Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het vervolgtraject met betrekking tot de
rechtspositie van de brandweervrijwilligers, zoals toegezegd aan uw Kamer in mijn
brief van 23 april 20191.
In die brief heb ik gemeld dat ik met het Veiligheidsberaad (VB) en de Brandweerkamer
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een gezamenlijke opdracht voor vervolgonderzoek
heb geformuleerd naar de rechtspositie van de brandweervrijwilligers. Dit vervolgonderzoek
is gedaan door Prof. mr. L.G. Verburg en is inmiddels afgerond. Bijgaand treft u zijn
notitie ««Oplossingsrichtingen tot het behouden van de brandweervrijwilligheid (de
huidige inrichting en werkwijze ten aanzien van vrijwilligheid bij de brandweer) binnen
de bestaande juridische kaders»» aan2.
Daarin is kort gezegd geconcludeerd dat de huidige inrichting en werkwijze ten aanzien
van vrijwilligheid bij de brandweer binnen het bestaande juridische kader niet behouden
kan blijven. Ook zijn er geen mogelijkheden af te wijken van de Deeltijdrichtlijn
(97/81/EG) middels een objectieve rechtvaardiging.
In de notitie wordt een enkele richting meegegeven ten behoeve van verder onderzoek
omtrent de mogelijkheden om vrijwilligheid bij de brandweer zo te differentiëren en
vorm te geven dat er geen sprake meer is van spanning met vigerende regelgeving. Indien
de veiligheidsregio’s zowel met vrijwilligers als met beroeps willen blijven werken
dan is het noodzakelijk zorg te dragen voor een nadrukkelijk en fundamenteel onderscheid
tussen de twee groepen. Dit betreft de rechtspositionele verhouding, maar vooral ook
de aard van het werk, de opleidingsvereisten en de arbeidsomstandigheden van de vrijwilligers.
Ten slotte wordt in de notitie aangegeven dat «de kwestie vraagt om een gepast gevoel
voor urgentie.» Deze urgentie deel ik. Ik zal daarom zelf betrokken zijn bij een snelle
en stevige inzet op genoemde differentiatie. Ik wil mij er hard voor maken de lokaal
verankerde betrokkenheid van vrijwilligers bij de brandweer te behouden. Samen met
het VB heb ik opdracht gegeven tot uitwerking van de differentiatie.
Het vervolgonderzoek bestaat uit:
-
– het bepalen hoe fundamenteel onderscheid in de aard van het werk, de opleidingsvereisten
en de arbeidsomstandigheden kan worden aangebracht tussen vrijwilligers en beroeps,
zodanig dat er geen spanning meer is met de vigerende regelgeving en er toch kan worden
voldaan aan geldende kwaliteitseisen voor te leveren brandweerzorg;
-
– het op hoofdlijnen in kaart te brengen wat de consequenties zijn van de voorgestelde
denkrichting, waarbij kan worden gedacht aan zaken als kwalificatie-eisen, kwaliteit
en continuïteit van de brandweerzorg (waaronder opkomsttijden), veiligheid van brandweerpersoneel,
overzichtelijkheid van het stelsel, financiële consequenties, arbeidsvoorwaardenbeleid
en perceptie van de samenleving.
Vanzelfsprekend zal de hierboven genoemde notitie en het vervolgonderzoek onderwerp
van gesprek zijn met de vakorganisaties.
De eerste resultaten van het onderzoek zullen naar verwachting in het najaar van 2019
aan mijn ministerie en het VB beschikbaar worden gesteld. Het streven is om het definitieve
resultaat van het onderzoek voor het eind van het jaar ter besluitvorming te agenderen
in een vergadering van het VB.
Ik verwacht u in het najaar van 2019 nader te kunnen informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus