29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 163 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2010

Op 17 februari jl heb ik u het eindrapport van de Gateway NUP toegezonden. Deze brief bevat mijn reactie op de aanbevelingen uit het Gateway rapport. De afgelopen periode heb ik uitgebreid overleg gevoerd met de medeondertekenaars van het NUP om invulling te geven aan de benodigde maatregelen.

In de aanbevelingen van de Gateway NUP wordt ook ingegaan op de positie van stichting ICT uitvoeringsorganisatie (ICTU). In onderhavige reactie ga ik ook in op de opmerkingen betreffende ICTU. Omdat ICTU voor de eigen bedrijfsvoering een onafhankelijk bestuur heeft, heb ik het bestuur van ICTU verzocht mij ook een reactie op de aanbevelingen van het Gateway rapport te doen toekomen. Hun reactie heb ik integraal bijgevoegd1.

Met de doelstelling, dat de dienstverlening van de overheid naar het oordeel van de burgers tenminste een 7 moet scoren, maakt het kabinet werk van betere dienstverlening. De voortgang daarvan is op 10 maart jl. onderwerp van overleg in het AO geweest (TK 2009–2010, 29 362, nr. 57). Het Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid (NUP) was onderdeel van de toen geagendeerde voortgangsrapportage. Het NUP ontwikkelt een samenhangende ICT infrastructuur, die het alle overheidsorganisaties gemakkelijker maakt dienstverlening aan burgers en bedrijven zo optimaal mogelijk in te vullen. Het NUP zal – zo geeft de gehouden Gateway aan – ook bijdragen aan het verminderen van de onvrede over het functioneren van de overheid en het mede daaraan gekoppelde wantrouwen van burgers in die overheid.

Op 4 december 2008 heb ik samen met VNG, IPO, de Unie van Waterschappen en met instemming van de Manifestgroep het NUP als bestuurlijk akkoord voor een periode van 2 jaar ondertekend. Eind 2009, halverwege de uitvoering van het NUP, was een geschikt moment voor een tussentijdse evaluatie. Daartoe is door de DG van het Directoraat-Generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties de Gateway als reviewinstrument ingezet met als doel vroegtijdig een beeld te krijgen of de in het NUP vormgegeven aanpak succesvol is of kan worden en welke leerervaringen en/of aanpassingen in een volgende fase – dus na het aflopen van de huidige NUP-periode – noodzakelijk en/of wenselijk zijn. Het reviewteam had de vraag meegekregen of de huidige sturing voldoende effectief en efficiënt is ingericht om de doelen nu en in de toekomst te realiseren. In het bijzonder als die volgende fase zich meer op implementatie en gebruik toespitst. Het signaal als eindoordeel van de Gateway is duidelijk: code rood en dat betekent in Gateway termen, dat er ernstige risico’s bestaan, die verdere voortgang van het project verhinderen als geen verbeteracties worden ondernomen.

De Gateway laat echter ook zien dat op een aantal onderdelen de in het NUP weergegeven aanpak succesvol is. Er zijn resultaten geboekt en de wijze van werken heeft tot betere samenwerking tussen de overheden geleid. Maar de Gateway signaleert ook kritische kanttekeningen en geeft aanbevelingen over verbeteringen en kiest zelfs bij onderdelen voor een fundamenteel andere aanpak.

Ik heb over de Gateway de afgelopen periode uitgebreid overleg gevoerd met de medeondertekenaars van het NUP. Conclusie van dat overleg is dat wij allen de aanbevelingen van de Gateway op hoofdlijnen onderschrijven en instemmen met onderstaande maatregelen die uiteindelijk resulteren in het door de Gateway beoogde effect. Onderkend wordt het gebrek aan slagvaardigheid. Er is een grotere slagvaardigheid nodig om de bouwstenen van het NUP te implementeren. Dat is binnen de kaders van het bestuurlijke akkoord NUP en het gegeven dat het kabinet nu demissionair is voor de korte termijn maar beperkt te realiseren. Zo vraagt de aanbeveling dat BZK het coördinerend departement moet zijn dat namens het Rijk kan spreken en handelen, om meer mandaat dan nu is afgesproken. Deze aanbevelingen zullen daarom ook ingebracht worden in de komende formatie.

Gelet op deze context neem ik in overleg met de medeondertekenaars van het NUP en de Manifestgroep maatregelen, die passen binnen de in het NUP bestuurlijk afgesproken werkwijze, zeg maar de korte termijn. Daarnaast bereid ik maatregelen voor de volgende fase voor, te weten de middellange termijn die dienen te worden geëffectueerd in de komende kabinetsformatie en een nieuw bestuurlijk afsprakenstelsel. Via deze laatste stappen wordende de aanbevelingen van de Gateway ten volle geëffectueerd.

Ik wil daartoe ook de komende maanden, waarvoor nog de huidige bestuurlijke overeenkomst geldt, al gebruiken om ervaringen op te doen die richtinggevend kunnen zijn voor dat volgend afsprakenstelsel.

Aanvullingen op de (be)sturing

Sinds de negentiger jaren van de vorige eeuw vraagt informatiebeleid vanwege de ontwikkelingen in de informatiesamenleving en binnen de overheid steeds meer aandacht van de overheden en in het bijzonder van BZK. De behoefte aan visie en beleid groeit, de druk om meer samenhang te realiseren wordt groter. Aanhoudend doet zich de vraag voor om regie en sturing te versterken. Steeds meer wordt daarbij een beroep op BZK gedaan om de coördinatietaak te versterken en meer de eigen verantwoordelijkheid te nemen ten opzichte van andere departementen en medeoverheden. De door de Gateway gesignaleerde vraag op dat punt is daarmee niet nieuw.

Zo stelde de Eenmalige Adviescommissie ICT en Overheid, onder voorzitterschap van de heer mr. A.W.H. Docters van Leeuwen, al in 2001 voor dat het kabinet een regeringscommissaris zou moeten aanstellen voor de elektronische relaties tussen burgers en overheid en de daarmee gepaard gaande institutionele innovatie van de overheid. Het in september 2006 verschenen het rapport «Tussen het Kastje en de Muur», van Martijn van Dam en Anja Timmer, beide leden van de Tweede Kamer voor de Partij van de Arbeid, signaleerde het gebrek aan politieke sturing en de afwezigheid van één verantwoordelijke bewindspersoon.

In 2007 vond een kamerdebat plaats over de risico’s van miljoenen kostende ICT projecten. De druk vanuit de kamer op de Minister van BZK om te komen tot een centrale regie was groot. Voor zover het gaat om de verbetering op de sturing op de (grote) ICT projecten van de Rijksoverheid zijn deze opgenomen in een aantal achtereenvolgende brieven aan de Tweede Kamer (26 643, nrs. 121, 128, 135, en 148). Maatregelen die hiervoor inmiddels genomen zijn onder andere:

  • de realisatie van de CIO-rol per ministerie, met de in de brief van december 2008 vastgestelde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden;

  • de invoering van het CIO-stelsel, i.e. de Interdepartementale Commissie van CIO’s met als voorzitter de CIO-Rijk;

  • de afspraken ten aanzien van het gebruik van architectuur;

  • de periodieke rapportage over grote ICT-projecten aan de Kamer;

  • het inzetten van Gatewayreviews.

In het NUP is als hoofdlijn vastgelegd dat de bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid voor individuele onderdelen van het programma bij de sectoren zelf wordt neergelegd. Tegelijkertijd wordt ook de verantwoordelijkheid voor de operationele uitvoering verspreid over de betrokken departementen en andere overheden.

Bij de vaststelling van het NUP is geen overeenstemming bereikt tussen alle betrokken partijen over de eerder geuite wens om tot één centrale sturing te komen en is ook niet besloten tot het aanwijzen van een voor het geheel van het realiseren van het NUP verantwoordelijk bewindspersoon. Volstaan is met het vastleggen van een centrale coördinatie en regie op samenhang bij BZK, met nog een verbijzondering dat het departement van EZ een eigen verantwoordelijkheid richting bedrijven zal vervullen.

Vanwege de voortdurende signalen over het gebrek aan samenhang, de kwaliteit van het opdrachtgeverschap en een echt effectieve invulling van de sturingsrol van BZK bij dit alles, wil ik ten behoeve van de middellange termijn een verkenning laten uitvoeren naar een andere inrichting van de sturing op de uitvoering van het informatiebeleid. Kernwoorden daarbij zijn meer aandacht voor één centrale sturing, meer samenhang, een verbeterde kwaliteit van het opdrachtgeverschap en een dwingend implementatietraject.

Het NUP is een complex programma, niet alleen doordat het vele bouwstenen en voorbeeldprojecten bevat die elk voor zich al een aanzienlijke inspanning vragen. Ook de onderlinge samenhang en omdat voor de realisatie van elke bouwsteen heel veel verschillende partijen zijn betrokken maakt het NUP zeer complex. Daarbij wreekt zich dat gemeenschappelijke besluitvorming wordt bemoeilijkt doordat we in het NUP het volgende met elkaar hebben afgesproken:

« de realisatie van de e-overheid vraagt om goede samenwerking van de vele betrokken (overheids)organisaties. Alle betrokkenen hebben hun eigen verantwoordelijkheid en maken op basis daarvan hun eigen afwegingen in de samenwerking».

Uiteindelijk levert het NUP een samenwerkende overheid op die in onderling vertrouwen haar publieke dienstverlening voor burgers en bedrijven levert. Vanwege die in vertrouwen samenwerkende overheid is het nodig dat in de Bestuurlijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid (BRG), alle overheidspartijen zijn vertegenwoordigd. Zo zal meer vertrouwen in elkaar worden opgebouwd en kan er beter voor worden gezorgd dat de werkprocessen van de verschillende partijen op elkaar aansluiten.

De keerzijde hiervan is dat het grote aantal partijen en bouwstenen zorgt voor heel veel overleggen en dat die overleggen vanwege het aantal en de onduidelijke onderlinge samenhang resulteren in te weinig slagvaardigheid. Een aanpak daartegen is in ieder geval het effectiever groeperen en meer samenhang brengen tussen die overleggen.

Besluitvaardigheid

Om het gebrek aan besluitvaardigheid verder te doorbreken gaan BZK, VNG en de Manifestgroep nauwer samenwerken en op onderdelen als gemeenschappelijk opdrachtnemer functioneren. Daartoe worden nu programmaraden ingesteld met meer formele bevoegdheden. Bestaande stuurgroepen zoals de stuurgroep Antwoord en life-events, de stuurgroep Mijn overheid en het strategisch stelselberaad vervallen. Hun taken worden in de programmaraden opgenomen. Aanvullend op de bestaande Bestuurlijke en Ambtelijke Regiegroep (ARG) dienstverlening en e-overheid zullen BZK, VNG en Manifestgroep een Dagelijks Bestuur van de BRG (DB-BRG) vormen, teneinde daarmee ook een gezamenlijk regisserend overleg te vormen dat de voortgang op de ontwikkeling en implementatie volgt en waar nodig escaleert tot gewenste besluitvorming. Zodra het DB-BRG naar wens functioneert, zal de ARG worden opgeheven en blijven alleen programmaraden en BRG met een afzonderlijk DB bestaan.

Het DB-BRG vervult in mijn ogen de rol van de in de Gateway genoemde Mandaatgroep. Het geeft daarmee invulling aan de door de Gateway benoemde bestuurlijk gevoelde urgentie. De leden van deze groep zullen hun rol vervullen binnen hun bestaande bevoegdheden en mandaten, maar vooral op basis van hun persoonlijke betrokkenheid bij het NUP.

Doordat het NUP door veel partijen moet worden uitgevoerd bestaat het risico dat de verantwoordelijkheden van de individuele partijen onduidelijk worden en daarmee uiteindelijk de inzet onvoldoende is. Het afgelopen jaar heb ik met de VNG een sturingsmodel voor modernisering van de GBA verkend. Mede op basis van signalen van de VNG zal ik die werkwijze als voorbeeld nemen voor de verdere inrichting van de sturing op het NUP. De nieuw in te stellen programmaraden passen in dit beeld. Vanwege de omvang van het totale NUP programma worden twee programmaraden en een klankbordgroep centraal gepositioneerd te weten:

  • Programmaraad E-overheid voor burger (BZK);

  • Programmaraad stelsel en stelselvoorzieningen (BZK);

  • Klankbordgroep E-overheid voor bedrijven (EZ).

Binnen de Programmaraden wordt als eerste bezien welke (onderdelen van) voorgenomen voorzieningen daadwerkelijk worden gerealiseerd. In de programmaraden zijn de opdrachtgever, opdrachtnemer, (toekomstige) beheersorganisaties, uitvoerende organisaties,de koepels (VNG, IPO en Unie van Waterschappen) en de Manifestgroep vertegenwoordigd. Zij zijn in gezamenlijkheid opdrachtnemer voor het realiseren van werkzame, samenhangende en bruikbare voorzieningen. Iedere partij kan de andere partij(en) aanspreken op zijn/hun verantwoordelijkheid en daarmee dus ook onderdeel zijn van de gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Voor de coördinatie van de door het Rijk na te komen afspraken voor de ontwikkeling en in beheername van de NUP-onderdelen zal in beeld worden gebracht op welke wijze het inmiddels ingerichte interdepartementale CIO-overleg (ICCIO) onder leiding van de CIO Rijk kan worden ingezet. De kennis, kunde en invloed van het brede ICCIO-overleg zal worden benut bij de kaderstelling op de brede informatievoorzieningstructuur binnen het Rijk en zal vervolgens ook via het in te stellen DB advies kunnen geven aan de BRG over de keuze voor het dienstverleningsconcept en de gezamenlijke informatiearchitectuur.

Tenslotte wordt de programmasturing van het NUP zelf versterkt door de inzet van Managing Succesfull Programmes (MSP) methodiek. Deze methodiek is net als Gateway en Prince 2 ontwikkeld door het Office of Government Commerce.

De ontwikkelcyclus

In de eerste fase van het NUP is conform afspraak uit het NUP veel nadruk komen te liggen op de ontwikkeling cq. techniek van voorzieningen. De Gateway bevestigt het beeld dat dit accent is doorgeschoten. Goede dienstverlening wordt immers alleen bereikt als ontwikkeling en het gebruik in samenhang met elkaar worden opgepakt. De ontwikkelcyclus bestaande uit Plan van Eisen, bouw, acceptatie (door beheerder en gebruiker), implementatie en gebruik wordt de kern van waaruit de sturing en (door)ontwikkeling van de voorzieningen in het NUP zal plaatsvinden. Dit vormt ook de basis waarop partijen in de programmaraden zitting hebben en waarop zij zullen worden aangesproken. Het antwoord op de voortdurend gestelde vraag naar samenhang is tot nu toe steeds beantwoord vanuit de ontwikkeling van de voorzieningen. Geconstateerd kan worden dat dit onvoldoende is. Vanuit de hierboven genoemde sturingsfilosofie zal de samenhang vanaf nu ook vanuit de ontwikkelcyclus en de feitelijke gebruiksmogelijkheden worden geagendeerd.

Ook een meer verplichtend karakter van de in het NUP geïntroduceerde ICT uitvoeringstoets kan in de toekomst de implementatie en samenhang verbeteren. In 2010 zal aan de hand van enkele pilots worden verkend op welke wijze het beste invulling kan worden gegeven aan deze uitvoeringstoets. Op basis van deze ervaringen kan een verplicht gebruik van een ICT uitvoeringstoets voor het gemeentelijke en provinciale domein worden vastgesteld.

Gerede partij

In een omgeving met veel betrokken partijen is het niet eenvoudig om voorzieningen te ontwikkelen die geschikt zijn om door alle partijen op dezelfde wijze te worden gebruikt. Dit vraagt tijdens de bouw om veel afstemming op samenhang en om de inzet van de eerder genoemde bouw-implementatie-gebruik cyclus. Ontwikkeling door een gerede partij, zoals bij DigiD en de berichtenbox van Mijnoverheid het geval was, maakt het eenvoudiger om deze afstemmingscyclus zodanig vorm te geven, dat de kans op succesvolle afronding van een project toeneemt. Daarom zal ik de aanbeveling voor het «het meest gerede partij-model» van de Gateway overnemen en voor eventuele nieuwe bouwstenen nadrukkelijk inbrengen. Dat maakt het nog meer mogelijk dat ook (samenwerkende) gemeenten en manifestpartij(en) als opdrachtgever kunnen sturen, vooral bij implementatie van ontwikkelde voorzieningen. Ook zal worden gekeken hoe het «meest gerede partij- model» kan worden ingezet bij de bouw-implementatie-gebruik cyclus voor de afronding van de al lopende bouwstenen. De deelnemers in de programmaraden spelen hierin een cruciale rol. De inzet van «het meest gerede partij-model» vraagt om een zware regie op basis van standaarden en Architectuur. Het verplicht ontwikkelen onder Architectuur wordt dan een absolute randvoorwaarde.

ICTU

In de huidige structuur van bestuurlijke verantwoordelijkheden is het opdrachtgeverschap per programma of project vanuit de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke overheid/departement georganiseerd. Gelet op de eigen verantwoordelijkheid van elke opdrachtgever is bij het NUP geen sprake van een monopoliepositie van de ICTU. Er is geen sprake van gedwongen winkelnering, er bestaat vrijheid en ruimte om ook bij andere partijen programma’s te laten ontwikkelen. Iets waarvan de afgelopen jaren ook gebruik van is gemaakt.

Duidelijk is echter dat het bij die laatste categorie steeds ging om opdrachten van andere departementen en/of programma’s, die niet in het NUP zelf waren opgenomen. Op dit moment bestaat de portefeuille bij ICTU voor 1/3 uit NUP-projecten en voor 2/3 uit andere activiteiten. NUP is met andere woorden meer dan ICTU en ICTU is meer dan NUP. De aanbeveling van de Gateway voor een kleinere opzet van ICTU is geen doel op zich van het bestuur van ICTU. Bij de oprichting van ICTU is uitgegaan van het mee groeien en -krimpen met de werkvoorraad/opdrachten en wordt ICTU per opdracht gefinancierd. ICTU krimpt vanwege het feit dat er programma’s worden afgerond en overgedragen aan beheerorganisaties en vanwege de bezuinigingen bij haar opdrachtgevers. BZK zal in de toekomst «het meest gerede partij-model» als alternatief naast een opdracht aan ICTU bezien als mogelijk model om voorzieningen te laten realiseren.

Overigens verwijs ik ook graag naar de bij deze brief gevoegde brief van het bestuur van ICTU aan mij.

Visie op dienstverlening

De afgelopen jaren hebben de verschillende overheden geïnvesteerd in het opstellen van een visie op dienstverlening (het Rijk met de Visie op Betere Dienstverlening Overheid, neergelegd in Kamerstuk 29 362, nr. 137 uit 2007/2008, de gemeenten met de visie Jorritsma uit 2005 en de Manifestgroep in Presteren door samenwerking uit 2007). Er is echter onvoldoende geïnvesteerd in het bij elkaar brengen van deze verschillende visies in een gemeenschappelijk gedragen kader en in het communiceren over en het uitdragen van dat gemeenschappelijk beeld. De huidige actualisatie van de gemeentelijke visie op dienstverlening van de VNG is een prima startpunt om dit te verbeteren en te versterken tot een overheidsbreed dienstverleningsconcept voor burgers en bedrijven. Ook het Rijk en de Manifestgroep zullen hiervoor de bestaande visies actualiseren. Nog belangrijker is dat BZK, VNG en Manifestgroep het initiatief nemen om deze visies nog voor de zomer bij elkaar te brengen en tot een echt gemeenschappelijk kader met gemeenschappelijke uitgangspunten en werkafspraken voor een overheidsbrede visie op dienstverlening komen. Dat gemeenschappelijk kader geeft inzicht in de ketendienstverlening en komt tot een samenwerkende overheid, die in onderling vertrouwen haar publieke dienstverlening aan burgers en bedrijven levert.

Zoals gezegd nemen BZK, VNG en Manifestgroep hierbij het initiatief. Andere relevante spelers zullen daarbij actief worden betrokken. Het resultaat van die gezamenlijke discussie zal uiterlijk in juni 2010 aan de BRG worden voorgelegd om daarna door het nieuwe kabinet te laten vaststellen. Met de instemming van de gemeenschappelijke visie in de BRG wordt eveneens het bestuurlijke belang en de doelstelling van het NUP herbevestigd.

Implementatie van de NUP voorzieningen

Vanwege de complexiteit en kosten staat het implementatievraagstuk met enige regelmaat op de agenda. Het was ook een reden om in 2007 de commissie Wallage Postma2 in te stellen. In het NUP dat daaruit voortkwam is de afspraak zoals gemaakt in de verklaring 'Betere dienstverlening, minder administratieve lasten met de elektronische overheid!'3uit 2006 herbevestigd: de (financiële) verantwoordelijkheid voor de implementatie ligt bij de gebruikende overheidsorganisatie. De kosten zijn voor de organisatie die aansluit op de bouwstenen, de baten die binnen de aansluitende organisatie worden gerealiseerd zijn eveneens voor deze organisatie. Aan dat uitgangspunt wil ik blijven vasthouden.

De Gateway laat echter zien dat met deze afspraak de implementatie zelf nog niet is gerealiseerd. Ondersteuning bij de implementatie van de bouwstenen bij vooral de gemeenten is onontbeerlijk. Onderkend wordt dat voor een implementatie van het NUP-instrumentarium extra personele inzet noodzakelijk is. Sterker nog, alle betrokkenen vinden deze inzet voor het welslagen van het NUP zeer urgent.

Het DB van de BRG zal op basis van het in het NUP afgesproken kader snel een concreet plan voor implementatie gaan opstellen. Zo mogelijk zal dat plan ook de bouwsteen voor een bestuurlijk arrangement moeten opleveren.

Op basis van de door het NUP aangegeven richting zal het initiatief om dit te realiseren en te financieren in eerste aanleg door gemeenten en KING genomen moeten worden, ook omdat het zwaartepunt van die ondersteuning bij gemeenten zal moeten plaatsvinden. Ook BZK zal daaraan een inhoudelijke bijdrage leveren, onder meer om het verplichte gebruik van de basisregisters, maar ook de verplichte terugmelding en het echt gaan gebruiken van de componenten van het NUP voor verbetering van de dienstverlening.

De Gateway merkt terecht op dat zelfs na de bouw en implementatie van de bouwstenen het werk nog niet af is. Kwaliteitseisen en een heldere exploitatielijn zullen onderdeel moeten zijn van de realisatie en implementatie om het gewenste niveau van dienstverlening. Dit zal ook na 2010 aandacht moeten krijgen.

Als communicatiestrategie van het NUP was gekozen voor de zogenaamde multizender strategie: de deelnemers van het NUP krijgen alle ruimte om in hun eigen toon/vorm/stijl te communiceren en daarbij de NUP boodschap optioneel mee te geven. Vanuit die vrijblijvende multizender strategie is te weinig aandacht geweest voor het uitdragen van de gezamenlijke boodschap. In 2010 zal aan deze multi-zender strategie meer coördinatie en inhoud vanuit het NUP als programma worden toegevoegd en betrokken partijen zullen dat ook meer moeten meenemen in hun eigen boodschap.

De te nemen maatregelen zijn gericht op de verbinding van de ontwikkeling, implementatie en het gebruik en het daarvoor nog nauwer samenwerken van betrokkenen waarvoor een breed draagvlak is. Ik verwacht dat deze maatregelen zullen bijdragen aan het succesvol afronden en vervolgen van het NUP. Ik ervaar het hierbij als een steun in de rug dat in de Gateway is geconstateerd dat de mening, dat het streven achter het NUP een goede zaak is. Ik steun ook de opvatting uit de Gateway dat het NUP moet doorgaan, met doorvoering van de hiervoor geconstateerde verbeteringen.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

A. Th. B. Bijleveld-Schouten.

BIJLAGE: OVERZICHT VAN DE MAATREGELEN

De maatregelen zijn onder te verdelen in een korte termijn en een middellange termijn. Voor de korte termijn geldt dat zij passen binnen de huidige bestuurlijke overeenkomst. Voor de middellange termijn dienen de maatregelen te worden geëffectueerd in een nieuw bestuurlijke afsprakenstelsel. Ik wil dit jaar dat nog valt onder de huidige bestuurlijke overeenkomst al gebruiken om via de korte termijn maatregelen ervaringen op te doen die richtinggevend zijn voor het volgend afsprakenstelsel. De maatregelen zijn opgesomd aan de hand van de indeling in de Gateway.

1. Regie in het opdrachtgeverschap en regie in de uitvoering

De Bestuurlijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid onder leiding van de staatssecretaris van BZK in de huidige vorm en opzet blijft bestaan. De Ambtelijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid onder leiding van een onafhankelijk voorzitter blijft in de huidige vorm en opzet bestaan maar wordt opgeheven zodra het nieuw in te stellen DB-BRG volledig functioneert. Vanwege de omvang van het totale NUP programma worden drie stuurgroepen/programmaraden centraal gepositioneerd te weten:

  • Programmaraad E-overheid voor burger (BZK);

  • Programmaraad stelsel en stelselvoorzieningen (BZK);

  • Klankbordgroep E-overheid voor bedrijven (EZ).

In de genoemde programmaraden gaan bestaande stuurgroepen zoals de stuurgroep Antwoord en life-events, de stuurgroep Mijn overheid en het strategisch stelselberaad op. Ook andere overleggen waar nu nog strategische en tactische sturing plaatsvindt, zullen opgaan in deze programmaraden. De inbreng van gemeenten en Manifestgroep wordt versterkt. De klankbordgroep e-overheid voor bedrijven onder aansturing van EZ blijft voor het bedrijvendomeinbestaan.

BZK, VNG en de Manifestgroep gaan nauwer samenwerken in enerzijds de genoemde programmaraden en anderzijds in een gezamenlijk regisserend overleg dat de voortgang op de ontwikkelcyclus volgt. Dit overleg, dat aanvullend is op de BRG en ARG, vervult de rol van de in de Gateway genoemde Mandaatgroep en functioneert als dagelijks bestuur van de Bestuurlijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid. Zodra het DB-BRG naar wens functioneert zal de ARG worden opgeheven.

De ontwikkelcyclus wordt de kern van waaruit de sturing en doorontwikkeling van de voorzieningen in het NUP zal plaats vinden.

De taken voor de BRG blijven:

  • strategische visieontwikkeling en sturing op dienstverlening

  • het zorgen voor draagvlak en verbinding tussen alle betrokken overheden;

  • het bewaken van de voortgang en het doen uitvoeren van informatieverschaffing naar alle betrokkenen;

  • het voeren van overleg, zonodig met besluitvorming over prioriteiten;

  • en appel (beroepsinstantie), als laatste in de escalatieladder.

De taken voor de ARG blijven

  • voorbereiding van de vergaderingen van de BRG

  • een escalatieplatform voor de beide nieuwe programmaraden en verbinding tussen beide programmaraden.

De programmaraden vullen in:

  • de realisatie van de 19 bouwstenen en signaleren afwijkingen van de planning aan het gemeenschappelijke opdrachtgeveroverleg,

  • Ervoor zorg dragen dat het college Standaardisatie nadrukkelijker dan tot nu toe zal worden ingezet om de in het NUP ontwikkelde standaarden te bekrachtigen. NUP standaarden zullen waarnodig met voorrang worden behandeld, waarbij ook semantische standaarden (dwz eensluidende gegevensdefinities) door het college Standaardisatie worden vastgesteld.

  • toets of de functionaliteit in de toepassing bruikbaar, en onderhoudbaar is (acceptatie)

  • Verankering van de inbreng van de uitvoerder bij de ontwikkeling

  • Borging van het gebruik van de voorziening door de uitvoerder.

Het DB-BRG krijgt als taak:

  • Sturen op de releaseplanning en releasebeleid van de 19 bouwstenen

  • Regie voeren op de ontwikkelcyclus.

  • Zijn van opdrachtgever voor taken uit het NUP voor het college Standaardisatie;

  • in samenhang ontwikkelen van een gedragen implementatiestrategie voor gemeenten incl. het vereiste bestuurlijke arrangement.

  • Zichtbaar maken van de implementatiesamenhang

  • Regie op de ontwikkeling van een overheidsbrede visie op dienstverlening

2. Rol van BZK

De ministeriële Stuurgroep regeldruk (MSR), onder voorzitterschap van de minister president zal ingezet gaan worden als escalatiemiddel richting het kabinet op de wijze zoals deze voor vermindering van lastendruk burgers nu al wordt gebruikt. Daarnaast zal de staatssecretaris ook waar nodig de voorzitters van VNG, IPO en UvW aanspreken op het nakomen van afspraken via het bestaande overhedenoverleg.

BZK zal een actieve rol gaan vervullen in het hiervoor beschreven DB-BRG en het voorzitterschap hiervan gaan vervullen. Daarbij zal BZK zwaarder inzetten op de programmaondersteuning NUP en het DB-BRG. Intern ambtelijk zullen daartoe aantal wijzigingen worden doorgevoerd.

Voor de ambtelijke rijkscoördinatie van het NUP zal in beeld worden gebracht op welke wijze het interdepartementale CIO-overleg (ICCIO) kan worden ingezet. Het NUP maakt daar tot op heden nog geen onderdeel van uit. De CIO’s van diverse departementen zullen ingezet worden bij de kaderstelling op de departementaal brede informatievoorzieningstructuur en vervolgens van advies kunnen dienen bij de keuze voor de informatiearchitectuur. Verder zal het MT beraad ICT en Dienstverlening (MID) worden benut om de ontwikkelingsbehoefte vanuit de departementale beleidssectoren beter in beeld te krijgen.

3. Samenhang tussen de diverse NUP-projecten

Strakkere regie op het geheel zal via het in te stellen DB-BRG worden ingevuld. Deze samenhang zal inzichtelijk worden gemaakt vanuit het perspectief van ontwikkelcyclus – i.p.v. alleen vanuit de ontwikkeling. Voor de sturing in 2010 wordt gebruik gemaakt van releaseplanningen van de 19 bouwstenen van het NUP en de uitvoeringsagenda van het stelsel van basisregistraties. Door deze integrale benadering wordt samenhang in de ontwikkeling in de 19 basis voorzieningen waaronder het stelsel van basisregistraties bereikt.

4. Het opdrachtnemerschap

De eerder genoemde programmaraden krijgen hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. BZK zal in de toekomst «het meest gerede partijmodel», naast een opdracht aan ICTU bezien als mogelijk model om voorzieningen te laten realiseren waarbij ook (samenwerkende) gemeenten en manifestpartij(en) als opdrachtgever kunnen sturen. Ook zal worden gekeken hoe «het meest gerede partij- model» kan worden ingezet bij de cyclus voor de afronding van de al lopende bouwstenen.

5. Rol van het VNG en het samenspel BZK, VNG en Manifestgroep

BZK, VNG en de Manifestgroep gaan nauwer samenwerken in enerzijds de genoemde programmaraden en anderzijds in een aanvullend op de BRG en ARG gezamenlijk regisserend overleg dat de voortgang op de ontwikkelcyclus volgt. Dit overleg vervult de rol van de in de Gatewayreview genoemde Mandaatgroep en functioneert als een dagelijks bestuur van de Bestuurlijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid.

6. Meer discussie over en meer eenheid in het concept van dienstverlening

De huidige actualisatie van de gemeentelijke visie op dienstverlening van de VNG biedt een prima handvat om tot een gemeenschappelijke visie te komen. De Manifestgroep stelt parallel hieraan een korte notitie met haar visie op dienstverlening op en heeft toegezegd een bijdrage te zullen leveren aan het opstellen van een gemeenschappelijke visie. Na de BRG van 25 maart zullen de verschillende visies worden voorzien van een gemeenschappelijk kader, waarin de gemeenschappelijke uitgangspunten voor een overheidsbrede visie op dienstverlening worden weergegeven. Deze kan dan in de BRG van 10 juni worden vastgesteld. Het voorgestelde DB zal hierin de regie nemen. Andere relevante spelers zullen daarbij actief worden betrokken.

7. Implementatieondersteuning en beheer

De implementatie bij gemeenten en uitvoeringsorganisaties is een enorme onderneming. Het vraagt naast capaciteit ook een slimme strategie die aansluit bij de behoefte van overheidsorganisaties en de wijze waarop zij werken. De inzet op implementatieondersteuning is een randvoorwaarde om tot betere dienstverlening aan burgers en bedrijven te komen. Het initiatief om dit te realiseren en te financieren zal vooral door gemeenten en KING genomen moeten worden, ook omdat het zwaartepunt van die ondersteuning bij gemeenten zal moeten plaatsvinden. Het voorgestelde DB zal op basis van het in het NUP afgesproken kader een concreet plan met bestuurlijk arrangement voor de overheden opstellen.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Eindrapport commissie Postma/Wallage, ‘Het uur van de waarheid’ advies over regie en sturing van de elektronische overheid te vinden via http://www.minbzk.nl/109987/'uur-van-de

XNoot
3

Verklaring 'Betere dienstverlening, minder administratieve lasten met de elektronische overheid' Kamerstukken 2007–2008, 29 362, nr. 137.

Naar boven