29 453 Woningcorporaties

Nr. 411 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

Inleiding

Op 7 juli jongstleden heb ik u per brief1 geïnformeerd over mijn visie op de woningcorporatiesector op het terrein van bedrijfsvoering en informatiestromen.

Via de hierboven vermelde brief heb ik u tevens een aantal toezeggingen gedaan. Deze toezeggingen behelzen het nog dit jaar informeren van de Tweede Kamer over het als Open Data aanbieden van gegevens uit de corporatiesector naar aanleiding van de motie van het lid Van der Linde2 hieromtrent en het informeren van de Tweede Kamer over de toekomst van CorpoData. Aanvullend heb ik in het AO Woningcorporaties van 18 november jl. toegezegd om inzicht te geven in het aantal toegelaten instellingen dat een managementletter ontvangt. Via deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

In deze brief geef ik u tevens een korte stand van zaken over enkele overige onderwerpen uit mijn brief van 7 juli jl. Dit betreft de Aedes-benchmark, de pilot met Standard Business Reporting en het traject om de gegevensdefinities van de Prospectieve informatie (dPi) en de Verantwoordingsinformatie (dVi) vast te stellen.

Open Data

In mijn brief van 7 juli jl. heb ik u aangegeven dat ik, ter invulling van de motie van het lid Van der Linde inzake Open Data, per 1 januari 2016 zoveel mogelijk van de informatie die jaarlijks via de dPi en dVi wordt opgevraagd als Open Data beschikbaar wil stellen. Ik heb u aangegeven dat hierbij het principe «open, tenzij» zal worden gehanteerd. Dit is in lijn met het kabinetsstandpunt zoals dat is geformuleerd in de Nationale Open Data Agenda 20163.

In algemene zin vraagt het invullen van deze «tenzij» om een zorgvuldige

afweging, om te voorkomen dat te veel informatie onder de titel «bedrijfs- of privacygevoelig» niet openbaar wordt gemaakt. Wel kan hierbij gedacht worden aan gegevens van toegelaten instellingen die mogelijk de opbrengst of kosten van bepaalde activiteiten kunnen beïnvloeden wanneer deze openbaar worden gemaakt. Privacygevoelige informatie is onder meer informatie die te herleiden is tot persoonsniveau.

Om te voorkomen dat onder de noemers «bedrijfsgevoeligheid» of «privacygevoeligheid» grote delen van de gegevens worden geschaard terwijl het publieke belang van het openbaar maken van deze gegevens zwaarder weegt, geldt bij het invullen van de «tenzij» dan ook dat er sprake dient te zijn van door belanghebbenden goed beargumenteerde uitzonderingsgronden. Daarnaast kunnen er, bij wijze van uitzondering, manieren zijn om informatie op een hoger aggregatieniveau als Open Data aan te bieden wanneer op deze manier de bedrijfs- of privacygevoeligheid verdwijnt.

Gelet op de zorgvuldigheid van het proces om deze afweging te maken, heb ik ervoor gekozen om in fasen de data openbaar te maken. Als eerste stap zullen per 1 januari 2016 belangrijke delen van de dVi als Open Data worden aangeboden. Het betreft in ieder geval de volledige hoofdstukken 2 en 3 van de dVi4.

Hoofdstuk 2 van de dVi bevat onder meer de volgende informatie over de realisatie in het meest recente verslagjaar op de volgende onderwerpen:

  • De ontwikkelingen in de vastgoedportefeuille (sloop, verkoop, aankoop en nieuwbouw);

  • De verdeling van het bezit in goedkope, betaalbare, dure en geliberaliseerde huur;

  • De specificatie van het bezit (bouwvorm en bouwperiode);

  • De samenstelling van het bezit (huurwoningen DAEB en niet-DAEB, bedrijfsruimten, garages);

  • De verhuurgegevens (mutatiegraad, huurderving, WWS-punten).

Hoofdstuk 3 van de dVi bevat onder meer de volgende informatie over de realisatie in het meest recente verslagjaar op de volgende onderwerpen:

  • De balans en winst- & verliesrekening (zowel enkelvoudig als geconsolideerd);

  • Het kasstroomoverzicht;

  • De toelichting op de balans en winst- & verliesrekening;

  • De toelichting op de verbindingen (ontwikkeling voorraad, verhuurgegevens en financiële gegevens binnen verbindingen).

Hiermee worden in mijn optiek belangrijke stappen gezet. Hierbij merk ik op dat op individueel instellingsniveau de dPi en dVi reeds dienen te worden verstrekt aan de bezitgemeenten en de betreffende huurdersorganisaties. De gemeenten en huurders hebben daarmee het inzicht in de voornemens en realisaties van de individuele toegelaten instellingen waar zij het gesprek over de prestatieafspraken mee (gaan) voeren. De informatie die als Open Data wordt aangeboden geeft, onafhankelijk van bezitsgemeente of betrokkenheid van de huurdersorganisatie, inzicht in de gerealiseerde prestaties en de financiële positie van alle toegelaten instellingen in het voorbije jaar. Aanvullend hierop ga ik, ter ondersteuning van het maken van nieuwe prestatieafspraken, vanaf februari 2016 een toegankelijke database ter beschikking stellen met eerder afgesloten prestatieafspraken.

Het vervolg is er op gericht medio 2016 de overige delen van de dPi en dVi zo veel als mogelijk als Open Data ter beschikking te stellen («open, tenzij»). Wanneer gedurende het traject delen van dPi en dVi gereed zijn om als Open Data aan te bieden, zullen deze direct worden toegevoegd aan de gegevenset die terug te vinden is op de Open Data-site van het Rijk: data.overheid.nl. Dit geldt eveneens voor dPi- en dVi-informatie die (nog) niet als Open Data beschikbaar is gesteld, maar die wel op basis van een gehonoreerd Wob-verzoek openbaar wordt gemaakt. Dit gedeelte van de dPi en dVi zal dan ook worden toegevoegd aan de Open Data gegevens. Wanneer in de toekomst nieuwe informatie wordt opgevraagd via de dPi en dVi, zal voor deze informatie het zelfde proces worden doorlopen.

Aanvullend op de publiekrechtelijke gegevensopvraging die plaatsvindt via CorpoData, vraagt ook het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) gegevens op via CorpoData op basis van het privaatrechtelijke reglement van deelneming dat tussen toegelaten instellingen en het WSW is afgesloten. Deze gegevensopvraag kent een grote overlap met de publiekrechtelijke gegevensopvraag, maar kent tevens een beperkt aantal onderwerpen die uitsluitend van belang zijn voor het WSW. Deze gegevens zijn alleen beschikbaar voor het WSW en vallen daarom formeel niet onder het Open Data-beleid van het Rijk. Gelet echter op het publieke belang dat het WSW dient, alsmede het feit dat gemeenten en het Rijk borg staan voor het WSW, ligt het echter in de rede dat ook het WSW zijn gegevens als Open Data beschikbaar wil gaan stellen. Het WSW onderzoekt daartoe welke delen van de ten behoeve van het WSW opgevraagde gegevens kunnen worden aangeboden als Open Data. Ik zal u over de uitkomsten hiervan informeren.

Ten behoeve van het monitoren van het effect van Open Data in de corporatiesector ben ik voornemens om, in lijn met de suggestie die het lid Van der Linde hiertoe deed tijdens het AO Woningcorporaties van 18 november jl., in de tweede helft van 2016 een onderzoek te verrichten naar het gebruik en de toepassingsmogelijkheden van deze data. De exacte wijze waarop dit onderzoek wordt ingericht, wordt op een later moment ingevuld.

CorpoData

In mijn brief van 7 juli jl. heb ik u eveneens toegezegd dat ik u dit jaar zou informeren over de toekomstige inrichting van CorpoData, gelet op het feit dat de werkzaamheden van het Centraal Fonds Volkshuisvesting, van oudsher de beheerder van CorpoData, per 1 juli jl. zijn overgegaan naar de Autoriteit woningcorporaties. CorpoData is het loket, het platform en de werkorganisatie voor de opvraag van de gegevens die nodig zijn voor het externe toezicht, de borging en mijn (beleids)verantwoording aan het parlement via onder meer de Staat van de Volkshuisvesting. CorpoData vormt daarmee een belangrijk instrument voor het goed functioneren van het corporatiestelsel.

CorpoData is vanaf 1 juli jl. ondergebracht bij de Autoriteit woningcorporaties. Dit blijft ook in de toekomst het geval. De directeur van de Autoriteit woningcorporaties draagt de verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van CorpoData. De uitgangspunten van de governancestructuur zoals deze bestond, zullen gehandhaafd blijven. Er zullen separate afspraken worden gemaakt vanuit de Autoriteit woningcorporaties als beheerder van CorpoData met zowel het WSW als met het Ministerie van BZK. Hierbij wordt het uitgangspunt in acht genomen dat zowel de Autoriteit woningcorporaties, als het WSW, als ikzelf vanuit mijn beleidsmatige informatiebehoefte, een zelfstandige rol vervullen en om die reden ook zelfstandig moeten kunnen bepalen welke informatie zij nodig achten voor hun werkzaamheden. Hierbinnen wordt, vanzelfsprekend, gestreefd naar onderlinge afstemming en synergie.

Aedes-benchmark

26 november jl. heeft Aedes een nieuwe benchmarkrapportage gepubliceerd. Deze rapportage laat een groei zien van het aantal deelnemers aan de benchmark alsmede van het aantal onderwerpen dat onderdeel is van de benchmark.

In totaal deed op basis van het aantal instellingen 88% van de sector mee aan de benchmark. Deze instellingen vertegenwoordigen 97,5% van het aantal verhuureenheden binnen de sector. Van de instellingen met meer dan 5.000 eenheden is het deelnemingspercentage 98,5%. Voor meer inhoudelijke informatie over de Aedes-benchmark, verwijs ik u naar de rapportage «Prestaties verbeterd, verschillen verkleind» die te vinden is op de site van Aedes.

Ik acht het positief dat er een significante stijging van het aantal deelnemers is waar te nemen. De sector geeft hiermee mijns inziens aan dat ook zij het van belang acht dat van elkaar wordt geleerd en dat er ook op dit punt meer transparantie komt. Ik acht het tevens positief dat de benchmark inhoudelijk is doorontwikkeld en dat het voornemen is om dit nog verder door te ontwikkelen. Zo zijn dit jaar de onderwerpen «Onderhoud» en «Beschikbaarheid en betaalbaarheid» toegevoegd aan de benchmark en zal de komende periode nog worden gewerkt aan het inzichtelijk maken van het verband tussen onderhoud en het exploitatie- en duurzaamheidsbeleid van de toegelaten instellingen. Ik acht het wenselijk dat de Aedes-benchmark zich ook op andere thema’s die van publiek belang zijn, blijft doorontwikkelen.

Ik zal, in lijn met de motie Knops5, een jaar na inwerkingtreding van de Herzieningswet een evaluatie van de deelname aan de Aedes-benchmark uitvoeren. Ik acht het van belang om in dit proces met de sector te bezien welke mogelijkheden er zijn om de deelname aan de benchmark verder te vergroten.

Standard Business Reporting

Standard Business Reporting (SBR) is de nationale standaard voor digitale uitwisseling van bedrijfsmatige gegevens tussen ketenpartijen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van open (inter)nationale standaarden voor:

  • het definiëren en vastleggen van de gegevensdefinities in een gegevenswoordenboek alsook de presentatie van de rapportages en de semantische relaties (taxonomie);

  • het structureren van de rapportages;

  • het vastleggen van de verwerkingen van de rapportages;

  • koppelvlakken voor vertrouwelijk en betrouwbaar uitwisselen van rapportages richting uitvragende partijen als CorpoData.

Met de toepassing van de SBR-standaarden hoeven organisaties als de toegelaten instellingen slechts eenmalig de gegevens in de bedrijfsadministratie op een eenduidige, standaard manier vast te leggen en de aansluiting op SBR te realiseren. Vervolgens zijn de organisaties in staat om effectief en efficiënt verschillende bedrijfsmatige rapportages op te stellen en aan te leveren bij meerdere uitvragende partijen.

SBR draagt op deze wijze bij aan de realisatie van efficiëntere en effectievere verantwoording, waarbij de organisatie minder tijd en geld kwijt is aan het genereren van de rapportages. Doordat de gegevensuitwisseling met SBR geautomatiseerd tot stand komt, neemt het aantal handmatige handelingen af wat leidt tot een verhoging van de kwaliteit van de verantwoordingsgegevens. De uitvragende partijen beschikken vervolgens over uniforme rapportages waarbij de gegevens geautomatiseerd verwerkt kunnen worden. SBR is reeds de exclusieve aanlevermethode voor een aantal verplichte rapportages aan de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en banken. Ook de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) maakt reeds gebruik van SBR.

Ten behoeve van het implementeren van SBR binnen de woningcorporatiesector, heb ik de BZK-dienst Logius de opdracht gegeven om een pilot uit te voeren met enkele toegelaten instellingen omtrent het aanleveren van de jaarrekening-gegevens (met digitaal getekende controleverklaring) via SBR aan CorpoData. Logius biedt aansluitondersteuning aan de partijen die aan de pilot deelnemen. Deze aansluitondersteuning kan in de vorm van individuele begeleiding van de instelling om SBR-proof te kunnen deelnemen aan de pilot dan wel via groepsbegeleiding aan intermediairs (zoals accountants en softwareleveranciers). Variaties hierop zijn mogelijk. Er zal worden gestreefd naar maatwerk dat is toegesneden op de specifieke behoefte van de betrokken partijen.

Wanneer deze pilot een succes is, ligt het in de rede om de volledige dPi en dVi via SBR aan CorpoData aan te leveren. Op dit moment acht ik het, gelet op de diversiteit binnen de woningcorporatiesector, haalbaar om dit in 2018 gerealiseerd te hebben. De inzichten uit de pilot zijn van groot belang om dit tijdpad vorm te geven en om uitvoeringsknelpunten tijdig te onderkennen. Indien de transitie daarbij gebaat is, kan ik het gebruik van SBR voor de rapportages aan CorpoData wettelijk verplichten.

Gegevensdefinities

Het belang van goede gegevensdefinities en het vastleggen hiervan in een taxonomie6, is ten behoeve van het spreken van een gemeenschappelijke taal en eenduidigheid van de verantwoording evident. Momenteel wordt door de Autoriteit woningcorporaties en het WSW, in samenwerking met de sector, gewerkt aan het vaststellen van de gegevensdefinities van dPi en dVi. De planning is er op gericht dat dit traject medio 2016 wordt afgerond. Hierna dienen deze definities te worden beheerd door CorpoData en geïmplementeerd door de toegelaten instellingen. De gegevensdefinities gaan aanvullende context bieden bij de dPi en dVi gegevens die als Open Data beschikbaar worden gesteld.

In de wijziging van de Woningwet die ik u in 2016 zal voorleggen, ben ik voornemens de mogelijkheid te creëren om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat het gebruik van deze taxonomie van gegevensdefinities in de bedrijfsadministraties van de toegelaten instellingen wordt verplicht.

Gelet op het feit dat ik ervaar dat er bij zowel Aedes als in de woningcorporatie-sector veel energie is om de verdere professionalisering van de bedrijfsvoering en informatisering tot een succes te maken, acht ik het daadwerkelijk verplichten van het gebruik van deze taxonomie op dit moment nog niet aan de orde. Mijn voorkeur gaat er naar uit om juist vanuit het belang dat de sector hierin heeft, gelet op het verbeteren van de efficiëntie, transparantie en eenduidigheid mede in relatie tot de onderlinge vergelijkbaarheid, de sector de tijd te geven om het implementeren van de taxonomie op zich te nemen. Mocht echter de voortgang die de sector hierin boekt onvoldoende zijn, dan zal ik alsnog overgaan tot het wettelijk verplichten van om het gebruik van de taxonomie.

Tot slot

Het lid Van Vliet heeft tijdens het AO van 18 november jongstleden gevraagd of ik inzicht kan geven in het aantal toegelaten instellingen dat een management letter ontvangt van de externe accountant. In algemene zin kan ik daar het volgende over aangeven:

Uit informatie van de Autoriteit woningcorporaties blijkt dat toegelaten instellingen met meer dan 2.000 woningen vrijwel altijd een management letter ontvangen. Dit betreft ongeveer 275 toegelaten instellingen. Bij de ongeveer 50 toegelaten instellingen met tussen de 500 en 2.000 woningen is het beeld dat het wisselt of er wel of geen management letter wordt opgesteld. Indien dit niet het geval is, is het beeld van de Autoriteit woningcorporaties dat dan over het algemeen wel in het accountantsverslag aandacht wordt besteed aan de interne processen.

Voor de ongeveer 20 toegelaten instellingen met minder dan 500 woningen geldt dat er vrijwel nooit een management letter wordt opgesteld door de accountant.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 29 453, nr. 398.

X Noot
2

Kamerstuk 33 966, nr. 40.

X Noot
3

Kamerstuk 32 802, nr. 20.

X Noot
4

Het dVi-gegevensmodel was voorheen gebaseerd op bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector. Dit is overgegaan in bijlage 3 bij de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

X Noot
5

Kamerstuk 33 996, nr. 42.

X Noot
6

De taxonomie is in dit verband het overzicht van gestandaardiseerde begrippen die waar nodig ontleed zijn in sub-begrippen. De taxonomie schrijft een gemeenschappelijke terminologie voor die gebruikt dient te worden in systemen en databases. Er is binnen de taxonomie sprake van semantische relaties.

Naar boven