Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2014
In het kader van de behandeling van het Wetsvoorstel langdurige zorg heeft de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij verzocht om een reactie op het
CNV-bericht «Betaald werk verdongen door onbetaalde krachten». Daarnaast heeft de
vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de Minister van SZW gevraagd
om een reactie op het CNV-bericht over verdringing. Uw Kamer zal zijn reactie spoedig
ontvangen.
CNV Publieke Zaak heeft ruim 150 meldingen ontvangen van leden die werkzaam zijn in
de publieke sector. Onduidelijk is hoeveel van hen werkzaam zijn in de zorg en wat
de meldingen precies inhouden. Volgens CNV Publieke Zaak gaat het stuk voor stuk om
persoonlijke verhalen van mensen die ondervinden of van dichtbij meemaken dat (voorheen)
betaald werk steeds meer wordt uitgevoerd door onbetaalde krachten. Volgens hen is
een neveneffect van verdringing dat de kwaliteit van dienstverlening in de publieke
sector in het geding is.
In Nederland hebben wij in de afgelopen decennia een goed systeem van langdurige ondersteuning
en zorg gerealiseerd voor ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke,
zintuiglijke of psychische beperking. Deze ondersteuning en zorg die vele professionals,
mantelzorgers en vrijwilligers dagelijks bieden, is van zeer grote waarde.
Een belangrijk motief om het stelsel van de langdurige zorg te herzien is het verbeteren
van de kwaliteit van ondersteuning en zorg. Daarbij zijn mantelzorgers, vrijwilligers
en professionals onmisbaar. Ik heb een stelsel voor ogen waarin de rol van de overheid
groter wordt naarmate mensen meer zorg nodig hebben, minder inkomen hebben en hun
sociale netwerk minder op kan vangen1.
Ik wil een goede balans tussen informele ondersteuning en zorg, wat mensen voor elkaar
doen, en formele zorg en ondersteuning. Wanneer formele zorg nodig is, moet die beschikbaar
zijn. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat het beleid zo wordt vormgegeven dat
mantelzorgers en vrijwilligers voor lijfsgebonden zorg worden ingezet. Deze blijft
ook vanaf 2015 in handen van mensen die daarvoor zijn gekwalificeerd en deze kunnen
uitvoeren volgens professionele standaarden2.
In het CNV-bericht wordt gesuggereerd dat bepaalde werkgevers liever onbetaalde krachten
aannemen. Voor mij staat voorop dat het leveren van zorg en ondersteuning aan bepaalde
kwaliteitseisen dient te voldoen. Als cliënten klachten hebben, kunnen zij deze in
eerste instantie melden bij de betreffende zorgaanbieder. Het is uiteindelijk aan
de Inspectie om toe te zien op de kwaliteit van zorg door instellingen. De inzet van
zorgverleners maakt onderdeel uit van deze kwaliteit. De IGZ toetst of er sprake is
van verantwoorde zorg door gekwalificeerde zorgverleners.
In oktober 2013 heb ik uw Kamer met de Arbeidsmarktbrief 2013 geïnformeerd over mijn
uitgangspunten en de daaruit resulterende beleidsvoornemens op het terrein van de
arbeidsmarkt in de zorg en ondersteuning3. Ik houd daarbij nadrukkelijk een vinger aan de pols. Dit heeft er in juli toe geleid
dat ik samen met de Minister van SZW drie aanvullende maatregelen in gang heb gezet4:
-
1. De Taskforce Transitie Langdurige Zorg.
-
2. De aanvullende mobiliteitsdienstverlening door UWV, aanvullend en volgtijdelijk op
de sectorplannen.
-
3. De extra middelen voor behoud van arbeidsplaatsen.
Met bovengenoemde maatregelen willen wij de gevolgen van de transitie in de langdurige
zorg en ondersteuning zo goed mogelijk begeleiden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn