Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 29517 nr. 228 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 29517 nr. 228 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2022
Op 25 april 2022 heb ik uw Kamer het rapport inzake de evaluatie van de Veiligheidswet BES (hierna: VwBES) aangeboden1. Daarbij heb ik aangegeven ernaar te streven om ultimo van dit jaar met een beleidsreactie te komen. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand, met dien verstande dat ik volgend jaar met een aanvullende, meer inhoudelijke, beleidsreactie zal komen. Dit met het oog op de samenloop van meerdere trajecten op het terrein van crisisbeheersing die een inhoudelijke beoordeling op dit moment niet mogelijk maakt. Ik licht dit verderop in deze brief toe.
Gegeven de betrokkenheid bij de uitwerking van een aantal van de hieronder genoemde onderwerpen schets ik, mede namens de Ministers van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in deze brief het standpunt op hoofdlijnen op het evaluatierapport. Dit is afgestemd met de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Met de crisispartners, in het bijzonder de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zal ik in overleg treden om te komen tot een toekomstbestendig en samenhangend stelsel voor de crisisbeheersing en brandweerzorg in Caribisch Nederland.
In deze brief ga ik eerst in op de hoofdlijnen van de bevindingen uit de evaluatie en ik sluit af met een schets van enkele lopende ontwikkelingen op het gebied van crisisbeheersing in Caribisch Nederland.
Hoofdlijn bevindingen rapport en standpunt
De evaluatie van de VwBES is van juni 2021 t/m maart 2022 uitgevoerd door Pro Facto in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC). In de evaluatie stond de volgende onderzoeksvraag centraal: «Hoe functioneert de Veiligheidswet BES gelet op de per 10–10-’10 geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen, welke knelpunten zijn te onderscheiden en in hoeverre is de wet toekomstbestendig, mede gelet op de huidige en toekomstige ontwikkelingen in het veiligheidsdomein en de bevindingen van de eind 2020 geëvalueerde Wet veiligheidsregio’s?»
Ik ben het WODC zeer erkentelijk voor het rapport. Het WODC heeft in korte tijd een gedegen evaluatie laten uitvoeren van de VwBES met oog voor de positie en bijzondere kenmerken van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Hoofdlijnen bevindingen
In het evaluatierapport wordt het volgende beeld geschetst.
De VwBES geeft op zichzelf voldoende aanknopingspunten om aan de verschillende onderdelen van de wet – politie, brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening – uitvoering te geven, beleid op te stellen en het toezicht uit te voeren. Ook het systeem van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing is overeenkomstig de wet ingericht. Dit systeem is echter kwetsbaar, met name doordat het sterk persoonsafhankelijk is vanwege geringe beschikbare capaciteit op de eilanden. Daarnaast is een belangrijke constatering dat de uitgangspunten en doelstellingen die de wetgever heeft geformuleerd aan de in de wet genoemde actoren niet altijd voldoende duidelijkheid bieden over taken en rollen.
Een aantal onderwerpen is onvoldoende uitgewerkt in de wet en onderliggende regelgeving. Zo is in de wet onvoldoende richting gegeven aan de organisatie van de bevolkingszorg en de inrichting van de geneeskundige hulpverlening. Doordat de taken niet duidelijk zijn omschreven, is het lastig om de bijbehorende capaciteit en middelen voldoende in te schatten. Daarnaast heeft, op een aantal onderdelen waar de wet spreekt over het uitwerken in algemene maatregelen van bestuur, deze uitwerking niet plaatsgevonden.
Daarnaast zijn er twee onderdelen in de VwBES waarvan in het evaluatierapport wordt aangegeven dat deze niet functioneren zoals bedoeld. Het eerste onderdeel is de gemeenschappelijke multidisciplinaire meldkamer. Het idee zoals omschreven in de memorie van toelichting bij de wet is onvoldoende tot zijn recht gekomen. Hoewel er veel inspanningen zijn gedaan om de meldkamer beter te laten functioneren, is zowel het idee van een gemeenschappelijke meldkamer voor alle drie de eilanden als het feit dat deze multidisciplinair moet zijn te ambitieus gebleken. Daarnaast blijkt ondanks de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt met de openbare lichamen dat het draagvlak (onder de bevolking) voor de meldkamer op Sint Eustatius en Saba zeer gering is.
Het tweede onderdeel waarvoor mogelijk een andere invulling moet worden gezocht, is de rol van de Rijksvertegenwoordiger bij ordeverstoringen, rampen en crises van boveneilandelijke betekenis. Uit de evaluatie komt naar voren dat deze rol van bestuurlijke schakel tussen Rijk en de eilanden niet functioneert zoals beoogd. Dat zou, aldus de onderzoekers, ervoor pleiten om te heroverwegen of de Rijksvertegenwoordiger wel de juiste functionaris is om deze taken bij te beleggen. Een andere oplossingsrichting (dan de Rijksvertegenwoordiger als bestuurlijke schakel) die in het rapport wordt voorgesteld, is het aansluiten bij nationale crisisstructuren die in Nederland bestaan én aan te sluiten bij kennisdeling tussen de veiligheidsregio’s.
Tot slot wordt in het rapport gesteld dat, in het licht van geleidelijke uniformering bij elke aanpassing die in de Wet veiligheidsregio’s wordt gedaan, ook moet worden gekeken in hoeverre dit in de VwBES kan worden meegenomen. Dat geldt ook voor eventuele nieuwe wetgeving.
Standpunt met betrekking tot de bevindingen van het rapport
Ik onderschrijf nagenoeg alle bevindingen in het rapport, zowel de positieve hoofdconclusie als de aangedragen verbeterpunten; de bevindingen ten aanzien van de meldkamer en het gemis van aansturing van het brandweerkorps door de korpsbeheerder onderschrijf ik niet.
In het rapport wordt geconcludeerd dat de meldkamer op Caribisch Nederland niet functioneert zoals beoogd en dat het idee van een gemeenschappelijke meldkamer voor alle drie de eilanden en dat deze multidisciplinair moet zijn, te ambitieus is gebleken. De meldkamer speelt een belangrijke rol bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Ik ben daarom blij met de aandacht die dit onderwerp in de evaluatie heeft gekregen.
Ik realiseer mij terdege dat de meldkamer in Caribisch Nederland anders functioneert dan een meldkamer in Europees Nederland. Zo worden meldingen voor de geneeskundige hulpverlening altijd direct doorverbonden naar het ziekenhuis in verband met het medisch beroepsgeheim. Dit heeft te maken met het beperkte aantal meldingen, waardoor er op de meldkamer geen medewerker aanwezig is die bevoegd is om vragen op medisch terrein te stellen. Voor meldingen voor de brandweer hebben alle meldkamer-medewerkers de brandweermodule gevolgd. Afgelopen najaar heeft een opfriscursus van deze module plaatsgevonden. Het grootste aantal 911/112 meldingen is bestemd voor de politie op Bonaire. Dit kan het beeld oproepen dat de meldkamer alleen de politie ondersteunt. Dit is nadrukkelijk niet het geval.
In het rapport wordt gesproken over problemen met meldingen vanuit Sint Eustatius en Saba als gevolg van taal of onbekendheid met de lokale situatie. Dit is onderkend en het is (inmiddels) staand beleid voor alle meldkamer medewerkers op Bonaire dat bij dergelijke problemen direct door wordt geschakeld naar de hulpdienst op het betreffende eiland.
Wat betreft het inrichten van één centrale meldkamer op Bonaire ben en blijf ik, net als het kabinet ten tijde van de behandeling van het wetsvoorstel, van mening dat gelet op de kleinschaligheid van de eilanden (en daarmee het relatief beperkte aantal meldingen per eiland) en vanuit het oogpunt van een eenduidige aansturing van de hulpdiensten, het niet effectief en efficiënt is om per eiland een meldkamer in te richten. De aansluiting van de eilanden op de centrale meldkamer is een voortdurend punt van aandacht. Waar nodig zullen stappen worden gezet om de aansluiting verder te verbeteren. Maatwerk is overigens mogelijk: bij evenementen en/of een voorzienbare verhoging van het aantal meldingen en in geval van calamiteiten kan een tijdelijke meldtafel worden ingericht op Sint Eustatius en/of Saba.
Wat betreft de bereikbaarheid van de meldkamer en de hulpdiensten merk ik verder het volgende op:
– het bellen van het noodnummer (911) kan soms leiden tot contact met een andere meldkamer dan op Bonaire. Dit heeft geen relatie met de VwBES, maar heeft te maken met een telecommunicatie-probleem in de regio. Hierover is met de telecomproviders gesproken, waarna deze situatie sterk is verbeterd.
– Op Saba en Sint Eustatius wordt naast het noodnummer ook gebruik gemaakt van andere telefoonnummers. Dat is wat mij betreft een onwenselijke situatie.
Evenals de gesprekspartners in het kader van de evaluatie onderschrijf ik namelijk het belang van een multidisciplinaire meldkamer met één centraal meldnummer. Een multidisciplinaire meldkamer met één centraal meldnummer kan beter coördineren dat de juiste capaciteit op de juiste plek terecht komt. Het standaard gebruik van een centraal alarmnummer is, ook volgens de gesprekspartners in het kader van de evaluatie, van meerwaarde met het oog op toeristen en immigranten die op de eilanden verblijven. Zij zullen niet of minder bekend zijn met de afzonderlijke alarmnummers van de hulpdiensten. Ook kunnen meldingen via de meldkamer beter worden geregistreerd/gerapporteerd dan wanneer bijvoorbeeld een politiemedewerker via een privénummer een melding binnen krijgt. Bovendien zijn de medewerkers van de hulpdiensten uiteraard niet altijd en allemaal 24/7 op dienst.
Om het gebruik van het algemene noodnummer te stimuleren, wordt door de openbare lichamen een communicatiecampagne opgestart voor alle eilanden om het belang van het bellen van 911/112 verder onder de aandacht te brengen.
– De hulpdiensten op Saba en Sint Eustatius zouden, aldus het evaluatierapport, niet 24/7 bereikbaar zijn. Dit is niet juist. De hulpdiensten zijn niet 24/7 op dienst, maar via een piketregeling altijd bereikbaar en inzetbaar.
– In de afgelopen jaren is hard gewerkt aan het verbeteren van het functioneren van de meldkamer Caribisch Nederland. Zo zijn er nieuwe portofoons en mobilofoons aangeschaft, zijn de werkprocessen en procedures beschreven en zijn er opleidingen verzorgd voor de medewerkers. Op 24 oktober 2022 is, na een forse verbouwing, de nieuwe meldkamer geopend. Deze meldkamer voldoet aan de eisen van deze tijd. Ook dit zijn allemaal belangrijke stappen die bijdragen aan het goed functioneren van de meldmaker Caribisch Nederland.
De andere bevinding die ik niet onderschrijf, is dat er geen aansturing van het brandweerkorps door de korpsbeheerder is: deze bevinding staat alleen vermeld in de samenvatting en wordt niet onderbouwd in het rapport. Wel wordt in het rapport ingegaan op het (vermeende) gebrek aan aansturing door de respectievelijke bestuurscollege. Het steviger betrekken van de bestuurscolleges heeft de constante aandacht zowel vanuit het korpsbeheer als de respectievelijke vestigingen van het brandweerkorps. Aanpassing van de VwBES op dit punt is niet aan te bevelen. Een sterkere sturende rol van de korpsbeheerder acht ik overigens niet wenselijk omdat brandweerzorg primair een eilandelijke aangelegenheid is.
Voor wat betreft de overige bevindingen en aanbevelingen uit het rapport die ik nagenoeg allemaal onderschrijf, merk ik het volgende op. In het rapport is gesteld dat bij elke aanpassing die in de Wet veiligheidsregio’s wordt gedaan, ook moet worden gekeken in hoeverre dit in de VwBES kan worden meegenomen. Dat geldt ook voor eventuele nieuwe wetgeving. Bij het uitwerken van de verbeterpunten uit het evaluatierapport stellen we het principe «comply or explain» van het Kabinet voorop.2 Dat betekent dat bij nieuw opgesteld beleid en nieuwe wetgeving op het gebied van de versterking van de crisisbeheersing en brandweerzorg in Europees Nederland, steeds zal moeten worden beoordeeld of dit ook toegepast kan worden op Caribisch Nederland of dat maatwerk en differentiatie nodig zijn. Dit vanwege bijvoorbeeld de geografische ligging, de kleinschaligheid, de bestuurlijke structuur of het insulaire karakter van Caribisch Nederland. Het principe van «comply or explain» en de bevindingen naar aanleiding van de evaluatie van de VwBES betekenen dat ook de crisisbeheersing en brandweerzorg in Caribisch Nederland versterkt zal (moeten) worden. Hierbij wordt (de uitwerking van) de Contourennota Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg3 als vertrekpunt genomen voor de inrichting van het stelsel in Caribisch Nederland waarbij afwijkende keuzes zullen worden toegelicht. Gelet op het proces van (de uitwerking van) de Contourennota kan niet eerder dan (in de loop van) volgend jaar een afgerond beeld ontstaan van de wijze waarop opvolging moet worden gegeven aan de verbeterpunten uit het evaluatierapport. Dit betekent dat ik, zoals al aangegeven in de aanhef van deze brief, volgend jaar met een uitgebreide en meer inhoudelijke beleidsreactie zal komen voor een toekomstbestendig en samenhangend stelsel voor de crisisbeheersing en brandweerzorg in Caribisch Nederland.
Het vorenstaande laat onverlet dat ik uw Kamer graag informeer over stappen die ik thans al zet met betrekking tot enkele aspecten uit het evaluatierapport. In het bijzonder gaat het hierbij om de boveneilandelijke samenwerking en om de taken van de Rijksvertegenwoordiger op het terrein van de crisisbeheersing.
Boveneilandelijke samenwerking
Uit het evaluatierapport volgt dat er ten aanzien van de boveneilandelijke samenwerking op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing verdere verbeteringen nodig zijn. Hoewel er gezamenlijke oefeningen zijn, vindt de voorbereiding en de coördinatie van rampen en crises voornamelijk per eiland plaats. De openbare lichamen zijn bij rampen of crises geneigd om – net als in de koude fase – vooral met het eigen eiland de aanpak in te zetten en zijn bij opschaling of hulp of bijstand niet altijd in voldoende mate geneigd om met elkaar of de Rijksvertegenwoordiger te overleggen. Overigens merk ik op dat de waarnemend Rijksvertegenwoordiger ten tijde van Covid zijn coördinerende rol op een goede wijze heeft opgepakt. De VwBES geeft te weinig aanknopingspunten voor samenwerking, met name waar het gaat om samenwerking in de geografische regio van de eilanden.
Caribisch Nederland heeft specifieke kenmerken zoals de geografische ligging, de kleinschaligheid, onderlinge afhankelijkheden en beperkte capaciteit. Gelet hierop is voor de voorbereiding op en aanpak van rampen en crises in Caribisch Nederland samenwerking noodzakelijk tussen de openbare lichamen onderling, samenwerking van de openbare lichamen met de Landen in het Koninkrijk, en met andere partners in de Caribische regio. Door versterking van de samenwerking van Caribisch Nederland met partners en samenwerkingsverbanden in de Caribische regio wordt Caribisch Nederland meer weerbaar. Bovendien kunnen de openbare lichamen worden ondersteund door partners in de buurt die bekend zijn met de structuren, het stelsel en de specifieke omstandigheden. Naast samenwerking in de warme fase, zou er ook sprake moeten zijn van samenwerking bij de preparatie in de zin van onder meer een systematische gezamenlijke analyse van risico’s, de voorbereiding of aanpak van incidenten of effecten in het gebied. Een gezamenlijke aanpak vraagt bovendien samenwerking op het gebied van opleiden, trainen, oefenen en het delen van kennis en van geleerde lessen. Daarbij moet ook worden gekeken naar in de regio actieve organisaties en naar initiatieven in de regio, zoals de trainingen die door Curaçao ook aan Caribisch Nederland worden aangeboden.
De hiervoor beschreven noodzakelijke boveneilandelijke samenwerking komt niet tot wasdom zonder de benodigde coördinatie en doortastendheid. Na de passage in 2017 van de orkanen Irma en Maria zijn er pogingen ondernomen om te komen tot een actief samenwerkingsplatform op het gebied van crisisbeheersing tussen de 6 eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit heeft echter maar in beperkte mate geleid tot concrete resultaten op het gebied van gezamenlijk opleiden-trainen-oefenen, afstemming van planvorming, en een verdere formalisatie van de onderlinge samenwerking. Het voorgaande en de noodzaak tot boveneilandelijke samenwerking (zoals hierboven omschreven) vormen voor mij aanleiding om te laten onderzoeken hoe de coördinatie om te komen tot effectieve boveneilandelijke samenwerking vorm kan worden gegeven. Het onderzoek start begin 2023. De uitkomsten van het onderzoek zal ik ook betrekken bij de definitieve oordeelsvorming over het herbeleggen van taken van de Rijksvertegenwoordiger, waar ik hierna op inga.
Herbeleggen taken Rijksvertegenwoordiger
Zoals hierboven al aangegeven, concludeert het evaluatierapport dat de rol van de Rijksvertegenwoordiger als bestuurlijke schakel tussen Rijk en de eilanden niet functioneert zoals beoogd. Met betrekking tot de functie van Rijksvertegenwoordiger dient ook te worden gewezen op het voorziene wetsvoorstel voor de «Herzieningswet Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de Minister van Financiën.
Dit wetsvoorstel zal begin volgend jaar in consultatie gegaan. Met dit wetsvoorstel zal uitvoering worden gegeven aan het kabinetsstandpunt van 4 oktober 20194. Dit kabinetsstandpunt is opgesteld naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State5 en het rapport van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (IBO)6. Een belangrijk element in het wetsvoorstel is het vervallen van de functie van Rijksvertegenwoordiger en het herbeleggen van zijn taken op grond van de WolBES en de Wet FinBES.
Zonder alle nuances te benoemen, noem ik de volgende taken van de Rijksvertegenwoordiger op grond van de VwBES: boveneilandelijke planvorming, toetsing eilandelijke plannen, geven van aanwijzingen, coördinatie bij bijstand en toezicht op de taakuitvoering. Daarnaast heeft de Rijksvertegenwoordiger op grond van de Wet openbare lichamen BES de zogeheten «oren en ogen»-functie van de Rijksoverheid ter plekke. Zowel de herziening van de WolBES als het evaluatierapport noodzaken tot een oordeel over het schrappen en/of het herbeleggen van de taken van de Rijksvertegenwoordiger op het gebied van crisisbeheersing.
De boveneilandelijke planvorming, coördinatie bij bijstand en het hebben van «oren en ogen» ter plekke worden meegenomen in het onderzoek naar de coördinatie van de boveneilandelijke samenwerking. De uitkomsten van dit onderzoek alsmede het oordeel over de overige taken van de Rijksvertegenwoordiger op het gebied van crisisbeheersing zal ik meenemen bij de uitwerking van de Contourennota.
Gelet op de hiervoor geschetste samenloop van een aantal trajecten is een definitief oordeel over de herbelegging van taken van de Rijksvertegenwoordiger op het gebied van crisisbeheersing pas mogelijk als in de genoemde trajecten duidelijkheid is ontstaan.
Lopende ontwikkelingen crisisbeheersing
De versterking van de crisisbeheersing in Caribisch Nederland is een continu proces. We proberen met oog voor de lokale context, de geografische spreiding en specifieke kenmerken van de eilanden, met de crisispartners de crisisbeheersing in Caribisch Nederland te verstevigen en door te ontwikkelen. Dit doen we soms met wat grotere stappen en soms met wat kleinere stappen. De opening op 16 november 2022 van het Emergency Operations Center (EOC) op Sint Eustatius is hiervan een mooi voorbeeld. Hieronder schets ik een aantal ontwikkelingen.
Informatievoorziening
Om risico’s, incidenten en complexe crises aan te pakken is een goede samenwerking tussen de verschillende partners noodzakelijk. Het is belangrijk om snel actuele en betrouwbare informatie te kunnen delen met crisispartners. Om hier invulling aan te geven, werken veel crisispartners in Europees Nederland netcentrisch met elkaar samen, ondersteund door één gezamenlijk ICT-platform: de Landelijke Voorziening Crisisbeheersing ook wel bekend als het Landelijk Crisis Management Systeem. Dit is in beheer bij het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV). Netcentrisch werken kan bijdragen aan verbetering van de informatievoorziening en de bestrijding en beheersing van (complexe) crises in Caribisch Nederland. Ook kan netcentrisch werken behulpzaam zijn om in Europees Nederland een goed en actueel beeld van de situatie in Caribisch Nederland te hebben, zodat beter kan worden geanticipeerd op eventuele verzoeken om bijstand of ondersteuning. Met de openbare lichamen en met behulp van het NIPV is in kaart gebracht of en hoe netcentrisch werken bijdraagt aan de versterking van de risico- en crisisbeheersing. Dit heeft er toe geleid dat in alle openbare lichamen tijdens een proefperiode netcentrisch zal worden gewerkt. Gelet op de specifieke kenmerken van de eilanden zal het NIPV hiervoor maatwerk leveren. Na de proefperiode zal worden besloten of en welke behoefte er is om verdere stappen te zetten bij het netcentrisch werken op de openbare lichamen.
Aansluiting op nationale crisisstructuur in Nederland
Het kabinet heeft op 25 november jl. een nieuw Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing en Nationaal Handboek Crisisbeheersing vastgesteld7, waarin de huidige, staande praktijk van de werkwijze en ondersteuning van de nationale crisisorganisatie is vastgelegd. De gezaghebber van het openbaar lichaam zal hierin een vergelijkbare positie krijgen als een burgemeester of voorzitter veiligheidsregio voor wat betreft vergadering van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb): hij kan, op uitnodiging van de voorzitter, deelnemen met raadgevende stem aan de vergadering van de MCCb. Ook voor vergaderingen van de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) en het Interdepartementaal Afstemmingsoverleg (IAO) is vastgelegd dat vertegenwoordigers van onder meer medeoverheden (gemeenten, veiligheidsregio’s, openbare lichamen zoals waterschappen of Bonaire, Sint Eustatius of Saba) op uitnodiging van de voorzitter met raadgevende stem kunnen deelnemen aan vergaderingen van de ICCb respectievelijk het IAO.
Kennisdeling
Vóór de zomer is dit jaar door de Ministeries van BZK en JenV een masterclass georganiseerd voor functionarissen in de crisisbeheersing in het Koninkrijk ter voorbereiding op het orkaanseizoen. Deze masterclass is als waardevol ervaren door de deelnemers. Om dit te bestendigen zal deze masterclass worden doorontwikkeld en uitgebouwd naar een e-learning crisisbeheersing in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Naar aanleiding van de uitkomst van de evaluatie van de VwBES waarin het gemis van de bestuurlijke en operationele structuur van een veiligheidsregio is geconstateerd, is een verkenning gestart om te bezien of en hoe de verbinding tussen Caribisch Nederland met de veiligheidsregio’s kan worden verstevigd.
Tot slot
Het veranderende dreigingslandschap vergt een hernieuwde aanpak van crisisbeheersing. Dit wordt onderschreven door de recent opgeleverde Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid en de binnenkort te verschijnen Rijksbrede Veiligheidsstrategie. Daarnaast maken de bijzondere kenmerken en de geografische ligging van de drie eilanden van Caribisch Nederland (Bovenwinds en Benedenwinds) dat het thema crisisbeheersing en rampenbestrijding maatwerk vergt. Ik streef er naar u eind 2023 nader te informeren over hoe de crisisbeheersing en brandweerzorg in Caribisch Nederland verder zal worden versterkt.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing 2022, Stcrt. 2022, nr. 32675 en Nationaal Handboek Crisisbeheersing, Kamerstuk 29 517, nr. 225.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29517-228.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.