mali. Dit geldt eveneens voor gebieden waar Nederlandse eenheden opereren. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat deze periode (direct na ondertekening) samenviel met de ramadan en de regenperiode, factoren die mogelijk tijdelijk een dempende werking hebben gehad op de activiteiten van de gewapende groeperingen. Daarnaast zijn er (terroristische) groeperingen die zich onttrekken aan het vredesproces en die baat hebben bij een instabiele veiligheidssituatie in Mali. Zeer recentelijk zijn er gevechten uitgebroken in de omgeving van Kidal tussen GATIA en de Coördinatie. De afloop en de gevolgen hiervan op het verdere vredesproces zijn op dit moment nog niet goed in te schatten.
Er is tevens sprake van een toename van geweld in het tot voor kort relatief rustige midden en zuiden van Mali. Recente voorbeelden zijn de aanval op een hotel in Sévaré (regio Mopti) waarbij slachtoffers zijn gevallen, en aanvallen op posities van het Malinese leger. Dit is een zorgelijke ontwikkeling. Wel is het Malinese leger in deze regio’s beter in staat zelfstandig te opereren dan in Noord-Mali. Sinds eind juni 2015 worden in het zuiden van Mali, zowel op de grens met Mauritanië als op de grens met Ivoorkust, anti-terreuroperaties uitgevoerd door het Malinese leger. Hierbij worden de Malinese troepen ondersteund door eenheden van deze buurlanden. Het relatieve succes van deze operaties, waarbij meerdere vermoedelijke terroristen zijn omgekomen of gevangengenomen en wapentuig in beslag is genomen, kan worden gezien als een morele opsteker voor de krijgsmacht. De snelheid en omvang van deze operaties zijn in sterke mate ingegeven door de wens van de regering te laten zien dat zij in staat is de veiligheid te garanderen in het zuiden van Mali.
Vraag 5:
Waarom heeft het overnemen van taken door andere landen (Estland en Tsjechië) geen invloed op het aantal aanwezige Nederlandse militairen?
Vraag 10:
Wat zal precies het effect van de afspraken met o.a. Estland en Tsjechië zijn voor de Nederlandse bijdrage in MINUSMA? Leiden deze afspraken (na verloop van tijd) tot een kleiner Nederlands aandeel?
Vraag 15:
Welke gevolgen heeft het afstoten van (kleine) taken aan andere landen voor het functioneren van de Nederlandse eenheden en daarmee voor de Nederlandse inzet?
Antwoord op vragen 5, 10 en 15:
Door het overdragen van kleine taken kan op beperkte schaal Nederlands personeel worden teruggetrokken. Een voorbeeld hiervan is de reductie van Nederlands Field HUMINT-personeel als gevolg van de inbreng van Estland. De inbreng van andere landen impliceert dat hun personeel participeert in het opwerktraject zoals eerder het HUMINT-team uit Estland en de Zwitserse analisten in ASIFU. Door dit voorbereidingstraject is er geen kwaliteitsverlies en gaat de overname van deze taken niet ten koste van de inzet.
Met de komst van de Tsjechische special forces bijdrage (een eenheid die deel zal uitmaken van de Nederlandse SOLTG), zal het aantal Nederlandse special forces enigszins omlaag gaan. De thans geplande duur van de Tsjechische bijdrage (maart tot september 2016) sluit het permanent overdragen van taken echter uit. Dat zou een aanvullend Tsjechisch besluit vergen.
Vraag 6:
Welke stappen heeft de VN ondernomen, of gaat de VN ondernemen, om te kijken welke landen taken kunnen overnemen van Nederland?
Antwoord vraag 6:
Het Department for Peacekeeping Operations (DPKO) van de VN is continu in contact met landen om de militaire, politie en civiele bijdragen aan de vredesmissie te verzekeren. Het is van belang dat alle Troepen Leverende Landen (TCC) en Politie Leverende Landen (PCC) veranderingen in hun bijdragen zo vroeg mogelijk bij de VN aankaarten. Nederland en de VN hebben intensief contact over de verlenging van de Nederlandse bijdrage en de overdracht van taken. Er is samenwerking met en informatie-uitwisseling tussen Nederland en de relevante onderdelen van de VN, met name met DPKO, om de overdracht zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Overigens organiseren de VN en de VS 28 september a.s. in New York een UN Peacekeeping Summit waarbij lidstaten worden opgeroepen meer aan VN-missies, in het bijzonder aan MINUSMA, bij te dragen. Nederland is intensief betrokken bij de voorbereidingen van deze top.
Vraag 7:
Stuurt Nederland naast de afspraken met Estland en Tsjechië actief aan op overname van taken?
Antwoord vraag 7:
De VN is verantwoordelijk voor de vervanging van de Nederlandse eenheden in MINUSMA. Nederland ondersteunt de VN en zal zich ervoor blijven inspannen om de overdracht van taken in de loop van 2016 verder uit te breiden.
Vraag 8:
Heeft het ondertekenen van het vredesakkoord door de Touaregs inmiddels verandering gebracht in de humanitaire situatie en andere sociale ontwikkelingen waar in het toetsingskader op ingegaan wordt?
Antwoord vraag 8:
Het is te vroeg om hierover uitspraken te kunnen doen. Humanitaire hulp en ontwikkeling zijn wel onderwerp van gesprek tussen de partijen. De leden van de internationale bemiddeling en Malinese partijen hebben na de ondertekening een comité opgericht dat moet toezien op de uitvoering van het vredesakkoord. Het comité is verdeeld in vier thematische subgroepen, waaronder een groep die zich onder andere zal bezighouden met humanitaire vraagstukken, zoals de terugkeer en re-integratie van ontheemden en vluchtelingen. OCHA (United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) overlegt met Malinese partijen en MINUSMA over humanitaire toegang, wat in de groep «Veiligheid» in het comité moet worden besproken. De nadruk ligt vooral op Ménaka, Kidal stad en de regio ten noorden van de stad Timboektoe.
Vraag 9:
In hoeverre is er sprake van meer of minder terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit in vergelijking met het begin van de missie MINUSMA?
Vraag 47:
Is er sprake van aanwezigheid van IS in Mali?
Vraag 60:
In hoeverre is de terroristische dreiging in Mali überhaupt onder controle te krijgen?
Vraag 61:
Wat wordt bedoelt met het feit dat er enige mate van technische en tactische ontwikkelingen te zien zijn, die langzaam evolueren, bij de inzetmiddelen van jihadistische groeperingen?
Vraag 62:
Betekent deze ontwikkeling dat deze groeperingen enkel maar gevaarlijker aan het worden zijn?
Antwoord op vragen 9, 47, 60, 61 en 62:
In het eerste decennium van de 21e eeuw was Noord-Mali een safe haven voor terroristische netwerken. De overname door jihadisten van de bevolkingscentra in Noord-Mali die eerder door de Toeareg-separatisten begin 2012 waren veroverd, leidde in januari 2013 tot een militaire interventie door Frankrijk. Bij acties van de Franse operatie Serval zijn grote aantallen terroristen gearresteerd, gevlucht of omgekomen. In het afgelopen jaar zijn Franse operaties tegen (het leiderschap van) jihadistische netwerken in met name de regio Kidal doorgegaan. Zoals bekend heeft MINUSMA geen mandaat ten aanzien van contraterrorisme. Door de acties van Serval en later Barkhane is het aantal terroristen in Noord-Mali ten opzichte van het begin van de missie afgenomen. Daarnaast werden de terroristische netwerken door de verliezen gedwongen zich te reorganiseren en te verschuilen. Vooral in de regio Kidal heeft dit geleid tot een afname van het aantal aanslagen. In de regio’s Timboektoe en Gao is het aantal aanslagen min of meer gelijk gebleven.
In het afgelopen half jaar is het aantal aanslagen in het midden en het zuiden van Mali toegenomen. Terroristische netwerken maken nu ook in Midden- en Zuid-Mali in toenemende mate gebruik van oude lokale conflicten, onvrede over hoe de autoriteiten hiermee omgaan, en een gebrek aan sociaaleconomisch perspectief. Het aanpakken van deze voedingsbodem is essentieel voor het tegengaan van terrorisme in Mali.
De inzetmiddelen van terroristen, vooral improvised explosive devices (IED’s), laten vooral in Noord-Mali enige technische en tactische ontwikkeling zien. De middelen zijn nog steeds van relatief lage kwaliteit en worden ook minder ingezet dan in andere gebieden waar de Nederlandse krijgsmacht actief is geweest.
De terroristische aanslag begin maart jl. op het restaurant La Terrasse in Bamako laat echter zien dat ook met beperkte middelen een groot effect kan worden bereikt.
Een lokale leider van al-Murabitun, één van de terroristische netwerken in Mali, heeft zich in het voorjaar van 2015 loyaal verklaard aan ISIS. Het leiderschap van ISIS heeft hierop publiekelijk nog niet gereageerd. Verder zijn er, voor zover bekend, geen verbanden tussen dit netwerk in Mali en het ISIS-leiderschap in Irak en Syrië.
Vraag 10:
Wat zal precies het effect van de afspraken met o.a. Estland en Tsjechië zijn voor de Nederlandse bijdrage in MINUSMA? Leiden deze afspraken (na verloop van tijd) tot een kleiner Nederlands aandeel?
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 11:
Met welke andere landen wordt gesproken over de overdracht van Nederlandse taken?
Antwoord vraag 11:
Nederland ondersteunt de VN bij het zoeken naar geschikte landen die taken van Nederland kunnen overnemen. In eerdere antwoorden zijn contacten met Tsjechië en Estland genoemd. Deze landen hebben hun binnenlandspolitieke besluitvormingsprocedure voltooid. Verder heeft de Duitse regering recent het parlement laten weten dat zij de optie van een grotere bijdrage aan MINUSMA onderzoekt.
Het kabinet wil publiekelijk geen uitspraken doen over andere landen, omdat in deze landen de binnenlandspolitieke besluitvormingsprocessen nog gaande zijn. Indien zich relevante ontwikkelingen voordoen, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage.
Vraag 12:
Heeft Boeing, naar aanleiding van het onderzoek naar de crash van een Nederlandse Apache gevechtshelikopter, inmiddels definitieve beheersmaatregelen afgekondigd? Zo ja, hoe zien deze maatregelen eruit? Zo nee, wat is daarvan de reden en wanneer is de verwachting dat deze maatregelen alsnog afgekondigd zullen worden?
Antwoord vraag 12:
Zoals gemeld in de brief van 7 mei jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 292) heeft Defensie, vooruitlopend op de definitieve beheersmaatregelen van de fabrikant, de verdachte componenten reeds uit de Nederlandse Apache-vloot verwijderd.
De US Army heeft, in overleg met Boeing, op 28 mei jl. de definitieve beheersmaatregelen bekendgemaakt. De beheersmaatregelen die Defensie heeft genomen zijn hiermee in overeenstemming.
Vraag 13:
Zijn naar aanleiding van de door Boeing afgekondigde beheersmaatregelen aanvullende maatregelen nodig? Zo ja, om welke maatregelen gaat het en heeft Nederland die maatregelen reeds ingevoerd?
Nee, zie het antwoord op vraag 12.
Vraag 14:
Op welke punten moet het functioneren van de inlichtingenketen concreet worden verbeterd, zoals in de brief wordt gesteld? Op welke wijze zal hieraan invulling worden gegeven?
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 15:
Welke gevolgen heeft het afstoten van (kleine) taken aan andere landen voor het functioneren van de Nederlandse eenheden en daarmee voor de Nederlandse inzet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Vraag 16:
Kan MINUSMA nu ook haar vleugels meer uitslaan richting het Noorden?
Antwoord vraag 16:
Het merendeel van de MINUSMA-eenheden is op dit moment gelegerd in het noorden van Mali (Gao, Timboektoe, Kidal). Dat neemt niet weg dat MINUSMA sinds het begin van de missie te kampen heeft met grote logistieke uitdagingen. Daarbij vormen voortdurende aanvallen op VN-konvooien in Noord-Mali door criminelen en extremisten een serieuze bedreiging voor het vermogen van de missie zich in het Noorden te ontplooien. Mogelijk zorgt de ondertekening van het vredesakkoord voor meer rust in het Noorden. Daarnaast werkt MINUSMA op dit moment aan het oprichten van een grote logistieke eenheid (ongeveer 600 personen) die de logistieke lijnen moet verbeteren en de verdere ontplooiing van de missie in het Noorden bevorderen.
Vraag 17:
In hoeverre zijn er meer landen bereid om zich via de EU in het zetten in Mali?
Vraag 82:
Hoeveel EU-landen hebben inmiddels aangegeven mee te willen gaan werken aan de EU missie(s) in Mali?
Antwoord vraag 17 en 82:
Op dit moment nemen 24 Europese landen deel aan de Europese trainingsmissie EUTM Mali1. Aan EUCAP Sahel Mali2 nemen momenteel 15 EU-lidstaten deel. Gelet op het feit dat beide missies volledig operationeel zijn, verwacht het kabinet niet dat hier de komende tijd grote veranderingen in zullen plaatsvinden.
Vraag 18:
Hoeveel burgerslachtoffers zijn gevallen in de gewapende strijd tussen gewapende groeperingen en aanslagen op MINUSMA en het Malinese leger? Is er sprake van een opgaande of aflopende trend in het aantal burgerslachtoffers?
Antwoord vraag 18:
Sinds januari 2015 zijn ongeveer 200 burgerslachtoffers te betreuren, op een totaal van 469 slachtoffers. Dit betreft zowel doden als gewonden en verkrachtingen. Onder deze burgerslachtoffers zijn er circa 100 doden te betreuren.
Er is een opwaartse trend in absolute aantallen burgerslachtoffers en in het percentage burgerslachtoffers ten opzichte van het totaal. Deze stijging is vooral het gevolg van een toename van criminele incidenten.
Bescherming van burgers is een van de prioriteiten in het VN-mandaat voor MINUSMA. De missie heeft een strategie opgesteld voor de bescherming van burgers. Nederland levert hiervoor een civiele expert.
Vraag 19:
In hoeverre is er sprake van het verleggen van handels- en smokkelroutes naar andere landen in de regio als gevolg van de activiteiten van MINUSMA in Mali?
Vraag 20:
In hoeverre maakt het tegengaan en aanpakken van de smokkel van drugs en wapens en mensensmokkel door Mali onderdeel uit van de doelstelling van MINUSMA?
Vraag 30:
In hoeverre gaat het volgens u lukken om het VN-mandaat uit te breiden waardoor er bijvoorbeeld ook meer gedaan kan worden tegen mensensmokkel in het gebied?
Vraag 37:
Is er iets vastgelegd over het monitoren en aanpakken van mensensmokkel in het mandaat? Zo ja, wat precies? Zo nee, zal dat alsnog gebeuren?
Vraag 85:
Zijn er al meer mogelijkheden gevonden om in Mali en de Sahel meer in te kunnen zetten voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensensmokkel?
Vraag 86:
Kunt u nader toelichten welke mogelijkheden worden onderzocht om zich als Nederland meer in te zetten voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en mensensmokkel in Mali en de Sahel?
Vraag 87
Wat zijn tot nog toe de resultaten van de gesprekken met Frankrijk over samenwerking inzake versterking van lokale capaciteiten op het gebied van grensbewaking?
Antwoord vraag 19, 20, 30, 37, 85, 86 en 87:
Georganiseerde criminaliteit, waaronder mensensmokkel, in de Sahel-regio komt steeds meer op de agenda te staan van regeringen van landen in de regio zelf en van de internationale gemeenschap.
MINUSMA heeft, ook onder het nieuwe VN-mandaat, geen executieve taken ter bestrijding van georganiseerde misdaad, waaronder mensensmokkel. Wel besteden ASIFU en UNPOL hier aandacht aan in het kader van inlichtingenvergaring en van advisering en training van de Malinese veiligheidsdiensten.
Op verzoek van Nederland wordt in de preambule van de VN-resolutie met het vernieuwde mandaat verwezen naar de problematiek van human trafficking in de Sahel-regio. Deze verwijzing kan helpen om bij ASIFU en UNPOL meer prioriteit te geven aan het thema mensensmokkel.
Op basis van het vrij verkeer van personen binnen ECOWAS (waartoe onder andere Mali, Niger en Senegal behoren) is het in de praktijk overigens lastig te constateren of er in Mali sprake is van mensensmokkel. De burgers uit de ECOWAS-landen kunnen zich met een paspoort (zonder visum) vrij over de grens bewegen. In die zin is er bij dat grensverkeer geen sprake van illegale migratie. Wel doen zich illegale praktijken voor waarbij migranten, die niet in het bezit zijn van de benodigde papieren, door mensensmokkelaars worden uitgebuit en bedreigd. Ook worden valse paspoorten gebruikt.
De Raad Buitenlandse Zaken van 20 april 2015 heeft een regionaal EU-actieplan aangenomen. Prioriteit hebben migratie, mobiliteit en grensbeheer en de bestrijding van illegale handel en transnationale georganiseerde criminaliteit, het voorkomen en bestrijden van radicalisering en het scheppen van kansen voor jongeren.
Verder kijkt het kabinet naar de mogelijkheden om de inspanningen in de regio te intensiveren programma’s te ondersteunen en experts in te zetten. Nederland verkent momenteel mogelijkheden om een project van UNODC te ondersteunen ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en mensensmokkel in Mali en vier buurlanden in de Sahel die zich hebben verenigd in de G-5 (Burkina Faso, Mali, Mauritanië, Niger en Tsjaad).
Er is sprake van een verschuiving van migratiestromen van Mali naar Niger. Er kan echter geen direct verband worden gelegd tussen deze ontwikkeling en de activiteiten van MINUSMA.
Vraag 21:
U stelt in de brief dat het Malinese leger en de veiligheidsdiensten de afgelopen decennia bewust zwak zijn gehouden door Bamako. In hoeverre is daar verandering in gekomen? Zorgen hervormingen er voor dat het leger en veiligheidsdiensten daadwerkelijk op niveau kunnen komen? Graag een toelichting.
Antwoord vraag 21:
Het Malinese parlement heeft in februari jl. een budget van 1,5 miljard euro gereserveerd voor de komende vijf jaar (de zogenaamde «loi de programmation») ter versterking van het Malinese leger en de veiligheidsdiensten. Daarnaast zijn in het vredesakkoord hervormingen in de veiligheidssector overeengekomen. De internationale gemeenschap ondersteunt de Malinese overheid hierbij. In de afgelopen anderhalf jaar heeft vooral de Europese trainingsmissie EUTM de Malinese autoriteiten geholpen om het leger te hervormen en te versterken. Er worden resultaten geboekt, maar de impact van deze extra inspanningen zal pas duidelijk worden als het Malinese leger weer steeds meer taken op zich zal nemen die nu nog door de internationale gemeenschap (MINUSMA en Barkhane) worden uitgevoerd.
Vraag 22:
Hoe ziet het nieuwe nationale migratiebeleid van Mali er op hoofdlijnen uit? Wat is daarbij veranderd ten opzichte van voorgaand beleid?
Antwoord vraag 22:
Mali heeft in het najaar van 2014 voor het eerst beleid op het gebied van migratie aangenomen. Met dit beleid wil de Malinese overheid irreguliere migratie bestrijden en de migranten beter beschermen tegen uitwassen van mensensmokkel, zoals uitbuiting en bedreigingen. Ook zal de informatievoorziening hierover worden verbeterd. Daarnaast wordt beoogd dat het geld dat Malinese migranten vanuit het buitenland naar Mali overmaken doelmatiger besteed wordt ten gunste van de ontwikkeling van Mali.
Vraag 23:
Waar en door wie vindt het overleg plaats over de (eventuele) aanvullende maatregelen die nodig zijn ter bevordering van het veiligheid van het VN personeel?
Antwoord vraag 23:
Aanvullende maatregelen ter bevordering van de veiligheid van VN-personeel in VN-vredesmissies worden in eerste instantie in de VN-Veiligheidsraad besproken. De financiering van maatregelen wordt besproken in de Algemene Vergadering van de VN. De Veiligheidsraad heeft al verklaard bezorgd te zijn over de veiligheid van het VN-personeel in Mali en treft maatregelen. Er is onder meer een «counter-improvised explosive device strategy and action plan» voor MINUSMA in werking getreden. Ook het goedgekeurde budget voor MINUSMA voor de periode 1 juli 2015 tot 30 juni 2016 voorziet in aanvullende maatregelen om het toenemende gebruik van IED’s (Improvised Explosive Devices) het hoofd te bieden.
Vraag 24:
Heeft de Coördinatie het vredesakkoord inmiddels ondertekend? Zo nee, wat is daarvan de reden en welke gevolgen heeft dat voor de uitvoering van het akkoord? Zo ja, wat betekent de ondertekening van Coördinatie op 20 juni voor het eventuele nieuwe VN mandaat en operationele inzet van de VN-macht?
Vraag 29:
Zijn er grote veranderingen te verwachten bij het instellen van een nieuw VN-mandaat?
Vraag 31:
Op welke wijze beïnvloeden de aanpassingen aan het verlengde mandaat van de MINUSMA-missie de Nederlandse bijdrage aan de missie?
Vraag 36:
Is het mandaat van MINUSMA in juni aangepast? Zo ja, op welke punten?
Antwoord op vraag 24, 29, 31 en 36:
Zie de brief over de verlenging en wijziging van het mandaat van MINUSMA die uw Kamer op 3 juli jl. is toegegaan (Kamerstuk 29 521, nr. 297)
Vraag 25:
En brengt deze ondertekening nog veranderingen met zich mee voor de operationele inzet van Nederlandse militairen?
Vraag 34:
Op welke wijze beïnvloedt de nieuwe verwijzing naar mensensmokkel in de preambule van de VN-resolutie met het aangepaste mandaat de werkwijze en inzet van de Nederlandse bijdrage aan de missie?
Vraag 59:
Zullen de Nederlandse militairen zich door het vredesakkoord en een eventueel nieuw VN-mandaat meer moeten gaan inzetten voor medische evacuaties, transport van mensen en materieel, show of force, beveiliging, vuursteun en het creëren van een veilige omgeving, of blijft de hoofdtaak van het verzamelen van inlichtingen het belangrijkste?
Antwoord op de vragen 25, 34 en 59:
Het nieuwe VN-mandaat en de ondertekening van het akkoord hebben naar verwachting geen directe gevolgen voor de Nederlandse eenheden in MINUSMA. Het verzamelen van inlichtingen, de hoofdtaak van de Nederlandse militairen, blijft onverminderd relevant.
Vraag 26:
Is de spanning door het ondertekenen van de Coördinatie inmiddels verminderd en hiermee de veiligheidssituatie iets verbeterd?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 27:
Hebben door de handtekening van de Coördinatie nu alle vechtende groepen zich achter de vrede geschaard? Kunt u een overzicht geven van partijen die het vredesakkoord van Mali inmiddels hebben getekend en welke partijen niet, met bij die laatste categorie de redenen daarvoor?
Antwoord vraag 27:
Alle partijen die betrokken zijn geweest bij het vredesproces (Malinese regering, het Platform en de Coördinatie) hebben inmiddels het vredesakkoord ondertekend. De Coördinatie ondertekende op 20 juni jl., nadat het Platform en de Malinese regering op 15 mei jl. al ondertekenden. Tijdens de onderhandelingen en na de ondertekening van het akkoord hebben zich wel veranderingen voorgedaan in de samenstelling van Coördinatie en Platform. De ondertekening van het akkoord heeft meer rust gebracht tussen de partijen maar nog niet alle spanningen weggenomen.
Mali kent naast de partijen die deel uitmaken van het Platform en de Coördinatie ook jihadistische en criminele groeperingen die zich verzetten tegen het vredesproces en uitgesloten zijn van het akkoord, omdat de internationale gemeenschap en de Malinese overheid niet met hen wensen te onderhandelen. Deze groeperingen zijn;
– Gewelddadige jihadistische groeperingen zoals Ansar al Dine, AQIM (Al Qaida in de Islamitische Maghreb), MUJAO (Mouvement pour l'Unicité et le Jihad en Afrique de l'Ouest) MLF (Massina Liberation Movement) en Al Murabitun. Deze groeperingen richten zich voornamelijk op het invoeren van de sharia, het vestigen van een islamitisch emiraat en het vergroten dan wel veiligstellen van financiële belangen bij onder andere smokkel en andere criminele activiteiten.
– Gewapende (criminele) groeperingen die zich hoofdzakelijk verzetten tegen het vredesproces om controle te behouden over smokkelroutes.
Vanwege de hoge mate van versplintering van en verwevenheid tussen de groeperingen is het lastig onderscheid te maken tussen al deze groeperingen. Een dergelijke statische indeling zou geen recht doen aan de complexe realiteit.
Vraag 28:
Betekent het ondertekenen van het vredesakkoord door de Coördinatie dat er wellicht meer mogelijkheden om de armoede te bestrijden?
Antwoord vraag 28:
De ondertekening van het akkoord door alle partijen is een belangrijke stap in het vredesproces in Mali. Het akkoord schept veiligheidsvoorwaarden voor wederopbouw en armoedebestrijding. Bijzondere aandacht zal moeten uitgaan naar de ontwikkeling van het noorden. MINUSMA zet voor de noordelijke regio’s van Mali een fonds op om enige kleine maar urgente ontwikkelingsprojecten van de grond te krijgen, bijvoorbeeld op het gebied van water, elektriciteit en de renovatie van school- en gerechtsgebouwen. Op die manier zou de Malinese bevolking op korte termijn positieve effecten van het vredesakkoord moeten ondervinden. Het zal nog enige tijd duren voordat langetermijneffecten zichtbaar worden.
Het akkoord zelf voorziet in de totstandkoming van een specifieke ontwikkelingsstrategie voor het noorden. De Wereldbank, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Islamitische Ontwikkelingsbank zijn bezig de noden te inventariseren. Het akkoord voorziet onder andere in meer decentralisatie, waarbij meer zeggenschap over het budget (inclusief ontwikkelingshulp) zal moeten gaan naar de lokale besturen. De internationale gemeenschap zal armoedebestrijdingsinitiatieven ondersteunen, onder andere met EU-middelen en reguliere OS-middelen. Het Comité de Suivi de l’Accord (CSA) ziet toe op uitvoering van het akkoord door alle betrokken partijen, inclusief de afspraken op het gebied van ontwikkeling.
Vraag 29:
Zijn er grote veranderingen te verwachten bij het instellen van een nieuw VN-mandaat?
Zie het antwoord op vraag 24.
Vraag 30:
In hoeverre gaat het volgens u lukken om het VN-mandaat uit te breiden waardoor er bijvoorbeeld ook meer gedaan kan worden tegen mensensmokkel in het gebied?
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 31:
Op welke wijze beïnvloeden de aanpassingen aan het verlengde mandaat van de MINUSMA-missie de Nederlandse bijdrage aan de missie?
Zie het antwoord op vraag 24.
Vraag 32:
Is het kabinet voorstander van de mogelijkheid in het aangepaste VN-mandaat van de missie om sancties in te kunnen stellen tegen personen die doorgaan met het gebruik van geweld en daarmee het vredesproces ondermijnen? Zo ja, wat voor sancties en op welke wijze zet het kabinet zich daarvoor in?
Vraag 35
Kunt u concretiseren wat de mogelijkheden zijn naar aanleiding van het nieuwe mandaat van MINUSMA ten aanzien van het instellen van sancties tegen individuen en/of groeperingen die doorgaan met het gebruik van geweld en daarmee het staakt-het-vuren schenden en het vredesproces ondermijnen?
Vraag 38:
Wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van het instellen van sancties tegen individuen die het staakt het vuren schenden en het vredesproces ondermijnen?
Antwoord op vraag 32, 35 en 38:
In het hernieuwde VN-mandaat van MINUSMA is een verwijzing opgenomen naar de bereidheid van de VN-Veiligheidsraad om sancties te overwegen, onder andere tegen spoilers die de uitvoering van het vredesakkoord in de weg staan en diegenen die het staakt-het-vuren schenden. Sancties zijn onderdeel van de politieke en diplomatieke middelen die de VN kan inzetten om de partijen aan de afspraken van het vredesakkoord te houden en nader tot elkaar te brengen.
Het kabinet acht de uitvoering van het vredesakkoord van groot belang voor de toekomst van Mali en verwelkomt het besluit van de VNVR om alle mogelijke politieke en diplomatieke middelen om de verschillende partijen tot uitvoering ervan te bewegen, inclusief sancties, indien nodig in te zetten. Het VN-mandaat specificeert niet om wat voor soort sancties het gaat. De Veiligheidsraad heeft tot nu toe geen aanleiding gezien om sancties toe te passen. Het kabinet is het hiermee eens, gezien het vroege stadium waarin de uitvoering van het vredesakkoord zich bevindt.
Vraag 33:
Hoe verhoudt de Nederlandse inzet voor het thema mensensmokkel in de preambule van het aangepaste mandaat zich tot de constatering in de brief dat de migratiestromen de afgelopen periode voor een belangrijk deel zijn verschoven van Mali naar Niger?
Antwoord vraag 33:
Ondanks de verschuiving van grote migratiestromen is Mali nog steeds een belangrijk transitieland. De verschuiving van hoofdmigratiestromen naar Niger betekent niet dat er in Mali geen migratieproblematiek meer is.
Vraag 34
Op welke wijze beïnvloedt de nieuwe verwijzing naar mensensmokkel in de preambule van de VN-resolutie met het aangepaste mandaat de werkwijze en inzet van de Nederlandse bijdrage aan de missie?
Zie het antwoord op vraag 25.
Vraag 35
Kunt u concretiseren wat de mogelijkheden zijn naar aanleiding van het nieuwe mandaat van MINUSMA ten aanzien van het instellen van sancties tegen individuen en/of groeperingen die doorgaan met het gebruik van geweld en daarmee het staakt-het-vuren schenden en het vredesproces ondermijnen?
Zie het antwoord op vraag 32.
Vraag 36
Is het mandaat van MINUSMA in juni aangepast? Zo ja, op welke punten?
Zie het antwoord op vraag 24.
Vraag 37
Is er iets vastgelegd over het monitoren en aanpakken van mensensmokkel in het mandaat? Zo ja, wat precies? Zo nee, zal dat alsnog gebeuren?
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 38
Wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van het instellen van sancties tegen individuen die het staakt het vuren schenden en het vredesproces ondermijnen?
Zie het antwoord op vraag 32.
Vraag 39:
Is er inmiddels een tijdspad uitgestippeld voor het uitvoeren van de verschillende elementen van het vredeakkoord?
Vraag 45:
Wat zijn de vooruitzichten, kansen en obstakels om op korte termijn te komen tot een tijdpad voor de uitvoering van de verschillende elementen van het vredesakkoord?
Antwoord vraag 39 en 45:
Een tijdschema voor de uitvoering van de verschillende elementen van het akkoord is eind juli vastgesteld tijdens de tweede bijeenkomst van het Comité de Suivi de l’Accord (CSA).
Het tijdschema stelt dat op korte termijn (ongeveer een jaar) wordt gewerkt aan een betere vertegenwoordiging van de bevolking uit het noorden in de staatsinstellingen en aan een programma voor het Disarmament, Demobilization and Reintegration (DDR) proces. Op de middellange termijn (twee tot vijf jaar) gaat het onder meer om het instellen van een mechanisme om delen van het staatsbudget aan de regio’s over te dragen en het creëren van een ontwikkelingszone voor de noordelijke regio’s. Op de lange termijn gaat het onder meer om het ontwikkelen van het noorden tot een gelijkwaardig niveau als de rest van het land.
De Malinese regering heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het akkoord. Het is belangrijk is dat er nu resultaten worden geboekt om het wantrouwen bij partijen weg te nemen en een opleving van het conflict te voorkomen. Nederland zal, onder andere via de EU, de uitvoering van het akkoord ondersteunen en bepleiten dat de partijen voor de vooruitgang verantwoordelijk worden gehouden.
Vraag 40
Is er duidelijk aan welke programma’s (ontwikkelingssamenwerking en Disarmament, Demobilization en Reintegration) de ondertekenaars van het akkoord mee willen werken en hoe dat dan zal gebeuren?
Antwoord vraag 40:
Alle betrokken partijen (de Malinese regering, Platform en Coördinatie) hebben het akkoord ondertekend zonder voorbehouden of uitzonderingsposities. Daarmee zijn alle partijen gebonden aan alle elementen in het akkoord, inclusief de elementen die betrekking hebben op ontwikkelingssamenwerking en DDR.
In het tijdschema voor de uitvoering van het akkoord, dat is opgesteld door het Comité de Suivi (CSA), is vastgesteld wanneer welke stappen zullen worden genomen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en DDR, en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. De concrete stappen hiervoor zullen de komende tijd verder worden uitgewerkt.
Vraag 41
Gaat het vredesakkoord de veiligheidssituatie waarin de Nederlandse militairen werken op korte termijn verbeteren?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 42
Hebben Nederlandse inlichtingen duidelijk gemaakt hoe de netwerken van jihadistische groeperingen eruit zien, zodat deze beter aangepakt kunnen worden?
Antwoord vraag 42:
Het optreden tegen jihadistische netwerken valt niet onder het mandaat van MINUSMA. De Franse operatie Barkhane houdt zich, conform haar mandaat, wel bezig met het opsporen en aanpakken van jihadistische groeperingen in Mali.
Vraag 43
In hoeverre zijn de gewapende conflicten tussen diverse groepen sinds de ondertekening van het vredesakkoord door de Toearegs op 20 juni gestopt of juist geëscaleerd?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 44
Verwacht het kabinet dat ondertekening van het vredesakkoord door de regering, het Platform, en de Coördinatie een positief effect heeft op de veiligheidssituatie van de MINUSMA-troepen in het algemeen en in het bijzonder van de Nederlandse militaire, politie- en civiele bijdrage aan MINUSMA?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 45
Wat zijn de vooruitzichten, kansen en obstakels om op korte termijn te komen tot een tijdpad voor de uitvoering van de verschillende elementen van het vredesakkoord?
Zie het antwoord op vraag 39.
Vraag 46
Kunt u een opsomming geven van welke versterkende veiligheidsmaatregelen er zijn genomen voor Nederlandse militairen en eenheden die deelnemen aan MINUSMA als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie?
Antwoord vraag 46:
De beveiliging van locaties waar Nederlandse militairen verblijven en werken is een van de belangrijkste prioriteiten van het Ministerie van Defensie in uitzendgebieden. Ook worden ontwikkelingen in de veiligheidssituatie nauwgezet gevolgd en geanalyseerd. De veiligheidsmaatregelen die op dit moment in Mali van kracht zijn, zijn in overeenstemming met de dreiging. Het betreft maatregelen op het gebied van de kampbeveiliging, zoals bewaking en extra versperringen die de ongewenste benadering van het kamp verhinderen. Ook gelden er maatregelen tijdens verplaatsingen en algemene maatregelen op het gebied van veiligheidsbewustzijn en het handelen door de Nederlandse militairen zelf.
Naast bovenstaande maatregelen is er regelmatig overleg met het uitzendgebied over de (ervaren) dreiging. Indien tekortkomingen worden geconstateerd, zullen in overleg gepaste maatregelen worden getroffen.
Vraag 47
Is er sprake van aanwezigheid van IS in Mali?
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 48
Wat zijn de gevolgen van het klimaat en de terreinomstandigheden voor de kosten van het onderhoud van het materieel? Vallen deze kosten onder het geraamde missiebudget?
Antwoord vraag 48:
Vanwege klimatologische en terreinomstandigheden is er meer en frequenter onderhoud nodig. Deze kosten zijn meegenomen in de missieraming.
Vraag 49:
Zijn er gevolgen door de extra slijtage van het materieel op de opleidings- en/of trainingsprogramma’s in Nederland?
Antwoord vraag 49:
Om het materieel in het inzetgebied inzetbaar te houden, worden daar artikelen heen gestuurd die ook essentieel zijn voor het onderhoud van het materieel dat in Nederland is achtergebleven. Hierdoor is een deel van dit materieel in Nederland niet beschikbaar voor gereedstellingsactiviteiten. Dit geldt vooral voor landmachtmaterieel. Voor het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) zijn er geen nadelige gevolgen.
Vraag 50:
Zijn er, gezien de snelle slijtage, voldoende reservedelen en voorraden beschikbaar? Welke maatregelen neemt u om te garanderen dat er voldoende reservedelen beschikbaar zijn?
Antwoord vraag 50:
In een aantal gevallen niet. In voorkomend geval wordt met prioriteit geleverd aan de missie, wat ten koste gaat van het materieel voor de gereedstelling. Er worden extra bestellingen geplaatst bij de leveranciers. De levertijden zijn afhankelijk van het item dat wordt besteld.
Vraag 51:
Welke maatregelen zijn er genomen om ervoor te zorgen dat de voorraden voldoende aanwezig zijn?
Antwoord vraag 51:
Voorraden in het missiegebied hebben prioriteit en worden aangevuld vanuit de beschikbare voorraden binnen Nederland. Om de voorraden in Nederland aan te vullen worden extra orders geplaatst bij leveranciers.
Vraag 52:
Zijn er extra kosten in de logistieke keten nu de voorraden sneller dan voorzien verbruikt worden? Vallen deze extra kosten volledig onder het geraamde budget van de missie?
Antwoord vraag 52:
Kosten worden op basis van de te verwachten inzet geraamd. De werkelijke omstandigheden in het missiegebied kunnen echter tot gevolg hebben dat voorraden sneller dan voorzien worden verbruikt. Als dit een direct gevolg is van de missie, wordt dit achteraf verrekend met de BIV-gelden.
Vraag 53:
Welke gevolgen heeft dit voor de reserveonderdelen en de voorraden in Nederland?
Antwoord vraag 53:
De levering van reserveonderdelen aan het uitzendgebied heeft prioriteit. Als er voorraden in het uitzendgebied sneller worden verbruikt dan voorzien, kan dit elders (in Nederland en op andere locaties) leiden tot tijdelijke tekorten.
Vraag 54:
Welke gevolgen heeft de extra belasting van het technisch personeel? Op welke wijze wordt het technisch personeel voor de zware belasting gecompenseerd?
Antwoord vraag 54:
De belasting van het personeel, inclusief technici, valt binnen het geldende kader. De lokale omstandigheden maken het werk uitdagend, maar daarmee wordt rekening gehouden om overbelasting te voorkomen. Er zijn vanuit het Sociaal Medisch Team geen indicaties dat er sprake is van (structurele) overbelasting in het algemeen of in het bijzonder bij het technisch personeel.
Bij het aanwijzen van de militairen voor uitzending wordt als regel zoveel als mogelijk getracht de lasten goed te verdelen. Militairen worden niet extra gecompenseerd voor de werkdruk. Wel ontvangen zij een uitzendtoelage. Toelages maken deel uit van de bestaande kaders.
Vraag 55:
Zijn de kosten voor slijtage van het materiaal door de omstandigheden goed te ramen voor Defensie?
Antwoord vraag 55:
In de raming is rekening gehouden met verhoogde slijtage van het materieel. Dit is voor het rijdend en statisch materieel gedaan op basis van ervaringsgegevens en voor het vliegend materieel op basis van een slijtagetarief. Er is rekening gehouden met feitelijke klimatologische en terreinomstandigheden.
Vraag 56:
Welke gevolgen heeft het snel slijten van materieel in Mali voor de inzetbaarheid en gereedstelling voor eenheden binnen de krijgsmacht die geen onderdeel uitmaken van de uitzending naar Mali?
Antwoord vraag 56:
Het snel slijten van materiaal heeft tot gevolg dat er in Nederland minder reserve-onderdelen en materiaal beschikbaar zijn. Dit treft vervolgens de inzetbaarheid en gereedstelling van de eenheden die met dit materiaal werken. Als gevolg van de Nederlandse deelname aan MINUSMA zijn momenteel vooral de Bushmaster en de Mercedes Benz 280 verminderd inzetbaar in Nederland. Dit treft onder andere de omvorming van de 13e Lichte Brigade.
Vraag 57:
Wat betekent «voldoende robuust uitgerust? Wat is de definitie van «robuust»?
Vraag 65:
Wat wordt er bedoeld met «indien Nederlandse eenheden worden aangevallen… zijn ze in eerste instantie voldoende robuust uitgerust om zichzelf te kunnen verdedigen»? Wat is hier de gehanteerde definitie van «robuust»?
Antwoord op vragen 57 en 65:
Met robuust wordt bedoeld dat de eenheden wat personeel, training, uitrusting, materieel en bewapening betreft zijn samengesteld en uitgerust om zelfstandig op te treden in Mali.
Vraag 58:
Wat wordt er bedoeld met dat «de samenstelling van de Nederlandse capaciteiten toereikend is voor de uitvoering van de taakstelling in MINUSMA»?
Antwoord vraag 58:
De hoofdtaak van de Nederlandse eenheden is om in MINUSMA een inlichtingencapaciteit op te zetten om zo de inlichtingenpositie van MINUSMA te versterken. De Nederlandse bijdrage aan de militaire component beslaat de hele inlichtingenketen. De special forces (SOLTG), de ISR-compagnie en het helikopterdetachement vormen de sensoren in die keten. Deze drie eenheden verzamelen informatie die samen met informatie uit andere bronnen wordt geanalyseerd in het ASIFU-hoofdkwartier in Bamako. Daarna worden deze inlichtingen verspreid. Naast het vergaren van inlichtingen worden Nederlandse militaire eenheden ook ingezet voor het creëren van bewegingsvrijheid voor MINUSMA-eenheden en een veilige omgeving voor burgers, een geloofwaardige VN-presentie, medische evacuatie, transport van mensen en materieel, show of force en vuursteun.
De SOF, ISR en helikoptereenheden die opereren in Mali zijn organieke eenheden. Deze eenheden zijn samengesteld, getraind en uitgerust om bovenstaande taken te kunnen uitvoeren. Zoals is toegelicht in de tussentijdse evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA, die uw Kamer is aangeboden op 7 mei jl. (kamerstuk 29 521, nr. 292), beschikken de eenheden in het algemeen over voldoende capaciteiten om deze taak uit te voeren. Ook zijn zij voldoende uitgerust om op verschillende geweldsniveaus op te treden.
Vraag 59:
Zullen de Nederlandse militairen zich door het vredesakkoord en een eventueel nieuw VN-mandaat meer moeten gaan inzetten voor medische evacuaties, transport van mensen en materieel, show of force, beveiliging, vuursteun en het creëren van een veilige omgeving, of blijft de hoofdtaak van het verzamelen van inlichtingen het belangrijkste?
Zie het antwoord op vraag 25.
Vraag 60:
In hoeverre is de terroristische dreiging in Mali überhaupt onder controle te krijgen?
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 61:
Wat wordt bedoelt met het feit dat er enige mate van technische en tactische ontwikkelingen te zien zijn, die langzaam evolueren, bij de inzetmiddelen van jihadistische groeperingen?
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 62:
Betekent deze ontwikkeling dat deze groeperingen enkel maar gevaarlijker aan het worden zijn?
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 63:
Kunt u concreet toelichten wat u bedoelt met «beperkte lokale hygiënische omstandigheden» in Mali? Welk concreet gevaar vormt dit voor Nederlandse militairen ter plekke?
Antwoord vraag 63:
De hygiënische omstandigheden in Mali zijn minder goed dan wij in Nederland gewend zijn. Dit vergroot het risico op medische klachten zoals infecties en bepaalde tropische ziektes. Door middel van voorlichting, gecombineerd met vaccinaties en aanvullende hygiënische gedragsregels, wordt dit risico beperkt.
Vraag 64:
Op welke wijze maakt men gebruik van de opgedane ervaringen met IED tijdens andere missies?
Antwoord vraag 64:
De ervaringen met IED’s hebben geresulteerd in een omvangrijk pakket aan counter-IED-maatregelen. Afhankelijk van het dreigingsniveau worden elementen uit dit pakket toegepast. Voorbeelden van counter-IED maatregelen zijn algemene individuele «mine + IED awareness» trainingen, specialistische opleidingen en trainingen, de inzet van de Bushmaster ter bescherming tegen bepaalde soorten IED’s, de inzet van stoorsystemen en het op de dreiging afstemmen van de procedures.
Vraag 65
Wat wordt er bedoeld met «indien Nederlandse eenheden worden aangevallen… zijn ze in eerste instantie voldoende robuust uitgerust om zichzelf te kunnen verdedigen»? Wat is hier de gehanteerde definitie van «robuust»?
Zie het antwoord op vraag 57.
Vraag 66:
Wat zijn de gevolgen van het beslag op (delen van) de inlichtingencapaciteit, de helikopters, de speciale eenheden en de verbindingscapaciteit voor de opleidings- en trainingsprogramma’s in Nederland?
Vraag 67:
Wat zijn de gevolgen van het beslag op (delen van) de inlichtingencapaciteit, de helikopters, de speciale eenheden en de verbindingscapaciteit voor de operationele gereedheid van de krijgsmacht?
Vraag 70:
Wat zijn de gevolgen van de inzet van specialistisch personeel in Mali op de capaciteit van het specialistisch personeel van de krijgsmacht in Nederland?
Vraag 71:
Ontstaan er hierdoor tekorten bij het specialistisch personeel in Nederland? Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze tekorten van het specialistisch personeel in Nederland op de oefen- en trainingsprogramma’s? Op welke termijn verwacht u het tekort aan specialistisch personeel opgelost te hebben?
Vraag 75:
Hoe groot zijn de beperkingen in de operationele inzet die achtergebleven troepen ondervinden dankzij de uitzending naar Mali?
Antwoord op vragen 66, 67, 70, 71 en 75:
De inzet van specialistische en schaarse personeelscapaciteit voor werkzaamheden in Nederland is niet altijd te combineren met de inzet in internationale missies. De variëteit en intensiteit van de inzet in het missiegebied kunnen dan ook een wissel trekken op de organisatie.
Voor de opleidings- en trainingsprogramma’s voor de helikopterbemanningen in Nederland gedurende de missie zijn in 2016 500 Apache en 380 Chinook trainingsuren extra toegekend. De ondersteuning van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) tijdens gereedstellingsoefeningen met Chinooks en Apache blijft echter ook met de toekenning van extra uren beperkt. De operationele gereedstelling van de Luchtmobiele Brigade ondervindt hinder door het onvoldoende kunnen trainen en oefenen met helikopters.
De operationele inlichtingencapaciteit van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) is voldoende om zowel de missies als het trainings- en opleidingsprogramma te ondersteunen. Dit geldt niet voor de operationele verbindingscapaciteit van het CLSK. Het verbindingspersoneel is momenteel te weinig vaktechnisch opgeleid om aan alle vereisten te kunnen voldoen. Dit is ten dele te wijten aan een kwantitatief tekort. Bezien wordt hoe de behoefte en de benodigde aantallen verbindingspersoneel opnieuw met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht.
Specialistische JISTARC-eenheden en personeel zijn niet of nauwelijks beschikbaar voor het opwerken van de operationele commando’s en inzet, waardoor de geoefendheid van eenheden op inlichtingen- en ISR-gebied afneemt.
De JISTARC-gereedstellingssystematiek is gebaseerd op de ondersteuning van brigades voor de periode van één jaar. Het verlengen van de missie in Mali heeft negatieve gevolgen voor de gereedstelling van JISTARC en van andere eenheden die voor hun gereedstelling afhankelijk zijn van JISTARC-ondersteuning.
Daarnaast is het, met de huidige uitzendduur, niet mogelijk om JISTARC-specialisten in vaste eenheden aan de missie aan te bieden zoals de gereedstellingssystematiek vereist. Hierdoor wordt de missie ondersteund met eenheden samengesteld uit de beschikbare specialisten uit diverse eenheden binnen JISTARC.
SOF-eenheden zijn beperkt beschikbaar voor onvoorziene operaties, zowel nationaal als internationaal. Ook zijn de mogelijkheden beperkt om bestaande missies uit te breiden. Het Korps Commandotroepen (KCT) traint nu vooral op de taak in Mali en traint beperkt op zijn overige taken.
Defensie heeft in algemene zin reeds jaren tekorten aan specialistisch personeel. De termijn waarop deze tekorten kunnen worden opgeheven, is afhankelijk van het resultaat van specifieke wervings- en behoudcampagnes.
Vraag 67:
Wat zijn de gevolgen van het beslag op (delen van) de inlichtingencapaciteit, de helikopters, de speciale eenheden en de verbindingscapaciteit voor de operationele gereedheid van de krijgsmacht?
Zie het antwoord op vraag 66.
Vraag 68:
Waaruit bestaan de beperkingen in de operationele gereedheid als gevolg van het minder beschikbaar zijn van vlieguren voor de opleiding en training van helikopterbemanningen? In hoeverre werkt dit door op de helikopterbemanningen die nodig zijn voor deze missie?
Vraag 73:
Is hoeverre zal de huidige achterstand in oefen- en trainingsprogramma’s oplopen gedurende deze missie? Is er al een afname in de operationele gereedheid en zo ja, hoe groot is die?
Vraag 77:
Is het ophogen van het vliegurenplafond niet simpelweg een lapmiddel om te voldoen aan de gestelde eisen?
Antwoord op vragen 68, 73 en 77:
De vlieguren in Mali gaan ten koste van de toewijzing voor de opleidings- en trainingsprogramma’s in Nederland. Gecombineerd met de beperkte beschikbaarheid van helikopters zijn de trainingsmogelijkheden beperkt en wordt het behoud van de limited combat ready status bemoeilijkt. Dit alles heeft een negatief effect op de operationele gereedheid en leidt tot beperkingen in de taakstelling qua soort missie, omgeving en geweldsniveau.
Met het verlengen van de inzet in Mali zijn in 2016 ter compensatie vlieguren nodig en toegewezen om de geoefendheid op limited combat ready niveau te handhaven. Na de inzet in Mali is een herstelperiode noodzakelijk om de geoefendheid weer op het combat ready niveau te krijgen.
Vraag 69:
Waaruit bestaan de beperkingen in de operationele gereedheid als gevolg van het minder beschikbaar zijn van vlieguren voor de ondersteuning van oefeningen van met name de 11e Luchtmobiele Brigade?
Antwoord vraag 69:
Het CLSK kan niet volledig de opgedragen helikopteruren ten behoeve van het CLAS leveren. Dit heeft directe gevolgen voor de ondersteuning aan het KCT en 11 Luchtmobiele Brigade. De Luchtmobiele Brigade blijft onvoldoende getraind in het optreden met helikopters, ondanks de extra toegekende 380 vlieguren.
Vraag 70:
Wat zijn de gevolgen van de inzet van specialistisch personeel in Mali op de capaciteit van het specialistisch personeel van de krijgsmacht in Nederland?
Zie het antwoord op vraag 66.
Vraag 71:
Ontstaan er hierdoor tekorten bij het specialistisch personeel in Nederland? Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze tekorten van het specialistisch personeel in Nederland op de oefen- en trainingsprogramma’s? Op welke termijn verwacht u het tekort aan specialistisch personeel opgelost te hebben?
Zie het antwoord op vraag 66.
Vraag 72:
Waarom kiest men ervoor de beperkingen in de operationele gereedheid pas na de missie te corrigeren? Wat is er nodig om deze beperkingen nu al te corrigeren?
Antwoord vraag 72:
Waar mogelijk wordt vooraf bepaald waar compensatie als gevolg van beperkingen direct noodzakelijk en mogelijk is. Soms gebeurt dat ook, bijvoorbeeld bij de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS, bijvoorbeeld, zijn extra vlieguren toegewezen om een deel van de beperkingen op te vangen. Volledige compensatie is niet mogelijk omdat de doelgroep en instructeurs van het opleidings- en trainingsprogramma reeds worden ingezet in de missie
Vraag 73:
Is hoeverre zal de huidige achterstand in oefen- en trainingsprogramma’s oplopen gedurende deze missie? Is er al een afname in de operationele gereedheid en zo ja, hoe groot is die?
Zie het antwoord op vraag 68.
Vraag 74:
Welke gevolgen heeft de verhoging van het vliegurenplafond voor de begroting?
Maken de kosten voor het verhogen van het vliegurenplafond deel uit van het voor deze missie geraamde bedrag? En zo nee, waarom niet?
Vraag 89:
Welke kosten vallen onder de geraamde kosten? Is dit inclusief de verhoging van het vliegurenplafond? En zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 74 en 89:
In de raming van missies worden alle aan missies gerelateerde additionele kosten meegenomen, volgens de afspraken naar aanleiding van de motie-Knops/Ten Broeke uit 2012 en de motie-Aasted Madsen-van Stiphout/Ten Broeke uit 2010. Deze additionele kosten worden gedekt uit het BIV (Artikel 1 Inzet). Dit geldt om die reden ook voor de verhoging van het vliegurenplafond.
Vraag 75:
Hoe groot zijn de beperkingen in de operationele inzet die achtergebleven troepen ondervinden dankzij de uitzending naar Mali?
Zie het antwoord op vraag 66.
Vraag 76:
Waarom wordt het aantal vlieguren voor binnen MINUSMA met het weghalen van een Chinookbemanning (van 3 naar 2) niet kleiner?
Antwoord vraag 76:
Het aantal uren dat kan worden gevlogen in Mali is afhankelijk van een aantal factoren. De belangrijkste factor is de behoefte zoals bepaald door de VN. Andere factoren zijn de beschikbaarheid van brandstof, de aanwezige onderhouds- en herstelcapaciteit, het aantal helikopters en de inzetbaarheid van crews. Aangezien de VN de uren niet heeft gereduceerd en het gewenste aantal uren ook met twee in plaats van drie crews kan worden gevlogen, is het aantal uren niet aangepast.
Vraag 77:
Is het ophogen van het vliegurenplafond niet simpelweg een lapmiddel om te voldoen aan de gestelde eisen?
Zie het antwoord op vraag 68.
Vraag 78:
Is het wenselijk om de spelregels voor gebruik van mens en materiaal tijdens het spel te veranderen, zoals dat gebeurt met een eventuele verhoging van het vliegurenplafond?
Antwoord vraag 78:
Het maximum aantal vlieguren voor elk van de helikoptertypes is vastgesteld op basis van het beschikbare budget, niet op basis van de beperkingen van mens en materiaal. Helikopterinzet gedurende missies gaat ten koste van het vliegurenplafond. Om de gevolgen voor de gereedheid en geoefendheid van de helikopterbemanningen te beperken, is het wenselijk om deze uren te compenseren.
Vraag 79
Welk(e) land(en) zijn momenteel verantwoordelijk voor de beveiliging van kamp Castor en andere plekken waar Nederlands civiel en militair personeel gestationeerd is als onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA?
Antwoord vraag 79:
De beveiliging van Kamp Castor en andere locaties waar Nederlands personeel is gestationeerd, varieert per locatie. Over het algemeen geldt voor alle VN-kampen dat de toegangscontrole door een privaat Malinees beveiligingsbedrijf wordt uitgevoerd en dat de VN-eenheden zijn belast met de algehele veiligheid van het kamp. Op de locaties waar Nederlands personeel werkzaam is, gaat het om onder ander Chinese, Bangladeshi, Zweedse, Guineese, Tsjadische en Nederlandse eenheden. Daarnaast beveiligen Nederlandse militairen apart nog Kamp Castor in Gao. Voor de militaire stafofficieren en IPO’s in Bamako geldt dat zij respectievelijk in woonhuizen verblijven of in een hostel slapen waar een privaat Malinees beveiligingsbedrijf de beveiliging regelt. Hetzelfde geldt voor een Nederlander die bij UNMAS is geplaatst. Dit is niet ongebruikelijk in Bamako. Ook civiel VN-personeel en Nederlandse diplomatie woont privaat met beveiliging door een privaat Malinees beveiligingsbedrijf in de stad. Ook de IPO’s in Timboektoe wonen op een locatie die wordt beveiligd door een Malinees bedrijf.
Vraag 80:
Welke operationele gevolgen heeft de verlaging van het aantal Chinook-bemanningen en daarmee de vermindering van de flexibiliteit van de planning?
Antwoord vraag 80:
Helikopteroperaties zullen nog nauwkeuriger moeten worden gepland, aangezien er geen extra bemanning beschikbaar is om ad hoc taken uit te voeren.
Vraag 81:
Is het tot nu toe voorgekomen dat Franse eenheden van de operatie Barkhane MINUSMA-troepen te hulp hebben moeten schieten of andersom? Graag een toelichting.
Antwoord vraag 81:
Na de crash van de Nederlandse Apache in Gao in maart 2015 heeft Operatie Barkhane direct geassisteerd met een transporthelikopter en een medisch team. Deze assistentie is verleend op grond van VNVR-resoluties 2164 en 2227 en een technische overeenkomst tussen Frankrijk en de VN. Ook wisselen beide missies informatie uit en ondersteunen de Fransen MINUSMA onder meer met medische evacuatiecapaciteit en bijstand in in extremis situaties. Sinds begin dit jaar is omgekeerd ook vastgelegd dat in extremis-support van MINUSMA aan Barkhane mogelijk is. Zo hebben Nederlandse VN-militairen de Fransen in april jl. geholpen bij het bergen van een Franse helikopter die tijdens operaties in het noorden van Mali een noodlanding had gemaakt.
Vraag 82:
Hoeveel EU-landen hebben inmiddels aangegeven mee te willen gaan werken aan de EU missie(s) in Mali?
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 83:
Zijn EU-landen meer bereid om mee te doen aan de EU missies in Mali, zodat er een mogelijkheid bestaat tot het afbouwen van de militaire component van MINUSMA?
Antwoord vraag 83:
Zoals ook in antwoord op vraag 11 en 82 wordt gemeld, leveren EU-landen al bijdragen aan de twee EU-missies in Mali. De militaire EU-trainingsmissie in Mali (EUTM Mali) is van groot belang voor MINUSMA. Door het Malinese leger te versterken, kan het leger op termijn taken overnemen die nu door MINUSMA worden uitgevoerd. In die zin is EUTM Mali mede bepalend voor de mogelijkheden de militaire component van MINUSMA te verkleinen. Gelet op het feit dat de EUTM Mali volledig operationeel is, is zij toegerust om haar doelstellingen te kunnen behalen. Een nog grotere bijdrage van EU-landen aan EUTM Mali zal daarom niet noodzakelijkerwijs leiden tot een versnelling van de opbouw van capaciteiten van het Malinese leger, waardoor MINUSMA haar militaire component sneller zou kunnen verminderen. Een factor die hierbij ook een belangrijke rol speelt, is de bereidheid bij de Malinese autoriteiten om de Malinese veiligheidssector werkelijk te hervormen.
Vraag 84
In hoeverre worden de plekken van de diverse trainingsmissies (politie, versterken legitimiteit van de staat) inmiddels daadwerkelijk door kandidaten opgevuld?
Antwoord vraag 84:
Er is voldoende animo voor de trainingen voor politie, nationale garde en gendarmerie. In totaal zijn er 364 kandidaten die de gehele opleiding of een gedeelte daarvan gevolgd hebben bij EUCAP Sahel Mali.
EUCAP SAHEL Mali coördineert zijn trainingen met UNPOL MINUSMA. Bij UNPOL MINUSMA hebben de afgelopen twee jaar bijna 9.000 leden van de binnenlandse veiligheidsdiensten een training of opleiding gevolgd. Dit betreft de helft van het geschatte totale aantal medewerkers van deze diensten. Voor de gendarmerie en de nationale politie gaat het zelfs om respectievelijk 60 en 74 procent.
EUTM Mali heeft tot nu toe zes bataljons van het Malinese leger getraind. Er is voldoende animo voor deze trainingen. Daarnaast is de Malinese krijgsmacht van plan om één infanteriebataljon om te vormen tot een logistiek bataljon en heeft zij daarbij de hulp van de EUTM gevraagd.
Vraag 85:
Zijn er al meer mogelijkheden gevonden om in Mali en de Sahel meer in te kunnen zetten voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensensmokkel?
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 86:
Kunt u nader toelichten welke mogelijkheden worden onderzocht om zich als Nederland meer in te zetten voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en mensensmokkel in Mali en de Sahel?
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 87:
Wat zijn tot nog toe de resultaten van de gesprekken met Frankrijk over samenwerking inzake versterking van lokale capaciteiten op het gebied van grensbewaking?
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 88:
Wat zullen de acht door Nederland aan EUCAP Sahel Mali te leveren functionarissen precies voor taken uit gaan voeren?
Antwoord vraag 88:
EUCAP Sahel Mali traint een deel van het hoge-, midden- en lage kader van de politie, gendarmerie en nationale garde. De Nederlandse functionarissen zijn deskundig op het gebied van personeelszaken en trainingsactiviteiten. Per november 2015 is naast de huidige Nederlandse senior liaison officer ook een trainer op het gebied van human resource management in de missie werkzaam. De overige functionarissen zullen afhankelijk van de beschikbare functies en het verloop van de desbetreffende selectieprocedures in de volgende periode worden voorgedragen.
Vraag 89
Welke kosten vallen onder de geraamde kosten? Is dit inclusief de verhoging van het vliegurenplafond? En zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 74.
Vraag 90:
Kunt u de kasschuif binnen het BIV nader uitwerken? Komt de structurele financiering in plaats van de voorlopige kasschuif?
Vraag 91:
Betreft de uitwerking van de motie-Van der Staaij dat er financiële middelen bijkomen voor een structurele financiering van incidentele missies? En zo nee, wat wordt hier dan mee bedoeld?
Vraag 92:
Is er zekerheid dat de financiële uitwerking van de motie-Van der Staaij voldoende zal zijn om deze missie te financieren? Indien dat niet het geval is, hoe zal de financiering er dan uit zien? Verandert de voorlopige kasschuif dan in een definitieve kasschuif en waar komt deze kasschuif vandaan?
Vraag 93:
Kunt u exact toelichten welke kasschuif binnen het BIV er precies plaatsvindt ter financiering van deze missie?
Antwoord op vraag 90, 91, 92, 93
De verlenging wordt vooralsnog gedekt door middel van een kasschuif binnen het BIV. De kasschuif wordt verwerkt bij Najaarsnota en haalt in totaal € 86,5 miljoen. uit de jaren 2015, 2018, 2019 en 2020 naar 2016. De structurele financiering van crisisbeheersingsoperaties komt aan de orde bij de uitwerking van de motie-Van der Staaij waarover u op Prinsjesdag verder zult worden geïnformeerd.
Te weten België, Bulgarije, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Montenegro, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Servië, Slovenië, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
Te weten België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Ierland, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-299.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.