29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 168 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over het vervolgtraject met betrekking tot de rechtspositie van de brandweervrijwilligers, zoals toegezegd aan uw Kamer in mijn brief van 10 december 2018.1

In het onderzoeksverslag van Pels Rijcken van november 20182 wordt kort gezegd geconcludeerd dat er een reëel risico bestaat dat elementen in de rechtspositie van de brandweervrijwilligers in strijd zijn met de normen uit Europese en internationale regelgeving en jurisprudentie van het Europese hof van Justitie. Op grond van deze conclusie bestaat er een wezenlijk risico dat brandweervrijwilligers moeten worden aangemerkt als deeltijdwerkers.

Brandweervrijwilligheid is een essentiële en zeer gewaardeerde component van de brandweerzorg in Nederland. Ook zijn de vrijwilligers van grote maatschappelijke meerwaarde voor het genereren van voldoende rampenbestrijdings- en hulpverleningscapaciteit wanneer zich grootschalige en langer durende incidenten of rampsituaties in de lokale gemeenschap voordoen. Belangrijk is die zo gewaardeerde component te behouden rekening houdend met de vigerende regelgeving. Gezien de mogelijke impact die deze ontwikkelingen kunnen hebben op het stelsel van brandweerzorg heb ik met het Veiligheidsberaad (VB) en de Brandweerkamer van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een gezamenlijke opdracht geformuleerd voor vervolgonderzoek naar de rechtspositie van de brandweervrijwilligers. Het VB heeft recent ingestemd met deze opdracht. Met de opbrengsten uit dit vervolgonderzoek kan worden bepaald welke structurele oplossing passend is en recht doet aan de positie van brandweervrijwilligers.

Opdracht vervolgonderzoek

De opdracht omvat onderzoek naar drie mogelijke oplossingsrichtingen:

Oplossingsrichting 1: Het onderzoeken van innovatieve mogelijkheden om binnen het bestaande juridische kader de huidige inrichting en werkwijze ten aanzien van vrijwilligheid bij de brandweer te behouden.

Oplossingsrichting 2: Het onderzoeken van de mogelijkheid om af te wijken van de Deeltijdrichtlijn middels een objectieve rechtvaardiging en daarbij aangeven welke argumenten kunnen leiden tot een geslaagd beroep op de objectieve rechtvaardiging.

Oplossingsrichting 3: Onderzoek naar de mogelijkheden om personele capaciteit bij de brandweer zo te differentiëren en vorm te geven dat geen sprake is van spanning met de vigerende regelgeving. Bijvoorbeeld ten aanzien van opleidingseisen, taakuitvoering en inzetbaarheid. Dit kan leiden tot veranderingen in de bedrijfsvoering die fundamenteel afwijken van hetgeen nu regulier is en neerkomt op een andere vormgeving van de brandweerorganisatie.

Het onderzoek naar oplossingsrichting 3 zal pas in gang worden gezet als het resultaat van oplossingsrichting 1 en 2 daar aanleiding toe geeft en hierover separate besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Op 10 mei a.s. vindt een bijeenkomst plaats om met de vakorganisaties van gedachten te wisselen over de voorlopige opbrengst van de onderzoeken.

De verwachting is dat de uitkomsten van de onderzoeken naar de oplossingsrichtingen 1 en 2 in juni 2019 beschikbaar zijn. Deze uitkomsten zullen vervolgens met het VB worden besproken.

Ik verwacht u in juli 2019 nader te kunnen informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, 153.

X Noot
2

Kamerstuk 29 517, 153.

Naar boven