29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 148 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 mei 2012

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Europese Zaken en de algemene commissie voor Immigratie en Asiel hebben op 5 april 2012 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Algemene Zaken d.d. 29 maart 2012 houdende een reactie op het verzoek van het lid Pechtold gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden op 28 maart jl. om een reactie op de motie-Pechtold over het meldpunt voor Midden- en Oost-Europeanen (33 209, nr. 2) (29 407, nr. 144).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De ondervoorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Kuiken

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Van Bommel

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Bontes, Ten Broeke, Ormel, Pechtold, Peters en Timmermans,

en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit overleg met de minister van Buitenlandse Zaken over het meldpunt Polen. Op de agenda staat de reactie op het verzoek van het lid Pechtold over het meldpunt voor Midden- en Oost-Europeanen. I welcome the ambassadors of the Middle and Eastern European countries that are present at this meeting.

Wij hebben anderhalf uur de tijd voor dit overleg. Inclusief mijzelf zijn er vooralsnog zes woordvoerders aanwezig en ik bepaal de spreektijd daarom op vier minuten per woordvoerder. Het woord is allereerst aan de heer Pechtold van de D66-fractie.

De heer Pechtold (D66): Thank you mr. Chairman. I would also like to welcome the ambassadors and other representatives of Bulgaria, the Czech Republic, Estonia, Hungary, Latvia, Lithuania, Poland, Romania, the Slovak Republic and Slovenia. My party highly appreciates your attendance and I hope this debate will have a fruitful outcome for your countries as well as for the Netherlands.

Voorzitter. Dit debat gaat allang niet meer over een meldpunt. Niet het meldpunt is namelijk het probleem, maar de weigering van het kabinet om er op gepaste wijze afstand van te nemen. Dit debat gaat over de verhoudingen binnen het kabinet en de rol van Nederland in de wereld. Het is absurd – ik zou bijna zeggen: om te huilen – om hier op een donderdagavond te moeten debatteren over iets wat eigenlijk helemaal geen onderdeel zou moeten uitmaken van het politiek debat. De Nederlandse regering, de premier, heeft het echter politiek gemaakt. Zijn kapotte politieke kompas is er de oorzaak van dat wij hier nu zitten. Als de regering zich gewoon had gehouden aan het eigen adagium van «agree to disagree» dan was er helemaal niets aan de hand geweest. Wat was erop tegen om gewoon binnen 48 uur te zeggen: gedoogvriend, dit vind ik niks, zo doen wij dat niet? Wat bij Fitna goed ging, was de diplomatie van Balkenende voor en na de vertoning. Deze premier is nu echter doodstil. Als buitenlandwoordvoerder en als fractievoorzitter van een internationaal gerichte partij die dit kabinet steunt waar het gaat om de NAVO, de VN en de Europese Unie wil ik mij niet vereenzelvigen met deze abjecte website. Op alles wat niet over Israël gaat, zou ik tegen de PVV willen zeggen: wegwezen.

Ik ben blij met de motie van onze hand die door de Kamer is aangenomen. CDA-collega Van Hijum heeft gezegd dat hij niet anders verwacht dan dat het kabinet naar het standpunt van de Kamer verwijst.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Wat geeft de heer Pechtold het recht om tegen een politieke partij die de problemen die leven in een land inventariseert te zeggen «wegwezen»? Kan hij dat onderbouwen? Dat is immers te gek voor woorden.

De heer Pechtold (D66): De PVV heeft er als gedoogpartner heel duidelijk voor gekozen om behalve Israël geen enkele bemoeienis met deze regering te willen hebben op het gebied van het buitenlands beleid. In het vorige overleg is daarnaar nog verwezen, zelfs door coalitiegenoten. Op het punt van het aanzien en de reputatie van Nederland vind ik dat de regering – zoals is afgesproken met het CDA en de VVD, hoewel het met die partij op een andere manier geregeld is – moet zeggen: agree to disagree. De regering moet dus heel duidelijk aangeven: hierover zijn wij het niet eens. Dat gebeurt nu al twee maanden niet.

Ik zei al dat ik blij ben met die motie. Ik heb nu al twee keer om een reactie gevraagd en twee keer kreeg ik twee regels waarin helemaal niets stond. Er kwam geen reactie op de door de Kamer aangenomen motie. Waarom niet? Wordt die motie straks meegenomen door de regering? Zal de regering alle keren dat zij nog wordt aangesproken op dit meldpunt in ieder geval melden dat het Nederlands parlement het wel afkeurt?

Wij kennen de kritiek van onder andere de Europese Commissie, drie Eurocommissarissen, het Europees Parlement dat de premier uitnodigde om in Brussel uitleg te geven, de voorzitter van het Europees Parlement, de ambassadeurs van tien landen en een meerderheid van 94 zetels in de Tweede Kamer. Daar komen de internationale media nog bij. Ik volg nu maar het advies van de premier op. Hij zei tegen journalisten een keer: lees eens een buitenlandse krant. Ik wijs op The Economist, Die Presse, Die Süddeutsche Zeitung, De Standaard; alle bekritiseren het optreden van dit kabinet en alle benadrukken de eenzame positie van Nederland.

Los van de reputatieschade hoor ik graag van het kabinet hoe het zit met de economische schade. De hele opstelling en uitstraling van dit kabinet in het buitenland is handel, handel, handel; de Nederlandse belangen. Zijn die echter geholpen met zo'n meldpunt? Zijn die geholpen met de stilte van dit kabinet? Al die ambassades zijn gericht op handel. Hoe gaat het kabinet dan de wereld in? Met in de ene hand een tulp en in de andere hand een opgestoken middelvinger? Damen, de grootste scheepbouwer van Nederland, loopt een Roemeense order van 12 mln. mis door Schengen en dit meldpunt. Het Havenbedrijf Rotterdam zegt dat de samenwerking met de Roemeense haven Constanta gevaar liep. Kosten: tot 2 mld. per jaar. Wat is de laatste stand van zaken? Gaan wij deze deal mislopen? Kan er nu eindelijk een onafhankelijk onderzoek komen naar wat deze gedoogpartner in het buitenland nu eigenlijk kost?

Voorzitter, ik rond af. Het is een genante vertoning, alleen maar omdat de premier niet wil zeggen: dit gaat te ver, ik neem hiervan afstand. Laat het vandaag afgelopen zijn met dit gezeur. Het kabinet moet afstand nemen van dit initiatief.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Het grootste politieke evenement van mijn generatie is het einde van de Europese verdeling. Ik vermoed dat niets belangrijker zal zijn in onze politieke generatie. 45 jaar langer dan wij hebben onze mede-Europeanen aan de andere kant van het IJzeren Gordijn gezucht onder tirannie en onderdrukking en onder buitenlandse overheersing. Zij hebben zich daar zelf van bevrijd. Zij hebben vervolgens hun lotsbestemming gekozen, samen met ons in de Europese Unie. De soldaat Marek die toen mijn vader zes jaar was hem verzorgde en bij hem bleef zitten 's nachts in Breda, die met zijn maten Breda had bevrijd, heeft nooit zelf een vrij Polen meegemaakt. Hij heeft wel voor mijn vader gezorgd, is nachten bij hem blijven zitten. Hij heeft wel ervoor gezorgd dat dit land bevrijd is, maar heeft die vrijheid zelf nooit mogen proeven. Zijn kinderen wel, en dat is de grootste verworvenheid van de Europese integratie.

In een recent rapport, Golden growth, stelt de Wereldbank vast dat de belangrijkste bijdrage van de Europese Unie de convergentiemachine is. De Europese Unie is in staat om in recordtempo landen om te turnen naar succesvolle economieën en ze er dichter bij te betrekken. Dat gaat niet alleen met voordelen. Er zijn ook nadelen aan verbonden. Die hangen bijvoorbeeld ook samen met de migratie van werknemers, waarvoor wij onze ogen niet mogen sluiten. Wijzen op die problemen is geen enkel probleem. Het aanpakken van die problemen is een politieke plicht van ons allemaal. Het stigmatiseren van mensen door op te roepen over die mensen te klagen omdat zij uit landen komen die veel langer dan wij voor hun vrijheid hebben moeten vechten, is iets wat wij verre van ons werpen. Ik ben er trots op dat deze Kamer in meerderheid dit vaststelt en dit als standpunt uitdraagt.

Ik vind dat de regering eraan gehouden is om dat standpunt van de Kamer over te nemen en actief uit te dragen. Mijn vaststelling is dat de boosheid van de mensen in Centraal- en Oost-Europa niet zozeer gericht is op de PVV, want van die partij verwachten zij niet anders. De boosheid is met name gericht op het zwijgen van de Nederlandse regering, op het wegduiken van de Nederlandse premier, op het wel meteen een partijgenoot om de oren slaan als hij een boek publiceert waarin iets onwelgevalligs staat over de PVV, en op het bij herhaling weigeren om een standpunt in te nemen over iets wat heel veel mensen, mede-Europeanen en lotgenoten op dit continent, tot het diepste van hun ziel kwetst. Het zou de minister sieren als hij hier vanavond een glashelder standpunt inneemt en gewoon volgt wat de Kamer hierover heeft vastgesteld.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Het CDA keurt het PVV-meldpunt af. Daarom heeft mijn fractie ook voor de motie-Pechtold gestemd. Zij heeft duidelijk aangegeven hoe zij tegen deze motie aankijkt. De CDA-fractie roept de minister van Buitenlandse Zaken maar zeker ook de minister-president op om het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van Oost-Europeanen zeer duidelijk en actief uit te dragen in Europa. Het zijn onze Europese broeders en zusters. Problemen moeten wij bespreken en daadwerkelijk proberen op te lossen.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Zegt de heer Ormel nu dat de Nederlandse regering alleen het standpunt ten aanzien van Oost-Europeanen zelf moet verwoorden of zegt hij dat de regering helder moet verwoorden dat een grote meerderheid van deze Kamer het meldpunt verwerpt? Die uitspraak deed zijn fractiegenoot Van Hijum.

De heer Ormel (CDA): Ik kom daarover straks te spreken. Laat duidelijk zijn dat het van belang is dat de minister van Buitenlandse Zaken in contact treedt met de landen wier ambassadeurs hun ongenoegen hebben laten blijken over de website. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat ook gedaan. De regering heeft een eigenstandige positie. De minister-president heeft er natuurlijk gelijk in dat het niet om kabinetsbeleid gaat. Die nuance wordt in het buitenland echter niet altijd zo gevoeld. Daardoor ontstaat automatisch een diplomatieke opdracht aan zowel de minister-president als deze minister. De motie van de Kamer kan daarbij een steun in de rug zijn.

De heer Pechtold (D66): Ik ben heel blij met dit standpunt van het CDA. Dat is niet alleen een diplomatieke opdracht maar ook, zoals ook CDA-Kamerlid Van Hijum zei, een opdracht aan het kabinet om naar het standpunt van de Kamer te verwijzen. Ik hoop met de heer Van Ormel dat dat de uitkomst van dit overleg zal zijn. Het liefst zie ik dat de premier en de minister, zelfs na twee maanden, zelf tot dat inzicht komen. De heer Ormel deelt in elk geval mijn verzoek aan het kabinet om in zijn communicatie mee te nemen dat het Nederlandse parlement deze website heeft verworpen.

De heer Ormel (CDA): Ik denk dat ik mijn bijdrage duidelijk heb geleverd. Ik zou in herhalingen vallen als ik het nog een keer zou zeggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik ben blij met dit standpunt van de CDA-fractie. Als de heer Ormel een krachtige oproep doet aan het kabinet om het standpunt van deze regering over Oost- en Midden-Europa actiever uit te dragen, zegt hij daarmee impliciet dat dat standpunt niet meer helder is. Ik vraag de heer Ormel waarom dat standpunt niet meer helder is. Is hij het met mij eens dat dat vertroebeld is doordat de mening van de Kamer en de afkeuring van het CDA over het meldpunt niet duidelijk genoeg is overgebracht aan de Oost-Europese landen?

De heer Ormel (CDA): De geachte afgevaardigde Peters legt mij woorden in de mond die ik niet gebruikt heb. Ik heb niet gezegd dat de regering het standpunt «actiever» moet uitdragen. Ik heb de regering opgeroepen om duidelijk en actief uit te dragen dat Nederland een pro-Europees land is, een volwaardig lid van de Europese gemeenschap en dat alle overige lidstaten van de Europese Unie onze broeders en zusters zijn. Als er problemen zijn, en die zijn er onderling wel eens, dan moeten wij die met elkaar bespreken. Daartoe heb ik opgeroepen. De regering doet dat en hier wordt nog eens gevraagd om dat wederom te doen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De CDA-fractie heeft afstand genomen van een meldpunt waarvan de regering weigert afstand te nemen. Het is van tweeën een: of er is geen noodzaak om de mening van de regering over Oost-Europese medelidstaten te verhelderen, en dan hoeft de heer Ormel ook geen oproep te doen, of er is een noodzaak om actief uit te dragen wat het standpunt is. Dat betekent dat er troebelheid is ontstaan, dat er onduidelijkheid is ontstaan doordat de regering geen standpunt heeft ingenomen over het meldpunt.

De heer Ormel (CDA): Het wordt een beetje een herhaling van zetten. Wij hebben hierover debatten gevoerd. Wij hebben een motie gesteund. Ik zou zeggen mevrouw Peters: tel uw zegeningen. Wij hebben duidelijk gemaakt hoe de CDA-fractie denkt over dit Polen-meldpunt van de PVV-fractie. Wij keuren dat af. Wij hebben daarom de motie gesteund. De regering heeft een eigenstandige positie. De regering heeft de diplomatieke opdracht om de positie van Nederland duidelijk te maken en daar hoort de positie van de Kamer bij. De motie-Pechtold helpt daarbij.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. De heer Ormel zit hier te verkondigen dat wij een pro-Europees land zijn. Ik wil dat graag corrigeren: wij zijn dat helemaal niet. Driekwart van de Nederlanders is tegen elke vorm van uitbreiding van de Europese Unie. Tweederde heeft tegen die belachelijke grondwet gestemd. Dat is alleen niet gehonoreerd. Later is het er als het Verdrag van Lissabon toch doorgedrukt. Ik hoor hierop graag de reactie van de heer Ormel. Hij zit hier gewoon iets te verkondigen wat niet zo is.

De heer Ormel (CDA): Wij kunnen hierover van mening verschillen, en dat doen wij duidelijk ook. Een Nederlander kan tegen uitbreiding zijn, maar wel voorstander zijn van de Europese Unie. Een Nederlander kan tegen het Verdrag van Lissabon hebben gestemd, maar wel voorstander zijn van de Europese Unie. Nederland heeft als gevolg van de Europese Unie veel voorspoed gekend. Gelukkig ziet een ruime meerderheid van de burgers dat ook. Ik kan dan ook gerust stellen dat Nederland een pro-Europees land is. Daarbij komt dat wij een representatieve democratie hebben. Onze burgers kunnen op of tegen ons stemmen. Dat is het ijkpunt waarop een burger kan zeggen: ik ben voor of tegen Europa. U kunt opmaken uit de stemmingen en de opstelling van de regering dat zowel regering als parlement in meerderheid pro-Europees is.

De heer Timmermans (PvdA): Ik verwelkom de duidelijke taal van de heer Ormel. Op een punt vraag ik hem om verduidelijking. Hij sluit zich aan bij de meerderheid van de Kamer die het meldpunt veroordeelt. Hij zegt daarbij: de Nederlandse regering mag haar eigen woorden kiezen. Hij zegt daarbij hoop ik ook dat hij verwacht dat de Nederlandse regering dat standpunt van de meerderheid van de Kamer uitdraagt. Zo is toch de relatie tussen Kamer en regering, zeker wat uitspraken van de Kamer betreft die door een meerderheid tot stand zijn gekomen?

De heer Ormel (CDA): Ook dat heb ik gezegd. Laat ik duidelijk zijn. Het standpunt dat een politieke partij een mening kan hebben zonder dat dat de mening is van de regering, kunnen wij als zodanig uitdragen. Als dat echter niet op die manier wordt gevoeld, dan is er meer uitleg nodig. Daarbij helpt de motie die is aangenomen.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Toen u de vergadering opende, had u het over het «Polen-meldpunt». Dat is vreemd, want wij hebben altijd gesproken over het «meldpunt Midden- en Oost-Europeanen».

De voorzitter: Even ter correctie: ik heb slechts voorgelezen wat er op de agenda staat zoals die is aangereikt voor deze vergadering. Daarop staat als onderwerp: meldpunt Polen.

De heer Bontes (PVV): Dat is dus geframed. Ik ben het daarmee niet eens. Dat is onjuist. Wij hebben altijd gesproken over het meldpunt Midden- en Oost-Europeanen. Dit is geframed, een gekunstelde tekst. En u leest die voor.

Wij hebben in de Tweede Kamer het rapport besproken: Lessen uit recente

arbeidsmigratie (LURA). Daaruit bleek dat dingen achterwege bleven: verdringing op de arbeidsmarkt en overlast. Om de problemen die niet benoemd werden toch bij de lurven te pakken, hebben wij een website geopend waarop burgers problemen konden aangeven zodat die geïnventariseerd konden worden. Wij wilden niet voor de tweede keer wegkijken. Wij hebben bij de eerste immigratiegolf weggekeken en gezegd: het moet allemaal kunnen, daar mag je niets van zeggen want dat is slecht. Nu is de tweede immigratiegolf aan de gang. Wij vinden dat de problemen benoemd en geïnventariseerd moeten worden want er zijn wel degelijk problemen. Op die problemen is beleid los te laten als ze goed worden geïnventariseerd. Die problemen zijn er daadwerkelijk.

«Europese politici hebben bewust de aard en de omvang van de Oost-Europese misdaad toegedekt in de aanloop naar de toetreding van Oost-Europese landen tot de Europese Unie.» Dit zijn niet mijn woorden maar de woorden van de Utrechtse criminoloog Siegel. Hij heeft daarover gepubliceerd. Ik heb een brief gekregen van het Platform Bezorgde Dienders, politiemensen, waarin verschrikkelijk geklaagd wordt. Daarin staat: wij kunnen het werk gewoon niet aan door de toestroom van Midden- en Oost-Europeanen, wij lopen vast, wij komen met problemen te zitten omdat alles vertaald moet worden en als wij een zaak opgelost hebben, lopen de daders alweer vrij rond. Zij trekken heel dringend aan de bel. Vervolgens komt er een publicatie dat Roemeense en Bulgaarse bendes zwaar handelen in mensen; de mensenhandel neemt ontzettend toe. Die ligt in handen van deze bendes. Tevens komt de Nederlandse detailhandel met de noodkreet om Oost-Europese winkeldieven het land eruit te zetten. Zij worden er gek van en trekken het niet meer.

De PVV kreeg steun van de PvdA. De heer Norder, wethouder in Den Haag, sprak over een tsunami. Nu draait hij echter bij. Kennelijk is hij teruggeroepen door partij-ideoloog en activist de heer Spekman, maar goed, hij heeft het wel gezegd. Nu is hij tentoonstellingen aan het openen, voor Polen, maar dat is een andere zaak. Hij heeft het wel gezegd. In Rotterdam bezigde wethouder Karakus dezelfde taal: open die grenzen alsjeblieft niet voor Roemenië en Bulgarije. Mevrouw Albayrak zegt dat de problemen ontzettend groot zijn, dat er wat moet gebeuren. Die steun is welkom. Ik kan de woorden van de heer Timmermans hierover dan ook niet plaatsen.

De heer Pechtold (D66): Volgens mij is er helemaal niemand hier in tafel die ontkent dat de integratie van Europa, de open grenzen en het vrije verkeer van personen met horten en stoten gaat. Vanaf jaren zestig en zeventig is dat een proces geweest van vallen en opstaan, een leerproces. De vraag is evenwel welke verwachtingen de PVV wekt met dat meldpunt. Wat maakt de PVV waar in relatie tot de klachten die daar gemeld worden? Krijgen die allemaal een standaardantwoord? Komt er een rapportje en een zwartboek? Of kan de PVV met ons tot een constructieve houding komen om die wethouders de mogelijkheid te geven om de problemen, die wij allemaal kunnen benoemen, aan te pakken?

De heer Bontes (PVV): De heer Pechtold noemt het «een leerproces». De mensen in Rotterdam en Amsterdam krijgen echter de rekening gepresenteerd daarvan. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Pechtold. Hij maakt zich net als de heer Ten Broeke, die naast mij zit te springen om het woord te krijgen, ontzettend druk over de schade die aangericht wordt in het buitenland. Zij staan voor geen seconde stil bij de schade die in de steden wordt aangericht. Mensen worden knettergek van de overlast en de criminaliteit. Daarover hoor ik geen woord. De ene partij kiest voor een conferentie en de andere voor een website. Het is ons goed recht om daarvoor te kiezen.

De heer Pechtold (D66): De heer Bontes mag zich wentelen in zijn eigen ongeluk en ongenoegen. Ik vroeg hem onder andere echter wat hij gaat doen met al die meldingen. Die website is er sinds twee maanden. Hoe zorgen wij ervoor dat de politiek de mensen straks niet voor de zoveelste keer teleurstelt door problemen te benoemen en mensen uit te nodigen tot klagen en klikken zonder met een oplossing te komen.

De heer Bontes (PVV): Klagen en klikken hebben hier helemaal niets mee te maken. Wij zullen de problemen die gemeld worden op de website inventariseren en naar categorie rangschikken. De heer Van den Besselaar, woordvoerder op dit terrein, komt naar buiten met hoe wij dat gaan doen. Wij gaan dus wel degelijk wat doen met die problemen. Daarop moet beleid worden gericht. Wij willen een bijdrage leveren aan het bepalen van hoe die problemen kunnen worden getackeld. Niets doen is in elk geval geen optie. Nogmaals, de ene partij kiest voor een conferentie en de andere voor een website. Dat is het goed recht van een politieke partij.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. In het vervolg van de vraag van de heer Pechtold wil ik van de heer Bontes weten wat wij daarmee vervolgens aan moeten. De heer Bontes zegt: de ene partij kiest voor conferentie, de andere voor website en de derde misschien wel voor thee drinken. Dat is allemaal leuk en dat zijn allemaal kwalificaties, maar uiteindelijk gaat het er in het werk van de volksvertegenwoordiger om wat je daarmee dan doet. Als wij straks de resultaten gepresenteerd krijgen – ik neem aan dat dat ergens op een bepaald moment een keer gebeurt – wat doet de PVV-fractie dan, behalve olie op het vuur gooien? Welke oplossingen komen er dan? De houding van de VVD is altijd geweest dat er uiteindelijk wel oplossingen moeten komen voor de problemen van de mensen in Rotterdam waarover de heer Bontes, ik en andere mensen hier achter de tafel zich op hun eigen manier zorgen maken.

De heer Bontes (PVV): De VVD heeft zich keihard gemaakt voor het zo snel mogelijk toetreden tot de Europese Unie van Bulgarije en Roemenië. Bij alle andere landen heeft de zij een oogje dicht geknepen. Een lid van het Europees Parlement is daarvoor zelfs onderscheiden. Ik weet dus hoe druk de VVD zich hierom maakt.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter...

De heer Bontes (PVV): Ik heb het woord. Gaat u niet door mij heen blèren.

De voorzitter: Als u via de voorzitter spreekt dan kunt u het woord ook houden, mijnheer Bontes

De heer Bontes (PVV): De heer Ten Broeke vraagt mij wat wij daarmee gaan doen. Wij kunnen bijvoorbeeld zeggen, net als wethouder Karakus uit Rotterdam, dat de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen moet worden uitgesteld. Dat kan een deel van de oplossing van het probleem zijn. Ik nodig de heer Ten Broeke uit om met mij mee te gaan en te zeggen: dat gaan wij zo lang mogelijk tegenhouden want deze problemen kunnen wij niet aan. Dan zijn wij samen constructief bezig met de oplossing en houden wij dat voorlopig even buiten de deur.

De heer Ten Broeke (VVD): Volgens mij kent de heer Bontes mij goed genoeg. Ook ik heb gezegd, terugkijkend naar die toetreding van Roemenië en Bulgarije, dat dat vroegtijdig is gebeurd. Wij hebben daaruit ook lessen getrokken. Dat geldt voor meer partijen aan deze kant van de tafel. Al heel lang geeft de VVD aan, onder meer in relatie tot Schengen, dat wij Europa niet meer alleen op de blauwe ogen moeten vertrouwen. Die lessen hebben wij nu juist geleerd. Om die reden neemt de regering een positie in in Europa die misschien niet altijd even populair is, maar voor Europa uiteindelijk wel een zegen zal blijken te zijn.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Ik leg het volgende voor aan de heer Bontes. Volgens mij sluit geen enkele fractie in deze Kamer zijn ogen nog voor de problemen die samenhangen met arbeidsmigratie. Ik geef toe dat dat in het verleden wel is gebeurd. De heer Bontes wijst terecht op de problemen die er zijn in de grote steden. De Kamer heeft daaraan veel aandacht besteed en zal dat blijven doen. Daarover is een rapport gepubliceerd. Dat verdeelt ons helemaal niet. De heer Bontes ziet toch ook dat dat meldpunt dat de PVV heeft ingesteld bij veel mensen in Centraal- en Oost-Europa tot diepe belediging heeft geleid en totaal voorbij schiet aan het doel van het inventariseren van de problemen? Ik kan ook uitleggen hoe dat komt. De mensen in Centraal- en Oost-Europa leefden in de dictatuur namelijk in een kliksamenleving. Zij werden toen uitgenodigd om over elkaar te klikken en elkaar te verraden en aan te geven. Als blijkt dat die gevoelens worden opgeroepen, dan kan de PVV toch zeggen: het was onze bedoeling om problemen te inventariseren, maar met dit meldpunt schieten wij ons doel volkomen voorbij, dus wij stoppen ermee en wij gaan dit op een andere, meer constructieve manier doen. Waarom kan de PVV dat niet opbrengen?

De heer Bontes (PVV): Omdat dat niet nodig is. Wij hebben voor dit middel gekozen. Nogmaals, je kunt voor allerlei middelen kiezen om problemen te inventariseren en wij hebben gekozen voor een website. Dat is van deze tijd. Wij vragen niet om het verraden van mensen. Wij verzamelen en inventariseren problemen. Websites zijn van deze tijd. Vraag dat maar aan de SP. Die hadden al jaren geleden een website over verdringing op de arbeidsmarkt door Midden- en Oost-Europeanen. De SP weet dus hoe het werkt. Vraag het daar ook een keer aan. Dat is een middel. Zeker in deze tijd, 2012, is internet het medium om problemen te inventariseren. Er worden hele staten bestuurd met websites. Moeten wij teruggaan in de tijd omdat andere landen nog niet zo ver zijn? Dat is toch nergens voor nodig?

De heer Timmermans (PvdA): Ik verzoek de heer Bontes oprecht om op mijn vraag te antwoorden. Volgens de heer Bontes heeft zijn partij een bepaald doel met die website. Als het doel is om problemen te inventariseren, maar in de praktijk blijkt dat die website totaal anders uitpakt en mensen woedend zijn en er internationale verontwaardiging ontstaat dan bereikt de PVV toch niet zijn doel? Dan kan de heer Bontes toch beter zeggen: ik moet naar een ander middel zoeken want dit middel schiet zijn doel voorbij? Waarom kan de PVV dat niet opbrengen?

De heer Bontes (PVV): Wat zal ik tegen de heer Timmermans zeggen? Het valt allemaal wel mee. Deze week is er nog een publicatie in de Volkskrant geweest waarin letterlijk staat dat het wel meevalt met de schade in het buitenland. Men begrijpt het ook wel. Er zijn zelfs Deense diplomaten die heel blij zijn dat Nederland zijn been stijf houdt op het terrein van de arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa. In de Volkskrant staat dat het allemaal wel meevalt. Mensen begrijpen het wel. Er is dus heel weinig aan de hand. Moet je dan ineens je beleid intrekken en ermee stoppen? Nee, dat doe je niet met zo'n modern medium als het internet in de vorm van een website waarop problemen worden geïnventariseerd.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De heer Bontes krijgt nu een bombardement aan interrupties, maar ik ken hem: hij kan daar wel tegen. Laat ik dus maar mijn steentje daaraan bijdragen. Ik zet allereerst graag recht wat de heer Bontes zei over Schengen. Hij zegt dat wij niet moeten instemmen met een Schengenovereenkomst zodat de instroom kan worden tegen gehouden. Schengen heeft echter alleen te maken met derdelanders die de Europese Unie binnen komen. Deze immigratie is niet tegen te houden door tegen Schengen te zijn. Ik stel de heer Bontes de volgende vraag. Nederlanders hebben een tamelijk slechte naam in Thailand op het punt van sekstoerisme. Hoe zou de heer Bontes het vinden als hij gezellig met zijn vrouw op vakantie naar Thailand zou gaan en daar geconfronteerd zou worden met een Nederlandmeldpunt waar van alles wordt gemeld over de Nederlanders die daar komen?

De heer Bontes (PVV): Als dat daar een probleem is, dan heb ik daarmee geen enkele moeite. De Thaise mensen moeten dat helemaal zelf weten. Mij maakt dat niet uit. Als zij op die manier problemen inventariseren, dan is dat hun goed recht. Ik kan daar niet mee zitten.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Wat ik altijd heb willen weten, is: hoe weet je of de meldingen die op die website binnenkomen, kloppen? Hoe weet je dat die meldingen daadwerkelijk gaan over iemand die uit Centraal- en Oost-Europa komt in plaats van over iemand die er zo uitziet maar Nederlands of Turks is? Hoe weet je of de beschreven gedragingen kloppen? Wordt dat gecheckt?

De heer Bontes (PVV): Je kunt er in elk geval lijnen uithalen; waar bestaat die overlast uit, in welke sectoren vindt verdringing op de arbeidsmarkt plaats, hoe zit het met huisvesting en overlast in de wijken? Die rode draden haal je daaruit. Daar ben ik van overtuigd. De website is bedoeld om die problemen te inventariseren en de rode draden eruit te halen zodat er beleid kan worden neergezet. Het gaat niet om een individueel geval of om de vraag of iemand toevallig uit de Oekraïne komt of uit Polen. Dat is dan niet zo relevant. Het gaat om het signaal dat wordt afgegeven. Dat is te verdelen naar problemen. Die problemen moeten worden aangepakt door daar beleid aan te koppelen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De heer Bontes zegt dat hij straks ook in termen van oplossingen wil denken. Ik neem aan dat de PVV zich daarbij niet wil baseren op onzorgvuldigheden en onjuiste feiten. Wat doet de PVV om te checken of die meldingen kloppen? Daarmee wordt immers voorkomen dat er geheel verkeerde conclusies worden getrokken? Anders wordt misschien de Oekraïne beledigd, of nog verder gelegen landen.

De heer Bontes (PVV): Dat zou je met alles kunnen zeggen. Als de detailhandel zegt dat de overlast uit Midden- en Oost-Europese landen in de vorm van winkeldiefstallen sterk toeneemt, dan kun je niet zeggen: weet u wel zeker dat het uit Midden- en Oost-Europa komt of is het toevallig toch niet net daarbuiten? Dat is hetzelfde. Je gebruikt alle bronnen als data, van publicaties van de detailhandel tot aan publicaties van de politie. Die zijn met elkaar te matchen en daaruit zijn rode draden te halen. Het is voor mij onvoorstelbaar dat dat niet zou kunnen. Iedere wetenschapper weet dat er te putten is uit verschillende bronnen en dat data gekoppeld kunnen worden om een reëel beeld van de werkelijkheid te krijgen. Waarom zou dat niet kunnen via die website, zeker als daarbij een verband wordt gelegd met de eigen omgeving en publicaties als die van de criminoloog die zegt dat Europese politici hun ogen dicht hebben gedaan bij de toetreding van die landen, geen oog hebben gehad voor de enorme criminaliteit en dat punt zelfs hebben toegedekt om die landen maar binnen te kunnen halen? Als al dat soort gegevens en onderzoeken aan elkaar worden gekoppeld en er concrete voorbeelden uit de praktijk op een website worden gemeld, dan ontstaat er een beeld van waar de problemen zitten in de samenleving. Daarop moet vervolgens actie worden ondernomen. Die actie kan zijn dat Roemenië en Bulgarije toch niet tot Schengen worden toegelaten. Wat de heer Ormel zegt, klopt namelijk niet. Hij kan niet garanderen dat toetreding van Roemenië en Bulgarije geen gevolgen heeft voor de immigratie. Ik wou dat dat waar was, maar hij kan dat nooit garanderen.

De voorzitter: Bent u klaar met uw eerste termijn?

De heer Bontes (PVV): Ja, ik ben klaar.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Laat ik beginnen dat mijn partij bij monde van onze woordvoerder al binnen vier uur na het verschijnen van die website heeft gezegd dat deze polariserend en stigmatiserend is. Ik sluit mij daarbij aan. Tussen dat moment en vandaag heeft mijn fractievoorzitter in een brief aan de ambassadeurs laten weten hoe de VVD aankijkt tegen arbeidsmigratie en de problemen die wij in Europa met elkaar ervaren en proberen op te lossen. De woordvoerder Europese Zaken, Klaas Dijkhoff, heeft dat al in een aantal debatten aangegeven. Onze delegatieleider in Europa heeft dat al laten weten. Wij kunnen het vandaag nog eens dunnetjes overdoen, en ik vrees ook dat dat gebeurt, maar eigenlijk moet het altijd gaan om de vraag: wat doet de regering en wat doet de Kamer? De regering is bezig met het repareren van een aantal fouten en met beleid ervoor te zorgen dat naast de bekende voordelen die de regering terecht in haar brief onderstreept op het gebied van arbeidsmigratie van Midden- en Oost-Europeanen, niet de ogen worden gesloten voor de negatieve kanten daarvan. Daarvoor mogen wij niet blind zijn. De VVD is daarvoor ook nooit blind geweest, zo zeg ik tegen de heer Bontes. De VVD is al jaren bezig met het aanpakken van de problemen. Daarvoor worden constructieve voorstellen gedaan, hier, in de gemeenteraden, in Europa en overal waar een luisterend oor te vinden is van medewetgevers om tot wetgeving te komen die het mogelijk maakt dat wij kiezers in de ogen kunnen kijken en kunnen zeggen: wij hebben oplossingen voor uw problemen en voor de noden die u ervaart.

Ik noem drie voorbeelden. Ten eerste het aanpakken van malafide werkgevers en clandestiene uitzendbureaus in Nederland. Wij doen dat in zeer goede samenwerking met de Poolse autoriteiten. Ten tweede het verhogen van boetes bij overtreding van de arbeidswetgeving. Ten derde worden EU-burgers die meerdere keren zijn veroordeeld voor een misdrijf ongewenst verklaard. Zij worden gedwongen om Nederland te verlaten. Dat zijn geen conferenties, seminars of websites. Dat is beleid. Dat zijn daden. Daar komt het op aan. Op die wijze herwinnen wij het vertrouwen van de burger in de politiek. Dan kunnen wij Nederlanders in de ogen kijken en zeggen: wij hebben niet alleen uw bezwaren en noden gehoord, maar wij doen daar ook wat aan. Op die wijze moeten wij daarmee in Nederland omgaan. Wij kunnen elkaar eindeloos de maat nemen over van alles en nog wat, over de intenties waarmee zaken worden aangepakt en over websites die zijn opgezet, maar uiteindelijk komt het aan op de maatregelen.

De heer Pechtold (D66): De VVD was er binnen vier uur bij om aan te geven dat de website stigmatiserend was. Als de premier dat ook had gedaan, dan hadden wij vier uur lang een kleine rimpeling gehad. Waarom hebt u vorige week echter niet de kans genomen om een mildere tekst, namelijk dat de website onnodig mensen wegzet, te steunen? Waarom hebt u in uw coalitie van twee partijen het CDA openlijk de kooltjes uit het vuur laten halen?

De heer Ten Broeke (VVD): Dat is heel simpel. Ik ben bijna geneigd om de woorden van de heer Timmermans van zo-even aan te halen. Je kunt namelijk ook je doel voorbijschieten. Ik dacht de heer Pechtold daarin aan mijn zijde te vinden, in de interrupties aan de heer Bontes. Laten wij afstappen van het voortdurend elkaar de maat nemen op de intenties, hoezeer wij die website ook verafschuwen, en kijken naar de maatregelen die de heer Pechtold, de heer Bontes, mevrouw Peters, ik en wie dan ook voorstellen om daadwerkelijk iets te doen. Daarop was mijn interruptie gericht. Ik dacht dat de heer Pechtold dat ook beoogde. Die houding is volgens mij beter dan die in de motie, die niet eens aan de regering gericht was maar waarin fracties onderling de maat werden genomen over wat het beste zou zijn geweest. Het was meer een emotie, dan een motie die moest worden vastgelegd. Om die reden vind ik wat mijn fractie heeft gedaan zeer verstandig.

De heer Pechtold (D66): Soms moet dat. Het beleid moet twee kanten op werken. Aan de ene kant moeten wij hier in Den Haag de problemen aanpakken. Wij moeten onze wethouders, van mijn kleur en van welke kleur dan ook, de ruimte geven om heel concreet met de voeten in de klei de problemen aan te pakken. Aan de andere kant is er door de weigerachtige houding van het kabinet een probleem in het buitenland ontstaan. Ik noemde zojuist het aantal mensen dat zich erover beklaagd heeft en ons erop bevraagd heeft. De kranten schrijven erover. De motie van vorige week had tot doel om heel duidelijk aan te geven: regering, kennelijk durft u niet, maar wij geven als parlement aan wat de heer Ten Broeke eigenlijk vandaag in nog scherpere bewoordingen over het meldpunt heeft gezegd. Dan is het over en uit. Zolang wij dat lef niet hebben, moddert het voort.

De voorzitter: Ik geef de heer Ten Broeke nu de kans om hierop te reageren. Ik verzoek de leden om de interrupties korter te houden, want anders komen wij niet meer toe aan de beantwoording van de minister en dat zou buitengewoon jammer zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer Pechtold doet wat hij al drie weken in zekere zin vruchteloos probeert. Hij verwijt het kabinet dat het niet reageert. Volgens mij heeft de premier al in verschillende bewoordingen gezegd dat hij niet op elke losse flodder, elke rukwind en elk geworpen stuk rood vlees gaat reageren. Hij heeft daar allerlei opmerkingen bij gemaakt. Ik ga daar niet over, zoals de heer Pechtold heel goed weet.

De vraag waar het nu op aankomt, is of er sprake is van internationale schade. Ik vond het interessant om te zien dat Nederlandse bedrijven heel duidelijk aangeven – ik meen dat dit in het Financieel Dagblad stond op 2 maart – dat zij hun verkopen helemaal niet zien dalen. Er is dus geen directe schade waargenomen van dit PVV-meldpunt. Dat zou ook te gek zijn. Zouden Polen werkelijk geen Nederlandse producten meer kopen omdat een partij in het Nederlandse parlement iets van ze vindt? Zouden zij geen zaken meer doen met Nederlandse bedrijven? Zaken zijn uiteindelijk zaken. Ik denk dat dit wordt overdreven. Ik denk dat wij in Europa moeten leren. In verschillende landen mogen partijen als de PVV zich op dit moment in verschillende maten van belangstelling verheugen, zoals Zwitserland, Denemarken en Nederland. Dat zijn geen landen die met de nek worden aangekeken.

De heer Timmermans (PvdA): Het is misschien goed als de heer Ten Broeke het laatste nummer van Forum, het opinieblad van VNO-NCW, leest. Daar staat een iets andere lijn in hierover. Mijn punt is echter een ander. De heer Ten Broeke heeft heel veel internationale ervaring. De heer Ormel stelt vast, ik denk terecht, dat er een verkeerde indruk is ontstaan rond die site. Kennelijk slaagt de Nederlandse regering er niet in om precies uit te leggen wat haar positie is op dat punt. De heer Ten Broeke zou het, met zijn ervaring, toch met mij eens moeten zijn dat verkeerde indrukken moeten worden weggenomen omdat die tot schade kunnen leiden? Hij zou het toch met mij eens moeten zijn dat het goed zou zijn als de Nederlandse regering, in lijn met de uitspraak van de meerderheid van de Kamer, heel helder zou stellen dat zij afstand neemt van dit meldpunt?

De heer Ten Broeke (VVD): Wat de regering doet met die motie is aan de regering. Wat zij volgens mij al heeft gedaan, zelfs bij monde van de premier, is aangeven wat haar beleid is, hoe zij tegen aankijkt tegen Schengen en hoe zij aankijkt tegen arbeidsmigratie. Ik heb dat artikel in Forum van VNO-NCW uiteraard gelezen. Er staat met heel grote letters in dat impact van incidenten als het meldpunt op ons imago wordt overschat. Dat kan ik onderschrijven.

De heer Timmermans (PvdA): Er staat nu meer in, dat weet de heer Ten Broeke ook.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer Timmermans wil nu dat ik het hele artikel ga voorlezen.

De voorzitter: Dat lijkt mij niet de bedoeling.

De heer Timmermans (PvdA): Wij hoeven geen «Leersje» te doen vandaag.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer Timmermans haalde het artikel aan. Dit is wat er met grote letters in staat. Ik hoop dat hij dat ook heeft gelezen. Ik denk dat hij dat deel van de waarheid misschien ook eens tot zich zou moeten nemen.

De heer Timmermans (PvdA): Als de heer Ten Broeke het met mij eens is dat het meldpunt anders wordt begrepen dan was bedoeld en dat de boosheid in het buitenland niet komt door de PVV en haar meldpunt – men verwacht immers niets anders van haar – maar vanwege het stilzwijgen van de regering, zal hij het met mij eens moeten zijn dat de regering er verstandig aan zou doen dat stilzwijgen te doorbreken zodat zij laat zien niet medeplichtig te zijn aan dat meldpunt.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer Timmermans weet heel goed dat je de regering geen medeplichtigheid kunt verwijten om de doodeenvoudige reden dat er nu kritiek komt uit het buitenland. Dat zou een enorme knieval zijn. Zo heb ik hem als staatssecretaris ook niet meegemaakt als hij moeilijke boodschappen te verkondigen had waarmee hij wellicht alleen stond in Europa. Nederland moet in het buitenland, in Europa, niet altijd politiek bedrijven vanuit de gedachte dat iedereen je maar aardig moet vinden. Met aardig gevonden worden, komen wij er immers niet. Daarmee halen wij geen resultaten binnen. Dit kabinet zet juist heel scherp neer waar Nederland staat, waar het gaat om arbeidsmigratie, Schengen en de euro, waarmee wij in het verleden fouten hebben gemaakt door maar mee te drijven op de consensus die ons op dat moment het beste uitkwam. Koekoek eenzang is in Europa heel vaak ook slecht geweest. Nederland is daar duidelijk in. Dat wordt gewaardeerd, daar heb je wat aan en dat moet de Nederlandse regering vooral voortzetten.

De heer Bontes (PVV): Ik heb verschillende debatten gehad met VVD'ers, zoals de heer Ten Broeke en de heer Dijkhoff, over Europese Zaken. Meestal was de teneur: wij zouden zelf niet zo direct kiezen voor zo'n website, maar het is aan een politieke partij zelf; als die dat een goed middel vindt, moet zij dat vooral doen. Vanavond krijg ik echter termen om mijn oren als «stigmatiserend» en «ik verafschuw het». Ik ben daar eerlijk gezegd een beetje van geschrokken. Komt dat, zo vraag ik de heer Ten Broeke, omdat de ambassadeurs vanavond in de zaal zitten of omdat er een camera op hem is gericht? Waar komt dat vandaan? Die toon heb ik namelijk nog niet eerder gehoord in de vele debatten die wij al hebben gehad.

De heer Ten Broeke (VVD): Dan moet de heer Bontes misschien achter de computer waarop hij die website bijhoudt vandaan lopen en luisteren naar wat de heer Dijkhoff, mijn fractievoorzitter Blok en vooral ook de VVD-woordvoerder op dit terrein hierover te zeggen hebben. Ik heb namelijk niets anders gedaan dan mevrouw Van Nieuwenhuizen citeren, die het meldpunt in haar reactie polariserend en stigmatiserend heeft genoemd. Zij heeft dit volgens mij gezegd binnen vier uur nadat bekend werd dat die website er was, maar in elk geval op dezelfde dag. Wat ik verafschuw – laat ik daar dan ook heel helder over zijn – is dat iemand als volksvertegenwoordiger de opvatting predikt dat je alleen maar problemen moet verzamelen. Je moet er namelijk hier ook iets mee doen. Je moet ook verantwoording afleggen, dat heb ik geprobeerd uit te leggen.

De heer Bontes (PVV): Dat is allemaal helder. Je moet er iets mee toen en blah, blah. Maar de heer Ten Broeke gebruikt nu zware termen als «stigmatiserend» en «ik verafschuw het». Ik heb het over een debat dat ik persoonlijk met de heer Ten Broeke en de heer Dijkhoff heb gehad. Daarin is die toon niet aangeslagen. Ik vraag mij af waar die vandaan komt.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer Bontes heeft nu met mij te maken. Ik heb gezegd dat de woordvoerder van de VVD heel helder is geweest. Zij heeft deze termen gebruikt. Ik denk ook dat die volkomen feitelijk zijn. En dat de heer Bontes daar nu ineens zo van schrikt? Misschien is hij wel een beetje onder de indruk van iedereen die hier nu in de zaal zit of de camera's die op hem zijn gericht, al ken ik hem zo niet. Het zijn geen andere termen dan eerder door mijn partij zijn gebruikt.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Diplomatie is niet door iedereen aardig gevonden te willen worden, zei de heer Ten Broeke wel. Hopelijk wil de VVD wel door iedereen consequent gevonden worden. Ik vind eigenlijk dat de heer Bontes wel een punt heeft. De wijze waarop de VVD zich hier opstelt, is niet consequent. De heer Ten Broeke zegt dat de woordvoerder er na vier uur als de kippen bij was en hij is er nu zelf ook in stellige bewoordingen bij. Waarom was hij er dan twee weken geleden – toen stemden wij over een motie waarin de Kamer een zelfde soort uitspraak wenste te doen – niet bij?

De heer Ten Broeke (VVD): Het meest feitelijke antwoord is dat ik er toen niet bij was omdat ik met de voorzitter van deze vergadering in het buitenland was, maar dat is niet waar mevrouw Peters op doelt. Ik ben er volledig bij. Wat ik nu zeg, is heel simpel. De VVD-fractie heeft vanaf het allereerste moment gezegd wat zij van de website vindt. Daarna is zij heel nadrukkelijk en heel bewust het gesprek aangegaan met de makers van de website over wat dan de oplossingen zijn. Dat doe ik ook nu. Ik heb overigens vanavond een aantal collega's, die ik de afgelopen weken alleen de hoge morele toon heb horen gebruiken, dat voor het eerst zien doen. Uiteindelijk is dat de houding van de VVD, die zij al jaren heeft ten aanzien van de problematiek rond arbeidsmigratie, Schengen of de euro of wat zich ook in Europees verband voordoet. Wij zoeken naar oplossingen, oplossingen die overtuigen. Dat doet het kabinet ook, daarom steunen wij het. Wij vinden ook dat de internationale reacties niet altijd maatgevend moeten zijn voor de wijze waarop wij erin staan. Je moet op een gegeven moment ook voor je eigen principes blijven opkomen, ook als dat betekent dat je niet meer populair bent en niet iedereen je even aardig vindt. Dat is wat de regering doet.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Mijn vraag was een andere. Als je op dag één tegen het meldpunt bent en als je vandaag tegen het meldpunt bent, waarom stem je dan tussendoor tegen een motie waarin staat dat de Kamer tegen het meldpunt is?

De heer Ten Broeke (VVD): Dat heb ik net uitgelegd. De motie is een uitspraak van partijen onderling. Zij roept de regering niet op om iets te doen of om iets niet te doen. Die motie strekt ertoe om elkaar onderling nog eens moreel de maat te nemen, over wie hier nu eigenlijk in een soort haasje-over iets moet vinden van een initiatief van medeparlementariërs. Dat hebben wij al gezegd. Daar zijn wij helder in geweest. Dat is mevrouw Peters kennelijk vandaag eindelijk duidelijk geworden. Die helderheid, daar blijven wij bij.

De voorzitter: Blijft u vooral bij die helderheid.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De minister schreef onlangs aan de Kamer dat wij zulke goede relaties onderhouden met landen als Polen. Tegelijkertijd werden wij echter niet eerder zo openlijk aangevallen door mede-EU-lidstaten, door het Europees Parlement en door Eurocommissarissen. Ik heb het idee dat onze relaties met de Midden- en Oost-Europese landen sinds de val van de muur niet zo slecht zijn geweest. Hoe heeft de regering het zo ver kunnen laten komen?

Nederland is verankerd in Europa. Onze welvaart komt voor ongeveer een derde uit de internationale handel. Wij handelen veel met Midden- en Oost-Europa. Wij exporteren meer naar Polen dan naar Rusland of China. Wij zitten met heel Midden- en Oost-Europa in de EU en in de NAVO. Wij delen één economische ruimte en met veel van deze landen ook een munt. Onze ondernemers moeten daar steeds uitleggen dat de PVV niet in de regering zit, maar dat de regering zich desondanks niet durft te distantiëren van een actie van die partij.

Dit meldpunt is niet zomaar een initiatief om problemen op te lossen. Met vette krantenkoppen op de site wordt de suggestie gewekt dat Oost-Europeanen over het algemeen crimineel zijn. In het multiplechoicescherm wordt de suggestie gewekt dat zij een baan hebben die zij niet mogen hebben. Ik begrijp net van PVV-woordvoerder Bontes dat de PVV niet de moeite neemt om te verifiëren of de klachten die binnenkomen feitelijk kloppen. Denkt de minister, net als minister Leers, dat het de PVV niet gaat om mensen in de hoek te zetten, maar om een effectieve aanpak van de problemen te realiseren?

De schade is moeilijk te meten. Er zijn wel meer ergernissen over Nederland. «I am Dutch, so I can be blunt», zei minister De Jager al in Europees verband. Onze botheid gaat echter over in beledigingen. Ik zie met lede ogen aan hoe ons imago verder verslechtert. De regering heeft heel veel serieuze zaken met deze landen te bespreken: de schuldencrisis, de Europese begroting, het buitenlands beleid en het gezamenlijk asielbeleid. Nederland kan zich geen slechte relatie met deze landen met wie het moet samenwerken permitteren. Vindt de minister het belang van deze samenwerking minder groot dan het meldpunt? Vindt hij het verantwoord om deze kwestie de verhouding te laten vertroebelen?

Ik ben blij dat de Tweede Kamer zich heeft gedistantieerd van dit meldpunt. Ik hecht eraan dat hier ten overstaan van de ambassadeurs namens mijn partij nogmaals te doen. Kan de minister in de internationale diplomatie en in zijn contacten met zijn Midden- en Oost-Europese collega's actief wijzen op de stelling die de Tweede Kamer heeft ingenomen? Hoe is hij van plan om het Nederlandse imago in die landen te verbeteren?

Voorzitter: Pechtold

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Mijn fractievoorzitter heeft in februari duidelijk afstand genomen van het meldpunt van de PVV. Dat heeft hij niet gedaan omdat de PVV op een website probeert zaken rond arbeidsmigratie te inventariseren, maar omdat op die website te veel op één wijze naar één bepaalde groep wordt gewezen. Hij heeft daarbij gezegd dat met iedereen over één kam scheren de discussie niet wordt geholpen, maar dat wij wel moeten kijken naar de onderliggende problemen. Hij heeft een oproep gedaan aan de minister-president om toe te geven dat er onderliggende problemen zijn en dat die moeten worden aangepakt, maar ook om afstand te nemen van de website. Het feit dat dit niet is gebeurd, ook niet op een milde of voorzichtige manier, maakt dat wij hier vanavond opnieuw over debatteren.

Ik heb na alle vragen die reeds gesteld zijn nog enkele vragen aan de minister. Mijn eerste vraag is waarom de minister van Buitenlandse Zaken of het kabinet nooit een signaal heeft gegeven aan de betrokkenen in Nederland, aan de mensen die uit Midden- en Oost-Europese landen komen, over hun betekenis voor Nederland en de problemen die zij zelf ondervinden? Deze mensen ondervinden problemen die mijn partij inderdaad, zoals gememoreerd door de heer Bontes, eerder heeft geïnventariseerd. Dat betrof problemen als uitbuiting door werkgevers, slechte huisvesting en andere zaken. Het kabinet heeft een taak bij het vinden van een oplossing voor deze problemen.

Mijn tweede vraag betreft het Europese standpunt, dat wel degelijk is ingenomen door Eurocommissaris Reding. Waarom heeft het kabinet dat dan niet aangegrepen? Als er een Europees standpunt is, is er, zo zou je kunnen zeggen, ook een afgeleid Nederlands standpunt. Ook toen kwam dat standpunt er niet. Waarom is die kans gemist?

Mijn fractie is benieuwd naar het antwoord – ik mag toch aannemen dat dit er geweest is – op de brief van de ambassadeurs van de Midden- en Oost-Europese landen. Ik heb er niets over gelezen in de krant. Ik kan mij echter niet voorstellen dat er helemaal niets bericht is aan die ambassades in Den Haag. Ik krijg graag op dat punt nadere opheldering.

Voorzitter: Van Bommel

De voorzitter: Ik zie dat de minister gelijk kan antwoorden. Daartoe geef ik hem het woord.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik wil graag kort ingaan op de punten die aan de orde zijn gesteld. Ik wil opmerken dat het feit dat de microfoon net even weigerde, misschien symbolisch is voor het feit dat mij eigenlijk heel weinig vragen zijn gesteld. Ik heb eigenlijk alleen een vraag gehoord van de heer Pechtold, een vraag van mevrouw Peters en een aantal vragen van de heer Van Bommel. Ik vind het echter wat flauw om weg te lopen van een aantal punten dat in de reflecties van en tussen Kamerleden onderling aan de orde is geweest.

Laat ik melden wat ik te melden heb. De Midden- en Oost-Europese lidstaten van de Europese Unie zijn de Nederlandse regering net zo dierbaar als alle andere lidstaten. Ik zeg met nadruk dat de Nederlandse regering het saldo van de arbeidsmigratie positief waardeert. Wij hechten aan vrij verkeer van werknemers in Europa en aan de bijdrage van hardwerkende arbeidsmigranten, zoals ook van hardwerkende Nederlanders, aan onze economie. Tegelijkertijd zijn er zorg- en aandachtspunten, zowel vanuit het perspectief van de Nederlanders als vanuit het perspectief van de arbeidsmigranten. Het aanpakken van de overlast en het tegengaan van bijvoorbeeld een toenemend beroep op sociale voorzieningen zijn speerpunten van dit kabinet. Ik voeg er met nadruk iets aan toe, namelijk dat hetzelfde geldt voor het tegengaan van uitbuiting van arbeidsmigranten door malafide uitzendbureaus en verhuurders. Op dat punt verwijs ik door naar het debat over het rapport Lessen uit de recente arbeidsmigratie van de commissie-Koopmans met de minister van SZW. Het kabinet maakt er werk van om beter zicht te krijgen op aantallen en op malafide bureaus. Daar is een meldpunt voor ingericht. De minister van BZK heeft volop aandacht, meer dan ooit, voor de problematiek van huisvesting van arbeidsmigranten in Nederland.

Ik herhaal het standpunt van de Nederlandse regering over de website dat al meermalen is uitgedragen: de website reflecteert geenszins de gedachten of het beleid van de regering inzake arbeidsmigratie. Dat staat in allerlei brieven die al eerder naar de Tweede Kamer zijn gezonden. Zij zijn trouwens ook naar de Eerste Kamer gestuurd, waar ik afgelopen dinsdag nog uitgebreid over deze materie heb gedebatteerd. Ik heb uiteraard kennisgenomen van de brief van de tien ambassadeurs, die hier bijna allemaal aanwezig zijn.

De heer Pechtold (D66): Ik ben blij dat de minister nog eens uiteenzet wat de intenties van de Nederlandse regering zijn en dat hij de positieve kanten naast de negatieve kanten benoemt. Hij zegt dat de website niet weergeeft wat de Nederlandse regering voorstaat. Dan zou hij toch ook kunnen zeggen: zet onnodig mensen als groep weg?

Minister Rosenthal: Ik heb er geen enkele behoefte aan om mij impliciet of expliciet verder uit te spreken over de inhoud van de website van de PVV. Ik heb er wel behoefte aan om mij nadrukkelijk uit te spreken over het arbeidsmigratiebeleid van de Nederlandse regering, de voordelen die wij daaraan zien en de problemen die wij moeten tackelen. Dit punt is al meermalen met de Kamer besproken.

De heer Pechtold (D66): Vandaag geeft de minister wel degelijk, voor het eerst, een kwalificatie van de website, namelijk: geeft het standpunt van de Nederlandse regering niet weer. Hij zet er zijn eigen standpunt tegenover. Dat is dan toch een heel klein, maar heel belangrijk stapje dat de minister dan of zegt dat er in de Kamer een grote meerderheid dit heeft uitgesproken en dat hij dat zal uitdragen of zegt dat hij zich daarbij aansluit? Dat zou ideaal zijn, want dan zijn wij klaar.

Minister Rosenthal: Ik citeer een tekst die letterlijk staat in een brief die de Kamer op 15 maart jongstleden heeft bereikt. Daarin staat: «De regering heeft steeds benadrukt dat het «Meldpunt Midden- en Oost-Europeanen» het initiatief is van één politieke partij: de PVV.»

Ik hoor de heer Pechtold buiten de microfoon iets zeggen. Ik zou bijna tegen hem zeggen: wacht even. Dat hoor ik echter niet te zeggen, dat is aan de voorzitter.

De voorzitter: De minister moet niet reageren op dingen die buiten de microfoon zijn gezegd, want die zijn niet gezegd.

Minister Rosenthal: De volgende mededeling in die brief van 15 maart is namelijk: «De website reflecteert geenszins de gedachten of het beleid van de regering over arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europese landen. De regering geeft niet van geval tot geval commentaar op acties van politieke partijen.»

Ik kom bij het volgende punt. Daar is een vraag over gesteld door de heer Van Bommel van de SP. Er is een brief ontvangen van tien ambassadeurs. Ik heb op 17 februari jl. met die tien ambassadeurs een uitvoerig gesprek gehad. De ambassadeurs hebben gezegd dat zij zeer tevreden waren over dat gesprek en dat het meer heeft opgeleverd dan zij van te voren hadden verwacht. Ik zal niet ingaan op de punten die zijn besproken, want die komen overeen met hetgeen ik al heb gezegd. De conclusie die wij met elkaar hebben getrokken, is dat de goede relaties tussen Nederland en de Midden- en Oost-Europese overeind staan en dat wij met elkaar uitkijken naar verdere versterking van de relaties.

Uitspraken van de Kamer, over welk onderwerp dan ook, worden uiteraard meegenomen in contacten met andere landen als zij ter sprake komen. Er is dus geen enkel bezwaar tegen om in buitenlandse contacten naast het regeringsstandpunt desgevraagd ook de uitspraak van de meerderheid van de Kamer te vermelden.

De heer Timmermans (PvdA): Ik ga even terug naar de brief van 15 maart waaruit de minister citeert. Hij zegt dat politieke partijen en privépersonen in Nederland een grote mate van vrijheid genieten om uiting te geven aan hun opvattingen. Vervolgens zegt hij dat de regering niet van geval tot geval commentaar geeft op acties van politieke partijen. Nu is de regering eindeloos opgeroepen, zowel door binnenlandse als buitenlandse partijen, om een standpunt in te nemen. Als een VVD-senator een boek schrijft en één politieke partij in Nederland daar gelijk schande van spreekt, neemt de premier van dit land gelijk fel afstand van dat boek. Als de PVV, diezelfde politieke partij dus, niet accepteert dat de regering afstand neemt van een meldpunt terwijl de rest van Europa de regering vraagt om dat te doen, geeft zij niet thuis. Dan meet de regering toch gewoon met twee maten? De minister kan deze tekst toch niet algemeen verklaren, als hij een VVD-senator niet eens gunt om de vrijheid te nemen om iets te zeggen zonder dat hij op zijn vingers wordt getikt?

Minister Rosenthal: Dit punt heb ik afgelopen dinsdag in de Eerste Kamer besproken. Toen is die vraag ook aan de orde gesteld. Ik heb toen gezegd dat het ging om een zaak waarin de voorman van de VVD in discussie is getreden met een belangrijke partijgenoot die een boek heeft geschreven. Zo moet dat worden gezien en niet anders.

De heer Timmermans (PvdA): Begrijp ik hieruit dat wij teruggaan naar de doctrine van een LPF-minister en onderscheid gaan maken tussen de mens Rutte, de voorman Rutte en de premier Rutte? Premier Rutte is altijd premier en kan die rollen niet scheiden. Als hij een standpunt inneemt over zo'n boek, doet hij dat namens de Nederlandse regering. Dat kan staatsrechtelijk niet anders worden geïnterpreteerd.

Minister Rosenthal: Ik hoor wat de heer Timmermans zegt. Aan de redenering en de motivering ten aanzien van de boek van de VVD-senator heb ik niets toe te voegen. Het is zoals het is. Ik heb dat dinsdag ook gezegd in de Eerste Kamer. Dat is de lijn die wij voor ogen hebben. Ik dicht overigens de Eerste Kamer enige staatsrechtelijke talenten toe.

Het volgende punt betreft de vraag naar de opvattingen van Eurocommissaris Reding. Dat zijn opvattingen van deze Eurocommissaris en niet meer dan dat. De regering heeft uiteraard ook kennisgenomen van de resolutie van het Europees Parlement. Er is een reactie hierop aan de Kamer gezonden.

Op de vraag van de heer Van Bommel over de tien ambassadeurs heb ik, zo meen ik, antwoord gegeven.

Er zijn vragen gesteld over de reputatie van Nederland in het buitenland, ook in de Midden- en Oost-Europese landen.

De heer Ormel (CDA): Ik wil een punt van orde maken, voorzitter.

De voorzitter: Ik wil liever de minister zijn eerste termijn laten afmaken. Als er dan nog vragen zijn, kunnen die daarna worden gesteld. Zo kunnen wij eventueel een tweede termijn mogelijk maken.

De heer Ormel (CDA): Mijn punt van orde betreft dit punt. De leden van de oppositie krijgen de gelegenheid om te interrumperen. Ik merk dat de heer Bontes erg graag wil interrumperen en hij krijgt daar de gelegenheid niet toe. Ik verzoek u om de heer Bontes op gelijke wijze te laten interrumperen als de andere woordvoerders.

De voorzitter: Mijn ordevoorstel is om de minister zijn termijn af te laten maken. Als er dan nog vragen zijn, kunnen die daarna snel worden gesteld. Dan kunnen wij eventueel nog een korte tweede termijn doen. Wij willen dit algemeen overleg om tien uur afronden. De commissie kan er ook voor kiezen om de tweede termijn te laten schieten en verdere interrupties mogelijk maken. Dan maken wij de tijd op die manier vol.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter, met alle respect: gelijke monniken, gelijke kappen. De een laten interrumperen en de ander niet, dat kan niet. Dan had u dat in het begin moeten zeggen. Als de heer Bontes wil interrumperen, moet hij daar de gelegenheid toe krijgen.

De voorzitter: Ik vind het uitstekend. Mijnheer Bontes, u kunt uw gang gaan.

De heer Bontes (PVV): Ik maak ernstig bezwaar tegen de vergelijking die wordt gemaakt tussen het boek van de senator – daarin wordt verwezen naar de Tweede Wereldoorlog en alles wat slecht is en worden parallellen getrokken met de politieke partijen die tegenwoordig bestaan – en een website waarop problemen worden geïnventariseerd. Degene die deze vergelijking hier durft maken hier aan tafel, is knettergek. Ik verwacht van de minister dat hij afstand neemt van deze vergelijking.

Minister Rosenthal: Ik heb niets toe te voegen aan wat de voorman van mijn partij ter zake al heeft gemeld. Ik ben ook niet van plan om op dit ogenblik vergelijkingen te maken, hoezeer ik de opmerking van de heer Bontes begrijp. Ik laat mij niet meenemen in de richting van een inhoudelijke waardering van het meldpunt van de PVV. Dat is waar het nu over gaat. Ik wil met alle plezier op een ander moment nog eens met de heer Bontes van gedachten wisselen over de wijze waarop ik tegen het boek van senator Schaap aankijk.

De heer Bontes (PVV): Die vergelijking is niet door de minister gemaakt, maar wel hier aan tafel. Ik vraag om een reactie van de minister hierop.

De voorzitter: De minister heeft gezegd wat hij heeft gezegd. Hij wenst daar niet op te reageren. De heer Timmermans wil een correctie als persoonlijk feit naar voren brengen.

De heer Timmermans (PvdA): De enige vergelijking die ik heb gemaakt, is dat in het ene geval de minister-president wel reageert en in het andere geval niet. Ik neem uitdrukkelijke afstand van iedere inhoudelijke vergelijking tussen de twee gevallen. Die heb ik niet gemaakt. Ik neem ook afstand van een aantal kwalificaties in dat boek. Dat wil ik allemaal zeggen. Het gaat mij om de verschillende beoordeling: in het ene geval wel reageren en in het andere geval niet.

De voorzitter: Dat is hiermee opgehelderd. Dan kan de minister zijn beantwoording vervolgen.

Minister Rosenthal: Om de heer Bontes op dit punt gerust te stellen, het volgende. Er was ophef over een passage waarin de zeer gewaardeerde senator Schaap opmerkt dat de PVV vijandbeelden hanteert zoals ook in de jaren 30 vijandbeelden werden gebruikt. Ik zeg hier de minister-president c.q. partijgenoot Rutte na dat wij die link niet zien, dat ik het er niet mee eens ben en deze verre van mij werp. Dat doe ik dus ook.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, ik heb een punt van orde. Nu zegt de minister: ik zeg het de minister-president na. Hij gaat nu op de inhoud van het boek van de heer Schaap in. Niemand hier heeft dat gedaan. Kom nu een keer uit de kramp en zeg gewoon wat over die Polensite in plaats van u in alle bochten wringen, zo vraag ik de minister. Dan zijn wij voor tienen klaar.

De voorzitter: Wij gaan hier niet debatteren over het boek van de heer Schaap. De minister heeft gezegd wat hij heeft gezegd. Daarmee heeft hij afdoende gereageerd op de opmerking van de heer Bontes. Ik vraag hem zijn beantwoording in eerste termijn af te ronden. Daarna kunnen wij bezien of er nog behoefte is aan een tweede termijn.

Minister Rosenthal: Voorzitter, dat doe ik graag. Juist omdat de heer Bontes zich wat tekortgedaan voelde, zo begreep ik, wilde ik er toch een reactie op geven.

Ik kom bij de vraag over de reputatieschade en wat dies meer zij. Daar kan ik heel kort over zijn. Ik zie geen reputatieschade of economische schade, ondanks hetgeen de heer Pechtold naar voren heeft gebracht.

Wat betreft de haven van Constanta is het probleem simpelweg geld. Er is een memorandum of understanding, nog geen definitief contract. Constanta heeft mogelijkheden om met andere partners dan Rotterdam in zee te gaan. Daar moet ik het bij laten. De samenwerking van de scheepswerf Damen in Roemenië was, is en blijft zeer innig. Er is mij niets bekend van een order die verloren zou zijn. Nederland is de grootste investeerder in Roemenië. Wij doen er natuurlijk alles aan om dat zo te houden. Dat is echter in de eerste plaats aan het bedrijfsleven zelf.

Ik verzeker de Kamer nogmaals dat de relaties met de Midden- en Oost-Europese lidstaten van de Europese Unie heel goed zijn. In allerlei dossiers trekken wij met verschillende van de lidstaten uit Midden- en Oost-Europa gezamenlijk op. Dat betreft bijvoorbeeld, om maar een uitbijter te noemen, het covoorzitterschap dat wij met Slowakije hebben in de Community of Democracies richting de Arabische regio, in het bijzonder Tunesië. Tsjechië, Slowakije en andere Oost-Europese landen als Bulgarije en Roemenië zijn op veel punten likeminded states, bijvoorbeeld waar het gaat, mirabele dictu, om het vredesproces in het Midden-Oosten. Kortom, wij zijn in een voortreffelijke onderlinge verstandhouding bezig om wederzijdse belangen te verdedigen en bevorderen.

De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot een piepkleine tweede termijn, voor een afsluitende opmerking of vraag, met een spreektijd van een kleine minuut.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Waar het na alle verschillen van mening nog om gaat, is het volgende. De regering zegt dat zij op haar eigen wijze communiceert. Oké, dat is een keuze. Mijn vraag is – dat vraagt een meerderheid van de Kamer – of de regering bereid is om in haar communicatie ook te verwijzen naar het standpunt van het Nederlandse parlement.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Pechtold.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik heb geen behoefte aan een inbreng in tweede termijn.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Ik ben blij dat ik het meldpunt nog even heb kunnen toelichten vanavond, zodat iedereen ziet waarvoor het bedoeld is. Ik denk dat dit een goede zaak is. Wat ik onder de aandacht wil brengen, is dat wij niet moeten wegkijken van problemen. Die fout hebben wij het verleden gemaakt. Wij moeten deze problemen serieus inventariseren en niet alleen kijken naar de schade in het buitenland, maar vooral naar de schade in het binnenland. Mensen hebben hier last van. De problemen moeten worden aangepakt.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik heb ook geen vragen in de tweede termijn. Ik zie uit naar de oplossingen die straks voortvloeien uit de inventarisatie van de PVV. Ik denk dat daar het debat over moet gaan.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Het meldpunt reflecteert niet standpunt van de regering. Dan moet het maar een kleine stap zijn om ook de mening van het parlement over dat meldpunt in de diplomatieke betrekkingen uit te dragen, zoals de heer Pechtold ook al zei. Ik heb nog één kleine vraag. Als wij nu toch een onderscheid maken tussen de voorman van de VVD en de minister-president, heeft de minister van Buitenlandse Zaken c.q. het lid van een regeringspartij dan ook een persoonlijke mening over dit meldpunt dat misschien lijkt op dat van de woordvoerders van de VVD zoals vanavond hier geuit?

De voorzitter: Als woordvoerder van de SP-fractie sluit ik mij daar graag bij aan. Wij gaan gelijk door met de beantwoording van de minister.

Minister Rosenthal: Voorzitter. De vragen in tweede termijn van zowel de heer Pechtold als de heer Timmermans heb ik volgens mij in mijn eerste termijn al expliciet beantwoord. Ik heb gezegd dat wanneer in buitenlandse contacten de thematiek van de onderlinge relaties aan de orde komt en zeker als wordt gevraagd naar het meldpunt van de PVV, ik dan ook de uitspraak van de Kamer zal vermelden. Dat heb ik in mijn eerste termijn al opgemerkt, dus dat zij gezegd. Ik hoor de heer Pechtold iets buiten de microfoon zeggen, maar daar mag ik niet op reageren. Ik heb echter al gezegd dat de regering regelmatig en vanzelfsprekend uitspraken, gevoelens en dergelijke die in de Kamer bestaan omtrent allerlei zaken in contacten met andere landen te berde brengt. Dat geldt ook voor zaken als uitbreiding van de EU, sancties, internetvrijheid en wat dies meer zij. Kortom, dat doen wij.

Ik kom nu op de vraag van mevrouw Peters. Ik herhaal wat ik heb gezegd, namelijk dat de regering steeds heeft benadrukt dat het meldpunt het initiatief is van één politieke partij, de PVV, en dat de website geenszins de gedachten of het beleid van de regering over arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europese landen reflecteert. Daar moet mevrouw Peters het ook vandaag mee doen.

De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn beantwoording in tweede termijn en ik dank de aanwezigen voor hun belangstelling.

Naar boven