Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
In het afgelopen jaar heb ik uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de rechtspositie
van brandweervrijwilligers.1 Tijdens het laatste Algemeen Overleg (AO) Brandweer van 17 oktober jl. hebben wij
ook uitgebreid over het onderwerp gesproken. Zoals ik toen heb benadrukt, vind ik
vrijwilligheid een groot goed van onze brandweerorganisatie. Met deze brief informeer
ik uw Kamer over de eerste uitkomsten van de denktank rechtspositie brandweervrijwilligers
en het vervolgtraject, zoals ik uw Kamer heb toegezegd.2
Sinds 14 juni jl. heeft de denktank in opdracht van het Veiligheidsberaad en mijzelf
onderzocht hoe brandweervrijwilligers nadrukkelijk en fundamenteel zijn te onderscheiden
van beroepskrachten, zodat wordt voldaan aan de normen uit Europese en internationale
regelgeving en jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. Aanvullend heeft
de denktank in kaart gebracht welke mogelijke consequenties dit voor de brandweerorganisatie
heeft.
Op 9 december jl. is een eerste denkrichting van de denktank aan het Veiligheidsberaad
en mijzelf gepresenteerd. Bijgaand treft u de denkrichting «Taakdifferentiatie brandweer»
als bijlage aan3.
In de denkrichting wordt een taakdifferentiatie voorgesteld tussen vrijwilligers en
beroepsmedewerkers, waarbij het systeem van vrijwilligheid behouden blijft. Uitgangspunt
van de denkrichting is een werkbaar en fundamenteel onderscheid te maken tussen vrijwilligers
en beroepsmedewerkers dat geen afbreuk doet aan het niveau en de kwaliteit van brandweerzorg.
Om tot een fundamenteel onderscheid tussen vrijwilligers en beroepsmedewerkers te
komen, is gekeken naar differentiatie van verplichte beschikbaarheid, werkinhoud,
werkvolume, en opleiding. De differentiatie leidt tot een nieuwe taakordening, waarbij
een onderscheid kan worden gemaakt tussen basistaken, specialistische taken, specialistische
plus-taken en aanvullende taken. Zowel vrijwilligers als beroepsmedewerkers voeren
de volledige repressieve basistaken uit.
Samen met het Veiligheidsberaad heb ik de denktank op 9 december jl. de vervolgopdracht
gegeven om vóór de zomer van 2020 de denkrichting verder te specificeren en de consequenties
van de taakdifferentiatie nader uit te werken, zodanig dat in de tweede helft van
het jaar door de veiligheidsregio’s besluitvorming kan plaatsvinden. Hierbij is het
dan ook van belang dat inzichtelijk wordt gemaakt wat de impact van de denkrichting
is voor de verschillende veiligheidsregio’s.
Zoals ik tijdens het AO Brandweer van 17 oktober jl. aan uw Kamer heb aangegeven acht
ik betrokkenheid van personeel- en vakorganisaties van groot belang bij verdere uitwerking
van de denkrichting. Op 16 december a.s. staat er een eerste overleg gepland tussen
een afvaardiging van de denktank, de vakorganisaties en de vereniging voor brandweervrijwilligers.
Ik zal uw Kamer in januari 2020, zoals ik heb toegezegd, informeren over de uitkomst
van de eerste gesprekken met de vakorganisaties.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus