29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 293 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2015

Met deze brief informeren wij de Kamer, in overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, over het besluit van het kabinet de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA met een jaar te verlengen tot eind 2016. Deze brief moet in samenhang worden gezien met de tussentijdse evaluatie van de Nederlandse inzet in MINUSMA die de Kamer op 7 mei jl. is toegegaan.

Essentie

De gronden voor deelname zoals uiteengezet in de artikel 100-brief van november 2013 zijn niet gewijzigd en de migratieproblematiek rondom de Middellandse Zee onderstreept nog eens het belang van Europa bij stabiliteit en ontwikkeling in de Sahel.

Mali en MINUSMA bevinden zich in een belangrijke fase. Het onlangs bereikte vredesakkoord voor Mali is een belangrijke stap voorwaarts in het vredesproces. Het is echter nog niet door alle partijen ondertekend. De uitvoering van het akkoord zal van de betrokken partijen en de internationale gemeenschap de komende tijd dan ook nog veel inzet vergen. De missie kampt daarbij met een verslechterde veiligheidssituatie met oplopende spanningen tussen gewapende groepen. Van werkelijke vrede in Mali is op dit moment dan ook nog geen sprake en de doelstelling van MINUSMA, om de terugkeer van de staat in heel Mali te herstellen, is nog niet verwezenlijkt. Met het oog op de fase waarin Mali en MINUSMA zich bevinden, zullen de Nederlandse capaciteiten ook het komende jaar van groot belang zijn.

Het besluit van het kabinet de bijdrage aan MINUSMA met een jaar te verlengen berust mede op de uitkomst van de tussentijdse evaluatie. Daaruit blijkt dat Nederland een cruciale bijdrage aan MINUSMA levert en een wezenlijk aandeel heeft in de opbouw van de inlichtingencapaciteit van de missie. Ook werd in de tussentijdse evaluatie duidelijk dat de VN en MINUSMA veel waardering hebben voor de Nederlandse militaire, civiele en politiebijdrage. Tegelijkertijd is geconstateerd dat het functioneren van de inlichtingenketen op een aantal punten nog moet worden verbeterd om het succes van deze nieuwe inlichtingencapaciteit in de VN-missie te bestendigen.

Op basis van de hierboven genoemde overwegingen en de conclusies uit de evaluatie besluit het kabinet om de bijdrage met een jaar te verlengen. Tegelijkertijd zullen de komende tijd andere landen een aantal (kleine) taken van Nederland overnemen. Er zijn concrete afspraken met Estland, dat een HUMINT-team zal sturen ter vervanging van een van de Nederlandse teams, en met Tsjechië dat vanaf 2016 onder andere een aantal special forces in Gao zal plaatsten. Met een aantal andere landen wordt nog gesproken. Nederland zal zich er voor blijven inspannen om deze overdracht van taken in de loop van 2016 verder uit te breiden. Dit laat onverlet dat de VN verantwoordelijk zijn voor de vervanging van Nederlandse eenheden. Omdat het op dit moment nog niet bekend is welke landen op welk moment bepaalde taken kunnen overnemen, voorziet het verlengde mandaat in een voortzetting van de huidige bijdrage van ongeveer 450 militairen tot eind 2016.

De Nederlandse bijdrage blijft in 2016 daarmee bestaan uit maximaal de volgende elementen:

  • 1. Bijdragen aan de inlichtingenketen van de militaire component van MINUSMA.

    Dit betreft:

    • Een bijdrage aan de All Source Information Fusion Unit (ASIFU) in Bamako en de Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) compagnie in Gao.

    • Een Special Operations Land Task Group (SOLTG) opererend vanuit Gao.

    • Een detachement met vier Apache-gevechtshelikopters en drie Chinook-transporthelikopters, gestationeerd op het vliegveld bij Gao. Het aantal Chinook-bemanningen wordt teruggebracht van drie naar twee.

  • 2. Een nationaal detachement ter ondersteuning van de militairen werkzaam bij de Nederlandse MINUSMA-eenheden.

  • 3. Individual Police Officers (IPO’s) voor de politiecomponent UNPOL (maximaal twintig functionarissen van de KMar en tien van de Nationale Politie (NP).

  • 4. Civiele adviseurs en -experts.

Met inachtneming van het Toetsingskader wordt hieronder achtereenvolgens ingegaan op de gronden voor deelname, het mandaat, de politieke ontwikkelingen in Mali, de organisatie en operationele aspecten van de Nederlandse inzet evenals de financiële aspecten van het besluit.

Aangezien in de tussentijdse evaluatie en de bijbehorende oplegbrief van 7 mei jl. de elementen van het Toetsingskader op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, humanitaire situatie, regionale dimensie, mensenrechten, invloed in de missie, gender en deelnemende landen uitgebreid aan de orde zijn gekomen, en er op deze terreinen sinds de brief en tussentijdse evaluatie geen substantiële ontwikkelingen zijn geweest, zal deze brief daarop niet afzonderlijk ingaan, maar wordt hiervoor verwezen naar de brief van 7 mei jl.

Gronden voor deelname

De gronden voor deelname aan MINUSMA zoals vermeld in de artikel 100-brief van 1 november 2013 zijn nog steeds van toepassing. Mali kampt nog altijd met terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en het risico van grotere migratiestromen in geval van verdere destabilisering van de regio. Ook past de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA binnen de kaders van de Internationale Veiligheidsstrategie, waarin wordt gesteld dat de Nederlandse inzet zich primair richt op instabiele regio's in de nabijheid van Europa, waaronder de Sahel.

Nederland toont zich met de bijdrage aan MINUSMA solidair met de Malinese bevolking die hard wordt getroffen door instabiliteit, onveiligheid en armoede als gevolg van de crisis in het land. Bescherming van de burgerbevolking is een belangrijk element in het MINUSMA-mandaat. Daarbij spelen mensenrechten een belangrijke rol.

Het Malinese leger en de veiligheidsdiensten, die de afgelopen decennia door Bamako bewust zwak zijn gehouden, zijn nog niet in staat om zelfstandig de veiligheid in Mali te garanderen. De Malinese regering investeert de komende jaren in de versterking van het Malinese leger en politie. De VN en de EU ondersteunen dit met trainingen.

In grote delen van Noord-Mali is de situatie nog instabiel en onveilig. De Malinese autoriteiten (leger, overheid, justitie) zijn afwezig in grote delen van Noord-Mali. Hierdoor hebben gewapende groepen en terroristische bewegingen in delen van het noorden relatief vrij spel. Er is regelmatig sprake van conflicten tussen gewapende groepen en aanslagen op MINUSMA en het Malinese leger, waarbij ook burgers soms het slachtoffer zijn. De doelstelling van het MINUSMA mandaat om in Noord-Mali stabiliteit te bevorderen en het staatsgezag te helpen herstellen, is nog niet bereikt. Wel is op dit vlak enige vooruitgang geboekt in regio's waar MINUSMA aanwezig is, waaronder in Gao en Timboektoe. Hier zijn leger, justitie en politie van Mali wel aanwezig, maar moet hun presentie nog verder worden versterkt.

Zoals in de artikel 100-brief van november 2013 (Kamerstuk 29 521, nr. 213) is gesteld, ligt Mali van oudsher op een kruispunt van handelsroutes. Via deze routes worden ook drugs en wapens gesmokkeld. Daarnaast is Mali een doorgangsland voor migranten, vaak gefaciliteerd door mensensmokkelaars, op de route naar Noord-Afrika en Europa.

Via de grote, ongecontroleerde ruimte in Noord-Mali vinden mensen en goederen via bijvoorbeeld Gao hun weg naar Libië en de kust van de Middellandse Zee. Hoewel een deel van de migratiestromen nog via Mali lopen, zijn de routes de afgelopen periode voor een belangrijk deel verschoven van Mali naar Niger, waarbij Agadez een belangrijk knooppunt vormt voor mensensmokkel en irreguliere migratie. Mali heeft de afgelopen maand een nieuw nationaal migratiebeleid gelanceerd om migratie beter te kunnen reguleren. MINUSMA, maar ook EUTM Mali, EUCAP Sahel Mali en EUCAP Sahel Niger, dragen eveneens bij aan het tegengaan van irreguliere migratie. Deze missies creëren stabiliteit en versterken de veiligheidsorganen van de staat, waardoor de controle op irreguliere migratie en illegale handelspraktijken toeneemt en de omstandigheden worden bevorderd waaronder vluchtelingen en Internally Displaced Persons (IDP’s) naar huis kunnen terugkeren.

Mandaat MINUSMA

Het huidige mandaat van MINUSMA, vastgelegd in VN-resolutie 2164 uit 2014, loopt tot 30 juni 20151. Het mandaat richt zich op veiligheid, stabilisatie, de bescherming van burgers, de ondersteuning van de nationale politieke dialoog en verzoening, het herstel van staatsgezag in het hele land, de versterking van de Malinese veiligheidssector, de bescherming van mensenrechten en de ondersteuning van humanitaire hulp. De besluitvorming in de VN-Veiligheidsraad (VNVR) over de verlenging en eventueel verdere aanpassing van het mandaat is voorzien voor eind juni 2015. De VNVR zal het mandaat zo goed als zeker verlengen. De implementatie van het onlangs bereikte vredesakkoord zal een belangrijk element zijn in de discussie in de VNVR.

De VNVR en de Secretaris-Generaal van de VN hebben de afgelopen periode regelmatig hun zorg uitgesproken over het uitblijven van een inclusieve politieke oplossing. Er is in de VNVR gesproken over de optie om op een gegeven moment gerichte sancties in te stellen tegen individuen die doorgaan met het gebruik van geweld en daarmee het staakt-het-vuren schenden en het vredesproces ondermijnen.

De VNVR heeft de afgelopen periode ook bezorgdheid geuit over geweldsincidenten tegen MINUSMA-troepen en het grote aantal slachtoffers onder MINUSMA-blauwhelmen. Tot op heden hebben 40 VN-militairen het leven verloren. Daarom zal moeten worden bezien welke aanvullende maatregelen ter bevordering van de veiligheid van VN personeel nodig zijn. Nederland is betrokken bij de discussie over de verlenging van het mandaat voor MINUSMA. Hierbij vraagt Nederland ook aandacht voor het thema mensensmokkel. Zodra het nieuwe mandaat door de Veiligheidsraad is vastgesteld, zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Politieke ontwikkelingen

Sinds de brief van 7 mei jl. hebben zich enkele belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. Terwijl de Malinese regering en het Platform het vredesakkoord al begin maart jl. parafeerden2, was de Coördinatie daartoe op dat moment nog niet bereid. Op 14 mei jl. ging de Coördinatie, onder druk van de internationale gemeenschap, toch over tot parafering van het vredesakkoord 3. In Bamako vond op 15 mei jl. de ondertekeningsceremonie van het akkoord plaats. De Malinese regering en de groeperingen van het Platform4 ondertekenden het akkoord, maar de Coördinatie groep nog niet, met als reden dat het in een dialoog met de regering eerst een aantal garanties krijgen over de invulling en uitvoering van het akkoord. Dit illustreert dat het wantrouwen tussen partijen diepgeworteld is.

Vervolgens heeft de internationale gemeenschap, en in het bijzonder de bemiddelende partijen,5 zich tijdens vervolgbesprekingen in Algiers ervoor ingespannen om de Coördinatie te overtuigen tot ondertekening van het akkoord over te gaan. Inmiddels heeft de Coördinatie op 5 juni jl. aangekondigd het akkoord op 20 juni a.s. in Bamako te zullen ondertekenen.

Het is zaak dat de uitvoering van het akkoord nu actief ter hand wordt genomen en dat de effecten van het akkoord voor de bevolking snel zichtbaar worden in de vorm van vredesdividend. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de regering, het Platform en – zodra ze hebben ondertekend- de Coördinatie. Het bemiddelingsteam dat de onderhandelingen in Algiers begeleidde, zal ook de uitvoering van het akkoord begeleiden in de vorm van een Comité de Suivi. Dit team wordt voorgezeten door Algerije en bestaat verder uit de VN/MINUSMA, de AU, de EU en de buurlanden van Mali. MINUSMA zal het secretariaat voeren van dit Comité. De VN pleitten ervoor om op korte termijn tot een tijdpad te komen voor de uitvoering van de verschillende elementen van het akkoord.

In het scenario dat Coördinatie onverhoopt niet tot ondertekening overgaat zal dit waarschijnlijk gevolgen hebben voor de uitvoering van het akkoord. Zo zal het bijvoorbeeld wel mogelijk zijn om programma’s op het gebied van ontwikkelingssamenwerking uit te voeren, maar niet op het gebied van Disarmament, Demobilization and Reintegration (DDR). Het ligt immers niet voor de hand dat de niet-ondertekenaars aan dergelijke programma’s willen meewerken.

Het niet ondertekenen door een aantal essentiële groeperingen betekent dat zich nog geruime tijd een scenario van low intensity warfare zal blijven voordoen. Het uitblijven van zichtbare verbeteringen voor de bevolking kan het op 15 mei jl. ontstane momentum weer snel doen omslaan in een sterke anti-Bamako stemming en verdere radicalisering onder de jongere elementen van de rebellenbewegingen.

Haalbaarheid

Opstelling van de conflictpartijen

De situatie in het zuiden van Mali is relatief stabiel gebleven. Wel kent de hoofdstad Bamako een matige dreiging van jihadistische groeperingen, zoals al-Murabitun en Al-Qa’ida in de Islamitische Maghreb (AQIM). In het noorden van Mali (regio’s Kidal, Gao, Timboektoe), waar de Nederlandse eenheden deels opereren, is de veiligheidssituatie in het algemeen verslechterd. Dit uit zich in een toename van het aantal geweldsincidenten en aanslagen door met name de jihadistische netwerken al-Murabitun, Ansar al-Din en AQIM, die onder meer zijn gericht tegen konvooien en bases van MINUSMA. Deze geweldsincidenten hebben invloed op de operationele inzetbaarheid van de MINUSMA-troepen in het algemeen, maar de invloed op de (Nederlandse) troepen in Gao is vooralsnog gering. Daarnaast zijn er enkele momenten geweest waarop bevolkingsgroepen in diverse steden tegen, maar ook vóór MINUSMA hebben gedemonstreerd. Vooralsnog gaat er geen directe dreiging van de bevolking uit jegens de missie.

Sinds de aanvang van de missie duren de onderlinge conflicten tussen de regeringstroepen en regeringsgezinde groeperingen, en de verschillende separatistische groeperingen in Noord-Mali voort. Deze conflicten vinden plaats in de regio’s Timboektoe, Gao en Kidal. Sinds eind april jl. zijn in Menaka, in het oosten van de regio Gao, de spanningen tussen gewapende groepen opgelopen. De pro-Bamako militie GATIA verdreef hier de daar op dat moment aanwezige Coördinatie. MINUSMA probeert op dit moment tot een regeling te komen waarbij GATIA zich terugtrekt uit Menaka en waarbij de VN-missie garant zal staan voor de veiligheid.

Daarnaast worden sinds begin april 2015 ook enkele zorgwekkende activiteiten in de regio Mopti waargenomen. In deze regio’s vond gewapend treffen plaats tussen enerzijds regeringstroepen en de pro-Bamako groeperingen Groupe d’Autodéfense Touareg Imghad et Alliés (GATIA) en de Mouvement Arabe de l’Azawad(MAA)-Mohammed en anderzijds troepen van de veelal separatistische en versplinterde Coördinatie.

Klimaat en terreinomstandigheden

In Mali vormen de hoge temperatuur en de stof- en zandrijke omgeving een zware belasting van het personeel en het materieel. Momenteel zijn, dankzij het (medisch) acclimatiserings- en voorbereidingsprogramma en de accommodatie van personeel in woon- en werkcontainers, de omstandigheden in het algemeen werkbaar.

De slijtage van het materieel in Mali is een punt van zorg. Door het stof, de bodemstructuur en de hoge temperaturen slijt het materieel snel. Reservedelen worden frequent gebruikt en onderhoudsintervallen verkleind om het materieel inzetbaar te houden. Het gevolg is dat voorraden sneller worden verbruikt en technisch personeel meer wordt belast.

De wijze van optreden (concept of operations)

Zoals verwoord in de artikel 100-brief en de tussentijdse evaluatie, worden de Nederlandse eenheden hoofdzakelijk ingezet om binnen MINUSMA een inlichtingencapaciteit op te zetten en de inlichtingenpositie van MINUSMA te versterken. Hiermee kan de missie haar mandaat effectiever en efficiënter kan uitvoeren. De Nederlandse eenheden voeren daartoe in opdracht van de Force Commander (FC) opdrachten uit in en rondom Gao, en in het noorden van Mali.

Deze operaties hebben als primair doel het verzamelen van inlichtingen. Deze inlichtingen worden onder andere verzameld door contacten met lokale leiders, patrouilles in bevolkte gebieden, gesprekken met burgers en civiele instanties, observaties en Intelligence Surveillance and Reconnaissance (ISR) vluchten. De verzamelde informatie wordt samen met informatie uit andere bronnen geanalyseerd in het ASIFU-hoofdkwartier in Bamako, waarna deze inlichtingen worden gedeeld binnen de missie.

Naast het vergaren van inlichtingen worden Nederlandse militaire eenheden ook ingezet voor medische evacuatie, transport van mensen en materieel, show of force, beveiliging en vuursteun voor MINUSMA-eenheden en het creëren van een veilige omgeving voor burgers.

Het vereiste militaire vermogen

De samenstelling van de Nederlandse capaciteiten is toereikend voor de uitvoering van de taakstelling in MINUSMA. De eenheden beschikken over voldoende capaciteiten om de inlichtingentaken te kunnen uitvoeren en zijn voldoende robuust uitgerust om op verschillende geweldsniveaus te kunnen optreden.

De geweldsinstructie (rules of engagement)

Zoals ook in de tussentijdse evaluatie is geconcludeerd, is de ervaring dat de geweldsinstructie duidelijk, ondubbelzinnig en toereikend is om de taak uit te kunnen voeren.

De bevelstructuur

De SOLTG en de helikopters worden direct aangestuurd door de Force Commander van MINUSMA. De Nederlandse ISR-compagnie wordt aangestuurd vanuit het hoofdkwartier van ASIFU, dat ook direct wordt aangestuurd door de Force Commander. Teneinde de coördinatie tussen de Nederlandse eenheden ter plaatse en de communicatie met Nederland te bevorderen, is er in 2014 voor gekozen een contingentscommandant te plaatsten op het Nederlandse kamp in Gao. De hoogste Nederlandse militair op het MINUSMA-hoofdkwartier in Bamako treedt op als Senior National Officer en is daarmee het aanspreekpunt voor de Nederlandse militairen in Bamako. Naast zijn functie binnen het hoofdkwartier houdt hij toezicht op de uitvoering van het Nederlandse mandaat.

Met het aantreden van een nieuwe SRSG en Force Commander is de leiding van MINUSMA weer volledig op sterkte. Hierdoor is er weer meer sprake van sturing vanuit het hoofdkwartier van de missie, ook op het gebied van inlichtingen. De Force Commander maakt bij het plannen van operaties intensiever gebruik van de inlichtingen. Tevens werken de VN aan een geactualiseerd mission concept.

Operationele Risico’s

Veiligheid

De Nederlandse eenheden opereren voornamelijk vanuit en rondom Gao en andere regio’s in het Noorden, in het bijzonder Kidal. De grootste dreiging in de regio Gao en Gao-stad wordt, net als in de regio Kidal en Timboektoe, gevormd door terroristische activiteiten. Hoewel de leiding van separatisten en pro-Bamako groeperingen waarschijnlijk niet de intentie hebben om MINUSMA-eenheden aan te vallen, is het mogelijk dat MINUSMA-eenheden tussen de strijdende partijen terecht komen of worden geconfronteerd met één van deze partijen. Strijders in de gebieden waar de diverse groeperingen en organisaties zich dicht op elkaar bevinden – zoals in de omgeving van Timboektoe, de Tilemsi vallei en in de omgeving van Ménaka – zullen zich waarschijnlijk vijandiger dan elders opstellen tegenover elkaar, het Malinese leger en mogelijk ook MINUSMA.

IED-dreiging

Naast mijnen vormen Improvised Explosive Devices (IED’s) en het gebruik van indirect vuur (mortieren) de voornaamste inzetmiddelen van jihadistische groeperingen. Hierbij is enige mate van technische en tactische ontwikkeling te zien, die echter langzaam evolueert.

Gezondheid

De gezondheidsrisico’s in Mali zijn hoog, als gevolg van tropische ziektes, beperkte lokale hygiënische omstandigheden en extreme klimatologische omstandigheden. Om de risico’s te beperken worden alle Nederlandse militairen gevaccineerd, nemen zij aanvullende hygiënische maatregelen en doorlopen zij een acclimatisatieprogramma. In de afgelopen periode is gebleken dat deze maatregelen afdoende zijn en de Nederlandse militairen op een toereikende wijze zijn voorbereid en uitgerust om in deze omstandigheden hun werk te doen. Tevens heeft de komst van de woon- en werkcontainers in grote mate bijgedragen aan de verbetering van de leefomstandigheden.

Force Protection

De Nederlandse eenheden zijn ook met de verslechterde veiligheidssituatie nog steeds voldoende in staat zichzelf te beschermen en de opdrachten uit te voeren. Indien Nederlandse eenheden door gewapende groepen worden aangevallen, zijn ze in eerste instantie voldoende robuust uitgerust om zichzelf te kunnen beschermen. Aanvullend kan de eenheid een beroep doen op de zogenaamde Quick Reaction Force (QRF) van MINUSMA. Tevens kunnen de aanwezige Nederlandse gevechtshelikopters worden ingezet ter ondersteuning van de Nederlandse eenheden. Bij in extremis situaties kan MINUSMA een beroep doen op Franse troepen van de operatie Barkhane en andersom.

Gevolgen voor de gereedheid en geoefendheid

Nederland draagt met gespecialiseerd personeel en schaarse middelen bij aan MINUSMA. Dit personeel en deze middelen zijn hiervoor geschikt en beschikbaar. Dit legt uiteraard beslag op (delen van) de inlichtingencapaciteit, de helikopters en de speciale eenheden, maar ook voor verbindingscapaciteit. Daarnaast heeft de langere inzet van helikopters in MINUSMA tot gevolg dat er minder vlieguren zijn voor de opleiding en training van helikopterbemanningen en de ondersteuning van oefeningen van met name de 11e Luchtmobiele Brigade. Hierdoor ontstaan beperkingen in de operationele gereedheid die pas na de beëindiging van MINUSMA geheel kunnen worden gecorrigeerd. Door het aantal Chinook-bemanningen in MINUSMA van drie naar twee te verlagen, worden de negatieve gevolgen beperkt, maar niet geheel voorkomen. De maatregel heeft alleen gevolgen voor de flexibiliteit van de planning; het aantal helikopteruren binnen MINUSMA blijft gelijk. Om een afname in operationele gereedheid tegen te gaan, wordt gekeken naar mogelijkheden om het vliegurenplafond te verhogen, en zo meer vlieguren voor opleidingen en trainingen beschikbaar te stellen. Op het gebied van inlichtingen wordt de Human Intelligence (HUMINT) bijdrage gereduceerd. Deze capaciteit is schaars in Nederland. Omdat Estland in de ISR-compagnie een HUMINT team gaat inzetten, heeft dit geen consequenties voor MINUSMA.

Civiele en Politiebijdrage

Nederland zal naast de militaire bijdrage ook de civiele -en politiebijdrage met een jaar continueren.

Op dit moment zijn twee diplomaten als civiele adviseurs bij MINUSMA werkzaam en zijn door het Ministerie van Buitenlandse Zaken vijf civiele experts bij MINUSMA gedetacheerd6.

De politiecomponent van MINUSMA, UNPOL, zet zich in voor de ondersteuning van de wederopbouw van de Malinese veiligheidssector, in het bijzonder de politie en gendarmerie, door technische assistentie, capaciteitsopbouw, co-locatie en mentoringsprogramma’s. UNPOL stelt daarbij drie prioriteiten: het bespoedigen van de terugkeer van veiligheidsdiensten in Noord-Mali, het verzorgen van trainingen en opleidingen, en het verbeteren van de operationele capaciteit.

Nederland neemt met maximaal 30 Individual Police Officers (IPO’s) deel aan UNPOL. De meesten werken in Bamako, enkelen in Gao en Timboektoe. De Nederlandse IPO’s houden zich bezig met onder andere monitorings- en advieswerkzaamheden. In Bamako vervullen de Nederlandse IPO’s vooral staffuncties en liaison posities, en geven zij trainingen aan de politie- en gendarmerieschool. Daarnaast is de inzet om de plaatsing van minimaal één functionaris in de eenheid georganiseerde misdaad van UNPOL te continueren.

Geïntegreerde («3D») benadering

MINUSMA is een geïntegreerde missie met een civiele en militaire component. De primair militaire bijdrage van Nederland aan deze geïntegreerde missie is, zoals aangegeven, aangevuld met politie en civiele experts.

Nederland heeft in het kader van een geïntegreerde benadering naast de bijdrage aan MINUSMA een langdurig partnerschap met Mali op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, met programma’s die zich onder andere richten op gender en mensenrechten, waterbeheer en gezondheidszorg en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In het licht van de crisis in Mali is het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma bijgesteld door het opnemen van een speerpunt Veiligheid en Rechtsorde, dat onder meer gericht is op het versterken van de legitimiteit van de staat en de versterking van de strafrechtketen in Mali.

Op het diplomatieke spoor heeft de Minister van Buitenlandse Zaken zich de afgelopen periode in VN- en EU-verband en in bilaterale contacten ingespannen voor het Malinese vredesakkoord. Daarnaast investeert de Nederlandse ambassade in de diplomatieke relaties met Mali, onderhoudt het goede contacten met MINUSMA en werkt Nederland aan een goede aansluiting tussen het bilaterale Veiligheid en Rechtsorde programma en het werk van UNPOL/MINUSMA7. Er vindt nauwe afstemming plaats tussen de werkzaamheden van MINUSMA enerzijds en EUTM Mali en EUCAP Sahel Mali anderzijds.

EUTM Mali

De militaire EU trainingsmissie Mali (EUTM Mali) is opgericht op 18 februari 2013 en richt zich op training en reorganisatie van het leger en sterker civiel toezicht. Door het Malinese leger te versterken, kan het op termijn taken die nu door MINUSMA worden uitgevoerd, overnemen. In die zin is EUTM Mali mede bepalend voor de mogelijkheden tot afbouw van de militaire component van MINUSMA. Het huidige mandaat van de missie loopt tot 18 mei 2016. Nederland levert momenteel een onderofficier aan EUTM Mali. Deze militair is werkzaam bij de stafondersteuning van het Belgische Force Protection element in Koulikoro.

Het Malinese parlement keurde afgelopen januari een wet goed voor de herinrichting en versterking van het leger en heeft hiertoe middelen in de begroting gereserveerd.

EUCAP Sahel Mali

De civiele missie EU Capability Building Mission Sahel Mali (EUCAP Sahel Mali) is op 15 april 2014 opgericht ten behoeve van de capaciteitsopbouw van de binnenlandse veiligheidssector. Sinds begin 2015 is de missie operationeel en werkt het goed samen met nationale en internationale betrokken partijen zoals MINUSMA. Het mandaat van de missie, dat tot 14 januari 2017 loopt, richt zich op het verbeteren van de operationele effectiviteit, het personeelsmanagement en het versterken van de politieke controle over de binnenlandse veiligheidsdiensten. Op 19 januari jl. zijn de trainingen voor de politie, gendarmerie en nationale garde, en de adviserende taken van start gegaan.

De activiteiten van UNPOL en EUCAP Sahel Mali hangen nauw met elkaar samen. Dankzij wederzijdse liaisons verloopt de coördinatie van de trainingen goed. Ook is er een trainingswerkgroep opgericht om gezamenlijke trainingen te starten. De verwachting is dat de eerste gezamenlijke trainingen deze zomer van start gaan. Nederland levert een civiele expert aan de EUCAP-missie die werkt aan de coördinatie tussen EUCAP-activiteiten en inspanningen van MINUSMA en andere internationale organisaties. Zoals in het verslag van de RBZ op 18 mei jl. aan uw Kamer is gemeld, zal Nederland deze bijdrage aan EUCAP Sahel Mali de komende periode uitbreiden met maximaal acht functionarissen (KMar en politie).

Nederland verkent ook andere mogelijkheden om zich in Mali en de Sahel meer in te zetten voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensensmokkel. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de versterking van lokale capaciteiten op het gebied van grensbewaking. Met Frankrijk worden gesprekken gevoerd over mogelijke samenwerking op dit gebied.

EUCAP Sahel Niger

De civiele missie EU Capability Building Mission Sahel Niger (EUCAP Sahel Niger) is begin 2012 opgericht met als doel de binnenlandse veiligheidssector in Niger beter in staat te stellen terrorisme en georganiseerde criminaliteit te bestrijden. De Europese Raad heeft op 13 mei jl. besloten de capaciteit van EUCAP Sahel Niger te versterken, zodat de missie meer kan doen om mensensmokkel tegen te gaan. De missie zal Nigerese overheidsdiensten adviseren over trainingen en het ontwikkelen van een strategie. De missie zal worden versterkt in de noordelijke regio Agadez, die gezien wordt als een knooppunt van irreguliere migratie, mensensmokkel en handel. De EU bekijkt daarnaast in hoeverre de werkzaamheden van EUCAP Sahel Niger en andere EU-missies in de regio, zoals EUCAP Sahel Mali, nog beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

Financiën

De additionele uitgaven voor de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA in 2016 zijn geraamd op € 85 miljoen. Deze raming gaat uit van voortzetting van de missie in de huidige omvang tot eind 2016. Met de additionele uitgaven voor de redeployment is reeds rekening gehouden in eerdere ramingen.

De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties. De financiering van deze bijdrage zal voorlopig worden geregeld door middel van een kasschuif binnen het BIV. De structurele financiering komt aan de orde bij de uitwerking van de motie Van der Staaij. Op Prinsjesdag wordt u geïnformeerd over de financiële uitwerking hiervan. De specifiek aan deze missie gerelateerde kosten voor nazorg worden gefinancierd uit de bestaande voorziening voor nazorg in het BIV.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister voor Buitenlandse Handel Veiligheid en Ontwikkelingssamenwerking, en E.M.J. Ploumen

De Minister van Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Met VN-Resolutie 2164 werd het oorspronkelijke mandaat, dat was vastgelegd in resolutie 2100, aangepast en verlengd. De Kamer is over deze mandaataanpassing geïnformeerd met de brief van 7 juli 2014, Kamerstuk 29 521 nr. 251. Het MINUSMA mandaat is verder toegelicht in de tussentijdse evaluatie Nederlandse inzet MINUSMA van 7 mei jl.

X Noot
2

Parafering is een juridische term die betekent dat een partij de inhoud van de tekst van een akkoord aanvaard. De partij wordt door het zetten van een paraaf nog niet juridisch aan de tekst gebonden. Dat is pas het geval na ondertekening.

X Noot
3

De Coördinatie bestaat uit de volgende groepen: de Mouvement Nationale de Liberation de l’Azawad (MNLA), de Haute Conseil pour l’Unité de l’Azawad (HCUA), Mouvement Arabe de l’Azawad (MAA-Sidati), een fractie van de Coalition du Peuple de l’Azawad (CPA) en de Coordination Malienne des Forces Patriotiques de Résistance (CMFPR).

X Noot
4

Het Platform bestaat uit de volgende groepen: CMFPR-1, MAA-Mohammed een factie van de CPA en de Groupe d’autodéfense touareg Imghad et alliés (GATIA).

X Noot
5

De bemiddelende partijen bestaan uit: MINUSMA, AU, ECOWAS, EU, OIC, Algerije, Niger, Mauritanië, Tsjaad en Burkina Faso en Senegal.

X Noot
6

Zie p. 23 van tussentijdse evaluatie over Nedederlandse inzet in MINUSMA van 7 mei jl.

X Noot
7

Zie p.24 tussentijdse evaluatie over Nedederlandse inzet in MINUSMA van 7 mei jl voor meer informatie. Voor samenhang in de Nederlandse militaire bijdrage zie p. 25.

Naar boven