29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

S VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 juni 2023

De leden van de toenmalige vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 9 februari 2023 ter aanbieding van het Jaarplan 2023 van de Raad voor de rechtspraak.1 De leden van de fracties van GroenLinks en D66 gezamenlijk hebben naar aanleiding van de voorgenoemde brief enkele vragen gesteld, mede namens de leden van de fractie van 50PLUS.

Naar aanleiding hiervan is op 21 maart 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Rechtsbescherming.

De Minister voor Rechtsbescherming heeft op 22 juni 2023 gereageerd.

De huidige vaste commissie voor Justitie en Veiligheid2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORMALIGE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister voor Rechtsbescherming

Den Haag, 21 maart 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben kennisgenomen van uw brief van 9 februari 2023 ter aanbieding van het Jaarplan 2023 van de Raad voor de rechtspraak.3 De leden van de fracties van GroenLinks en D66 gezamenlijk hebben naar aanleiding van de voorgenoemde brief enkele vragen. De leden van de fractie van 50PLUS sluiten zich aan bij de vragen gesteld door de leden van de fracties van GroenLinks en D66.

Met veel waardering hebben de leden van de fracties van D66 en GroenLinks kennisgenomen van het jaarplan 2023 van de Raad voor de Rechtspraak. Het jaarplan biedt mooie perspectieven voor een goede en toegankelijke rechtspraak. Veel is in gang gezet of staat op stapel. De leden van beide fracties hopen dat de goede plannen ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. De uitvoering van een en ander is doorslaggevend.

Het jaarplan 2023 zegt weinig over het gebruik van algoritmes door de rechtspraak, afgezien van de passage onder 2.3.3 bij o.a. werkprocessen. Deze leden zouden willen weten of AI ook door rechters en het ondersteunend personeel wordt gebruikt bij de inhoudelijke behandeling van zaken? Zo ja, wat voor soort AI? Wat zijn hier de ervaringen mee? Wordt aan de rechtzoekende meegedeeld dat AI is gebruikt? Is inzichtelijk of die AI voldoet aan de kwaliteitsmaatstaven die de regering in de hoofdlijnennotitie Digitalisering van maart 2022 stelt?

Onder 2.3.1 somt de Raad voor de rechtspraak een paar voordelen op bij het telehoren. De leden van de beide fracties zouden graag vernemen hoe verdachten en advocaten tegen telehoren aankijken en of rechters met bezwaren van de kant van de verdediging tegen telehoren rekening houden?

Onder 2.5.2 op pagina 26 wordt summiere informatie verstrekt over het inlopen van de achterstanden met betrekking tot de werkvoorraden. Wat is de progrnose? Wanneer zijn alle achterstanden weggewerkt? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de werkdruk bij de rechters en het ondersteunend personeel? Hoe staat het met het ziekteverzuim en welke specifieke maatregelen worden genomen om het ziekteverzuim terug te dringen? Zijn er meer dan gemiddeld mensen met long-Covid verschijnselen? Zo ja, is daar een verklaring voor?

Ook onder 2.5.2 op pagina 31 wordt gesproken over de werving van nieuwe rechters om onder andere de uitstroom vanwege vergrijzing tegen te gaan en extra rechters aan te trekken. Gaat de rechtspraak ook naar scholen, universiteiten, banenbeurzen et cetera om potentiële kandidaten al vroeg te enthousiasmeren om hun studie af te stemmen op een loopbaan binnen de rechterlijke macht? Worden sociale media ook ingeschakeld om een groter bereik te hebben?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2023

Bijgaand zend ik u de beantwoording op de schriftelijke vragen van de Eerste Kamer naar aanleiding van het Jaarplan 2023 van de Rechtspraak.

Bij deze gelegenheid bied ik u, op grond van artikel 104 van de Wet op de rechterlijke organisatie, ook het jaarverslag van de Rechtspraak aan over het jaar 2022. Dit jaarverslag geeft inzicht in de resultaten die de Rechtspraak in 2022 heeft behaald en de daarvoor ingezette financiële middelen. Ik ben dankbaar voor het werk dat de medewerkers van de Rechtspraak, ondanks soms moeilijke omstandigheden, hebben verzet.

Net als in het jaarverslag over 2021 besteedt de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) in het jaarverslag onder andere aandacht aan een aantal door rechters geconstateerde knelpunten in wetgeving en beleid. Ik waardeer het zeer dat de Raad het kabinet op deze wijze adviseert over onderwerpen waar wet- en regelgeving knellend is. In deze brief ga ik in op de stand van zaken in het werk om de in het Jaarverslag geconstateerde knelpunten aan te pakken.

Familie- en jeugdrecht

Familie- en jeugdrechters hebben zorgen over diverse knelpunten. Dat betreft onder andere de mogelijkheid die in kinderbeschermingszaken (zoals bij een onder toezichtstelling of een gezagsbeëindigende maatregel) ontbreekt om snel onderzoek te laten doen. Dit beperkt de wettelijke mogelijkheid voor ouders tot contra-expertise, zo constateren de rechters.

Ook ik zie dat contra-expertise in kinderbeschermingszaken beperkt wordt ingezet, onder andere vanwege lange wachttijden bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), terwijl er wel geregeld behoefte is aan snelle inzet van contra-expertise. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is daarom momenteel met het NIFP, de Raad voor de Kinderbescherming, de Raad voor de rechtspraak en Jeugdzorg Nederland in gesprek over oplossingsrichtingen op de korte- en lange termijn.

Daarnaast constateren rechters in de praktijk van de jeugdbescherming geregeld dat de gecertificeerde instelling een zogenoemd «perspectiefbesluit» neemt, waarin wordt beslist dat het perspectief voor de jeugdige niet meer ligt bij de eigen ouders. Dit besluit heeft tot gevolg dat de jeugdzorg niet meer werkt aan terugplaatsing van het kind bij de eigen ouders. Het perspectiefbesluit heeft geen wettelijke basis, wordt niet standaard voorgelegd aan de rechter en er is niet eenduidig voorzien in rechtsbescherming.

In mijn brief van 18 november 2022 over een plan ter verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd dat wordt gewerkt aan een structurele oplossing voor een rechterlijke toets van het perspectiefbesluit door hiervoor een wettelijke basis te creëren.4 In de tussentijd wordt het perspectiefbesluit zo snel mogelijk aan de kinderrechter voorgelegd via de geschillenregeling bij de ondertoezichtstelling of via een verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing. Daarnaast loopt een procedure tot cassatie in het belang der wet bij de Hoge Raad om meer duidelijkheid te krijgen over het laten toetsen van het perspectiefbesluit binnen de huidige wettelijke kaders.

Verder wordt de hoger beroepstermijn van drie maanden bij jeugdbeschermingszaken en gezag- en omgangszaken door rechters als knellend ervaren omdat deze leidt tot onnodig lange behandeltijd. Als pas in de laatste week hoger beroep wordt ingesteld, kan het gerechtshof namelijk in de praktijk regelmatig niets meer betekenen, vanwege het verstrijken van de tijd en/of maatregel. Het voortduren van procedures kan ook een bepalende factor zijn bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel. Daarom pleit de Rechtspraak voor een kortere beroepstermijn. Aangezien dit tijdsverloop niet in het belang van het kind is, ben ik – mede door het reflectietraject van de familie- en jeugdrechters naar aanleiding van de toeslagenaffaire – in gesprek met de rechtspraak en de ketenpartners in de jeugdbescherming over de mogelijkheid de hoger beroepstermijn te verkorten.

Tot slot constateren rechters met betrekking tot het jeugd- en familierecht dat bij de samenwerking tussen gemeenten en rechtbanken bij het aanbieden van hulp in familiezaken in de praktijk uitvoeringsproblemen ontstaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag of de gemeente ook nog een eigen urgentieonderzoek (triage) kan doen. Hierdoor lopen de wachttijden op en verliest de rechter de regie over de zaak. Een wettelijke basis in (bijvoorbeeld) de Jeugdwet waarin de bevoegdheid van de rechter staat om te verwijzen naar een aantal vormen van hulpverlening, zou kunnen helpen bij een betere uitvoering van het zogeheten uniforme hulpaanbod in familiezaken. Net als de Rechtspraak zie ik dat hulpverlening in de praktijk niet altijd goed van de grond komt. Samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Rechtspraak is bekeken hoe we het gebruik van het uniform (jeugd)hulpaanbod kunnen bevorderen. In het vervolg daarop wordt momenteel een handreiking voor gemeenten opgesteld om de uitvoering van het hulpaanbod te bevorderen.

No cure, no pay

Bij de werkwijze van zogenoemde no cure, no pay-bedrijven bij belastingzaken valt de Raad de afwezigheid van een echt inhoudelijke reactie in de zaak vaak op, door het gebruik van gestandaardiseerde tekstblokken die niet zijn toegespitst op de zaak. De baten voor de burger zelf zijn vaak gering, terwijl de kosten voor de samenleving in de miljoenen lopen. Het verdienmodel zou minder aantrekkelijk kunnen worden door het systeem van vergoedingen aan te passen, zo bepleit de Rechtspraak. Dit signaal is ook bekend van andere organisaties.

Afgelopen maart is door de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst een plan van aanpak opgezet dat bestaat uit een pakket aan maatregelen en de financiële prikkel voor dit soort bedrijven weg te nemen om namens een belanghebbende een bezwaarprocedure te starten of door te procederen met de overwegende reden om een proceskostenvergoeding of een vergoeding van immateriële schade te verkrijgen in zaken omtrent de bepaling van de Waardering onroerende zaken (WOZ) en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm).5 De Staatssecretaris komt met Prinsjesdag met een wetsvoorstel herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.

De problematiek speelt ook bij lokale heffingen waaronder parkeerbelastingen. Daarnaast speelt dit probleem in ieder geval ook bij de administratiefrechtelijke handhaving van verkeersovertredingen (de zogenoemde Mulderzaken), zo blijkt ook uit de antwoorden op de vragen van het lid Van Nispen hierover.6 In deze antwoorden heb ik u de acties die ik uitvoer, geschetst. Met de betrokken departementen en de rechtspraak zal op korte termijn nader worden verkend welke oplossingsrichtingen – naast de eerder aangekondigde maatregelen – ter hand kunnen worden genomen. Daarbij worden ook de uitkomsten van de invoeringstoets betrokken die wordt verricht op de verhoging van de proceskostenvergoeding in beroep en hoger beroep.

Niet tijdig beslissen

Voorts signaleert de Raad dat veel justitiabelen zich genoodzaakt zien om een beroep in te stellen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen omdat organisaties er niet in slagen om binnen geldende termijnen besluiten te nemen. Na de rechterlijke uitspraak belanden deze zaken weer boven op de stapel van de uitvoeringsinstanties met het gevolg dat andere zaken bij de uitvoeringsorganisatie weer langer blijven liggen en de uitvoering nog verder in de knel komt.

Zoals u weet staat de vreemdelingenketen onder grote druk. De afgelopen periode was sprake van een hoge instroom van asielzoekers en de verwachting is dat de komende jaren de instroom hoog blijft. Het is voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet mogelijk om (met het huidige beleid en werkwijze) de instroom bij te houden. Dit zorgt voor oplopende voorraden en langere doorlooptijden. In veel gevallen worden wettelijke termijnen niet gehaald, waardoor beroepen tegen niet tijdig beslissen ingediend worden bij de rechtbanken. Dat is zorgelijk. Samen met de IND en de vreemdelingenketen in zijn geheel wordt gekeken welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn. Zowel om de doorstroom te bevorderen, maar ook om grip te krijgen op de instroom.

Met betrekking tot het niet-tijdig beslissen noemt de Raad ook problematiek rondom tijdig beslissen door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen. Ik heb deze knelpunten onder de aandacht van het desbetreffende ministerie gebracht en gevraagd te voorzien in een passende aanpak daarvoor. Datzelfde geldt voor de door de Raad geconstateerde knelpunten met betrekking tot vergunningverlening in relatie tot Natura-2000 gebieden en sociale zekerheidswetgeving.

Consumentenbescherming onder druk

Een knelpunt dat volgens de Raad eveneens aandacht behoeft is het onderwerp ambtshalve toetsing in consumentenzaken, dat zowel ziet op de toetsing van door ondernemers gehanteerde algemene voorwaarden (oneerlijke bedingen) als op de toetsing of ondernemers bij het aanbieden van hun producten voldoen aan hun wettelijke informatieverplichtingen (bij met name verkoop op afstand).

In de gevallen dat ondernemers met hun rechtsbijstandverleners (deurwaarders en incassobureaus) er in consumentenzaken voor kiezen om zaken niet meer aan te brengen bij de rechtbanken, faalt de consumentenbescherming als zaken onderhands worden geregeld op een manier die voor de consument ongunstiger is dan als de zaak wel aan de rechter zou zijn voorgelegd, aldus de Raad.

De Rechtspraak geeft hiermee een belangrijk signaal af. Dergelijke geluiden komen ook vanuit de consumentenorganisaties/schuldeisers, de incassobranche en de deurwaarders. Gezien de waardenspanning tussen het belang van eenvoudige laagdrempelige toegang tot het recht voor schuldeisers en het belang van consumentenbescherming tegen oneerlijke handelspraktijken, betreft dit een complex vraagstuk. Het is goed om te zien dat de Rechtspraak met in achtneming van de onpartijdige en onafhankelijke rol van de rechter actief deelneemt aan het maatschappelijk debat en betrouwbaar samenwerkt met ketenpartners en in relevante netwerken. In het kader van versterking van de toegang tot het recht, zal mijn ministerie aan een oplossing bijdragen door de dialoog op gang te brengen tussen de rechtspraak, de consumentenorganisaties en schuldeisers, de incassobranche en deurwaarders.

Knelpunten uit het Jaarverslag 2021

Ten aanzien van de knelpunten die de Raad aangaf in het Jaarverslag 2021 stel ik vast dat de Raad inmiddels een toegenomen aandacht heeft geconstateerd voor rechtsbescherming in de toelichtingen op nieuwe wetgeving en voor de verbetering van de toegang tot het recht. De Raad geeft ten aanzien van drie knelpunten uit het Jaarverslag 2021 aan dat de aanpak daarvan nog gaande is.

Dit betreft de hardnekkig of complexe onderwerpen schorsende werking bij bezwaarschrift omzetting taakstraf, ter beschikking gestelde vreemdelingen en het taakstrafverbod.

Met betrekking tot het knelpunt dat vaak geen schorsende werking wordt verleend bij het bezwaarschrift omzetting taakstraf, kan worden aangegeven dat in het wetsvoorstel voor een nieuw Wetboek van Strafvordering een bezwaarschrift zal worden aangemerkt als een gewoon rechtsmiddel, waaraan standaard schorsende werking wordt toegekend. In overleg met het Centraal Justitieel Incassobureau wordt momenteel bezien of in de huidige praktijk (vaker) op deze nieuwe regeling kan worden geanticipeerd.

Wat betreft het knelpunt van ter beschikking gestelden die de status van ongewenst vreemdeling hebben gekregen, zal de Tweede Kamer nog een beleidsreactie ontvangen op het desbetreffende rapport van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en de daarin gedane aanbevelingen.

Het kabinet heeft geen voornemen om, zoals de Rechtspraak verzoekt, het bestaande taakstrafverbod te laten vervallen of om te zetten in een bijzondere motiveringsplicht voor de rechter.

Slotwoord

Ik ben de Rechtspraak wederom zeer erkentelijk voor de signalering van de in hun praktijk ervaren knelpunten in beleid en wetgeving. Dit geeft de wetgevende en uitvoerende machten de gelegenheid relevante maatschappelijke problemen aan te pakken. Ik zal het nodige in het werk stellen om een passende aanpak te kiezen om de problemen op te lossen.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Kamervragen Eerste Kamer ingezonden 24 maart 2023 over het Jaarplan 2023 van de Rechtspraak

Het jaarplan 2023 zegt weinig over het gebruik van algoritmes door de rechtspraak, afgezien van de passage onder 2.3.3 bij o.a. werkprocessen. Deze leden zouden willen weten of AI ook door rechters en het ondersteunend personeel wordt gebruikt bij de inhoudelijke behandeling van zaken? Zo ja, wat voor soort AI? Wat zijn hier de ervaringen mee? Wordt aan de rechtzoekende meegedeeld dat AI is gebruikt? Is inzichtelijk of die AI voldoet aan de kwaliteitsmaatstaven die de regering in de hoofdlijnennotitie Digitalisering van maart 2022 stelt?

Er wordt geen artificial intelligence (AI) ingezet door rechters en het ondersteunend personeel bij de inhoudelijke behandeling van zaken.

Onder 2.3.1 somt de Raad voor de rechtspraak een paar voordelen op bij het telehoren. De leden van de beide fracties zouden graag vernemen hoe verdachten en advocaten tegen telehoren aankijken en of rechters met bezwaren van de kant van de verdediging tegen telehoren rekening houden?

Uit een enquête uit 2020 komt naar voren dat verdachten en advocaten destijds van mening was dat videorechtspraak nooit de hele fysieke rechtspraak kan vervangen.7 Rechters houden rekening met bezwaren van de kant van de verdediging tegen videoconferentie.8 Het Besluit Videoconferentie bepaalt dat voor videoconferentie in het strafrecht bij een voorgeleiding of een inhoudelijke behandeling van een meervoudige kamer-zaak in beginsel instemming van de verdediging vereist is.9 Videoconferentie zonder instemming van de verdachte is enkel mogelijk indien dit noodzakelijk is in het bijzondere belang van de beveiliging van de zitting of van het vervoer naar of van de zitting.

Onder 2.5.2 op pagina 26 wordt summiere informatie verstrekt over het inlopen van de achterstanden met betrekking tot de werkvoorraden. Wat is de prognose? Wanneer zijn alle achterstanden weggewerkt?

Op 4 april 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over belangrijke prioriteiten voor de Rechtspraak (en de andere organisaties in de strafrechtketen).10 Het terugdringen van doorlooptijden in rechtszaken en het wegwerken van zaken die al te lang op de plank liggen valt onder deze prioriteiten. De Rechtspraak heeft in 2020 met input van rechtspraakpersoneel vastgesteld binnen welke termijn rechtszaken kunnen worden afgedaan als er geen achterstanden zouden zijn en er voldoende capaciteit is. De zaken die niet binnen deze termijn worden afgedaan, worden nu als achterstand gedefinieerd.

De Rechtspraak is in 2020 begonnen met het extra werven van rechters in opleiding, waarbij het aantal opleidingsplekken is verhoogd. In het programma Tijdige rechtspraak wordt gewerkt aan het terugdringen van de achterstanden door zaken in de inloopkamer te behandelen en meer inzicht te krijgen in knelpunten. Daarnaast ligt de focus ook op het transparanter zijn en beter informeren van rechtzoekenden over hun zaak. De snelheid waarmee de Rechtspraak achterstanden kan inlopen, hangt samen met meerdere factoren, waaronder het rechterstekort, maar ook maatschappelijke ontwikkelingen waardoor de instroom of behandeling van zaken wordt beïnvloed. Zo heeft de COVID-19-pandemie ook een rol gespeeld in het oplopen van achterstanden in bepaalde rechtsgebieden. Het streven is erop gericht de achterstanden terug te dingen, waarbij er, gelet op het voorgaande, nog geen sluitende prognose kan worden gegeven over het moment waarop alle achterstanden zijn weggewerkt.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de werkdruk bij de rechters en het ondersteunend personeel?

Uit het medewerkerswaarderingsonderzoek dat vorig jaar binnen de Rechtspraak is uitgevoerd blijkt dat het aanpakken van de werkdruk het belangrijkste verbeterpunt is. Er is binnen de Rechtspraak een projectgroep ingericht die gedurende de periode 2023 en 2025 aan de slag gaat met interventies, die kunnen bijdragen aan het verminderen van de werkdruk. Daarnaast zal Rechtspraak de komende jaren gaan investeren in het op peil houden en uitbreiden van de personele capaciteit binnen de gerechten. Zo is het aantal opleidingsplaatsen voor rechters en raadsheren fors uitgebreid om op termijn de rechterscapaciteit op peil te houden en in de toekomst uit te breiden. Ook is het aantal gerechtsjuristen (met circa 500 fte) toegenomen.

Hoe staat het met het ziekteverzuim en welke specifieke maatregelen worden genomen om het ziekteverzuim terug te dringen?

In 2022 was het ziekteverzuimpercentage voor gerechtsambtenaren 7,1% en voor rechters 4,5%. Voor de hele Rechtspraak was het verzuimpercentage 6,2%. Dit verzuimpercentage is voor de Rechtspraak hoog in vergelijking met andere jaren. De toename van het ziekteverzuim is zorgelijk omdat dit een effect heeft op de werkdruk. De gerechten en diensten zijn door de Raad voor de rechtspraak gevraagd om op korte termijn maatregelen te nemen om het verzuim terug te dringen. Ook maakt dit onderwerp deel uit van het landelijke project dat aan de slag gaat met interventies die de werkdruk kunnen verminderen. Voor wat betreft het ziekteverzuim dat wordt veroorzaakt door hoge werkdruk, wordt ook een positief effect verwacht van de eerder omschreven maatregelen om de capaciteit te versterken.

Zijn er meer dan gemiddeld mensen met long-Covid verschijnselen? Zo ja, is daar een verklaring voor?

Er worden geen cijfers bijgehouden van medewerkers die lijden aan het Post-COVID-syndroom. Voor zover is na te gaan, gaat het om een zeer beperkt aantal medewerkers.

Ook onder 2.5.2 op pagina 31 wordt gesproken over de werving van nieuwe rechters om onder andere de uitstroom vanwege vergrijzing tegen te gaan en extra rechters aan te trekken. Gaat de rechtspraak ook naar scholen, universiteiten, banenbeurzen et cetera om potentiële kandidaten al vroeg te enthousiasmeren om hun studie af te stemmen op een loopbaan binnen de rechterlijke macht?

De Rechtspraak streeft ernaar een aantrekkelijke werkgever te zijn voor iedereen en dus ook voor jongeren. Jaarlijks kunnen masterstudenten die een rechtenopleiding volgen via Summer- en Wintercourt gedurende een aantal weken kennismaken met de Rechtspraak. Ook doen gerechten en landelijke diensten mee aan activiteiten op scholen en organiseren open dagen. Verder worden er voor jongeren stages en bijbanen aangeboden. Dit najaar start de Rechtspraak met een tweejarig (trainee-)programma voor net afgestudeerde juristen, waarin zij kennis kunnen maken met de Rechtspraak en haar ketenpartners.

Worden sociale media ook ingeschakeld om een groter bereik te hebben?

De Rechtspraak maakt voor wervingsdoeleinden gebruik van online media.


X Noot
1

Kamerstukken I 2022/23, 29 279, L .

X Noot
2

Samenstelling:

Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Veldhoen (GL+PvdA), Recourt (GL+PvdA), Kluit (GL+PvdA), Ramsodit (GL+PvdA), Martens (GL+PvdA), Vogels (VVD), Van den Berg (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (Ja21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 29 279, L.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2022–2023, 31 839, nr. 913.

X Noot
5

Kamerstukken II, 29 279, nr. 776.

X Noot
6

Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over proceskostenvergoedingen in Mulderzaken van 17 april 2023, 2023Z03991.

X Noot
7

S. Drooglever Fortuyn, «Onderzoek videorechtspraak: echt contact met rechter blijft onmisbaar», Advocatenblad 2020/8.

X Noot
8

Zie hiervoor ook De Hoon, Hirsch Ballin & Bollen, De verdachte in beeld, WODC-rapport, 12 oktober 2020, pagina 104: «Concluderend is ook in situaties waar geen instemmingsrecht geldt, het uitgangspunt dat de mening van de verdachte wordt gevraagd, deze serieus wordt gewogen en terughoudendheid wordt betracht in het toepassen van videoconferentie tegen de uitdrukkelijke wens van de verdachte in.»

X Noot
10

Kamerstukken I, vergaderjaar 2022–2023, 35 925 VI, AH.

Naar boven