29 325 Maatschappelijke Opvang

28 345 Aanpak huiselijk geweld

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2017

De Kamer heeft in de Regeling van Werkzaamheden van woensdag 13 december jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 34, Regeling van Werkzaamheden) gevraagd om voor de eerste termijn van de regering bij de begrotingsbehandeling van VWS een brief te ontvangen over het bericht «Blijf-van-mijn-lijf-huizen overvol», gepubliceerd in de Telegraaf van 13 december 2017. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek. Kamerlid de Lange (VVD) heeft verzocht om een reactie mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanwege de korte termijn is het niet gelukt om de reactie af te stemmen met de Minister van BZK. Ik zal over het verzoek van de heer de Lange alsnog contact opnemen met de Minister.

Het artikel van de Telegraaf bericht over de signalen van de Federatie Opvang dat instellingen een hoge druk ervaren op de vrouwenopvang, met name doordat cliënten niet uit kunnen stromen. Daardoor blijven vrouwen langer in de opvang dan nodig en stagneert de nieuwe instroom. Met name door bureaucratie duurt het lang voor vrouwen na een opvangperiode naar een nieuw onderkomen kunnen, zoals een eigen huis, aldus de Federatie Opvang. Daarnaast vertellen twee voormalig cliënten, die tevens lid zijn van een cliëntenraad van een instelling, hun verhaal en de problemen waar zij tegenaan lopen.

De vrouwenopvang maakt een belangrijk onderdeel uit van de aanpak van huiselijk geweld. In situaties van huiselijk geweld waarin de veiligheid ernstig in het geding is en vrouwen met hun kinderen in gevaar zijn, biedt de opvang een veilige omgeving waarin slachtoffers bescherming ondervinden, tot rust kunnen komen en kunnen werken aan hun weerbaarheid en herstel, samen met hun kinderen.

Gemeenten zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) verantwoordelijk voor het bieden van opvang aan slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. In de praktijk zijn 35 centrumgemeenten namens hun regiogemeenten opdrachtgever voor de vrouwenopvang in hun regio. In geval van acute dreiging zijn landelijke afspraken gemaakt tussen gemeenten en de opvanginstellingen om er voor te zorgen dat vrouwen zo snel mogelijk een plek in de opvang vinden. De gemeenten vinden dit vanuit het oogpunt van veiligheid van groot belang.

De signalen van de Federatie Opvang in het artikel van de Telegraaf zijn ook vermeld door de Nationale ombudsman in zijn rapport «Vrouwen in de knel» van juli 2017. Mijn voorganger heeft in de voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) van d.d. 17 oktober 2017 gereageerd op de bevindingen van de ombudsman.1

De Nationale ombudsman noemt in zijn rapport knelpunten die spelen bij de instroom in de vrouwenopvang, tijdens het verblijf en bij de uitstroom. Volgens het rapport van de Ombudsman stagneert de uitstroom uit de vrouwenopvang, onder andere door het gebrek aan passende huisvesting voor deze doelgroep. Daarnaast spelen er knelpunten rondom schulden en het toekennen van uitkeringen en toeslagen. De kern van het rapport is dat de knelpunten zich met name voordoen in de uitvoeringspraktijk.

Het Ministerie van VWS heeft zoals aanbevolen door de ombudsman de regie opgepakt en is aan de slag gegaan. Juist omdat het belangrijk is dat de vrouwen met hun kinderen weer gewoon kunnen deelnemen aan de samenleving. Samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is er met verschillende partijen uit de uitvoeringspraktijk gesproken, waaronder de Federatie Opvang, cliënten, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en een aantal gemeenten. Naar aanleiding daarvan is aan Movisie gevraagd om een inventarisatie uit de zetten onder gemeenten over hoe zij de knelpunten uit het rapport van de ombudsman hebben opgepakt en waar zij nog ondersteuning bij nodig hebben.

In deze inventarisatie geven gemeenten aan dat zij op het lokale niveau aan de slag zijn gegaan om de knelpunten op te lossen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat een aantal gemeenten momenteel aan het verkennen zijn hoe de doorlooptijden voor het aanvragen van uitkeringen voor vrouwen uit de opvang verkort kunnen worden. Weer andere gemeenten verkennen de mogelijkheden om de eerste en laatste maand in de opvang geen eigen bijdrage te heffen. Daarnaast vragen gemeenten om goede voorbeelden rond een aantal thema’s inzichtelijk te maken en deze beschikbaar te stellen.

Tegelijkertijd geven gemeenten aan dat ze knelpunten ervaren met de overdracht van cliënten aan andere gemeenten, bijvoorbeeld als een vrouw verhuist. Zo moet een vrouw bij verhuizing naar een andere gemeente vaak opnieuw een uitkering aanvragen.

Tot slot ondervinden gemeenten knelpunten met landelijke regelgeving rondom toeslagen. Aan Movisie is overigens gevraagd om de uitkomsten van de genoemde inventarisatie op te maken in een rapport. Dit rapport is in februari 2018 beschikbaar en zal ik te zijner tijd ook naar uw Kamer sturen.

Ik wil gemeenten naar aanleiding van het rapport van de ombudsman en de genoemde inventarisatie graag ondersteunen om te komen tot oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten. Eind november 2017 heeft er een werksessie plaatsgevonden waarbij onder andere een aantal gemeenten, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), opvanginstellingen, de Federatie Opvang en ook de twee cliënten uit het artikel van de Telegraaf aanwezig waren. Deze werksessie heeft een aantal opbrengsten opgeleverd waarmee ik de komende tijd aan de slag ga.

Daartoe richt ik onder andere met SZW, de VNG, een aantal gemeenten, de Federatie Opvang en een aantal instellingen een werkgroep in die aan de slag gaat met de oplossingsrichtingen. Deze werkgroep gaat in ieder geval de goede voorbeelden uit de uitvoeringspraktijk beschikbaar stellen. Daarnaast gaan we kijken hoe er tussen gemeenten samenwerkingsafspraken gemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld rondom het overnemen van uitkeringen en de schuldhulpverleningstrajecten, in geval van een verhuizing van een vrouw van de ene naar de andere gemeenten. Daarnaast gaan we in gesprek met de Belastingdienst over de gesignaleerde knelpunten rondom toeslagen. Binnen de werkgroep wordt ook verkend welke mogelijkheden er zijn om een experiment rondom deze doelgroep op te zetten, waarbij de behoefte van de cliënt centraal staat. Een aantal vrouwenopvanginstellingen heeft aangegeven hier belangstelling voor te hebben. Uiteraard blijf ik ook volgen of gemeenten voldoen aan hun wettelijke taken rondom de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld.

Ik vind het belangrijk dat we ons gezamenlijk inspannen, zodat deze vrouwen en hun kinderen een nieuwe kans krijgen volwaardig en veilig aan de samenleving deel te nemen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstuk 28 345, nr. 183.

Naar boven