35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

AH VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 april 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 hebben in de commissievergadering van 31 november 2022 beraadslaagd over de van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 31 oktober 2022 met de reactie van de Minister op het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak 2021.2 De leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA gezamenlijk hebben naar aanleiding van de brief een aantal vragen gesteld.

Naar aanleiding hiervan is op 6 december 2022 een brief gestuurd aan de Minister voor Rechtsbescherming.

De Minister heeft op 4 april 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister voor Rechtsbescherming

Den Haag, 6 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in haar commissievergadering van 31 november 2022 beraadslaagd over uw brief van 31 oktober 2022 met uw reactie op het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak 2021.3 De leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA gezamenlijk hebben naar aanleiding van uw brief enkele vragen.

De leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA en D66 hebben met instemming gereageerd op uw brief van 31 oktober 2022 waarin wordt gereageerd op het jaarverslag over 2021 van de Raad voor de Rechtspraak. Deze leden waarderen deze ontwikkeling naar een verbeterde dialoog tussen de staatsmachten positief. Tegelijkertijd signaleren zij een zekere verlegenheid bij de regering over de uitgebreidheid en inhoudelijkheid van de reactie op concrete onderwerpen. Sommige door de Raad voor de Rechtspraak opgeworpen onderwerpen zijn immers expliciet onderwerp geweest van het parlementaire debat of zullen dat nog worden.

Uit de reactie spreekt, naar het deze leden voorkomt, een enigszins defensieve houding die zou kunnen wijzen op (institutionele) vooringenomenheid. De dialoog is er nu juist op gericht om die in een vroege fase te signaleren en zo mogelijk te heroverwegen en bij te stellen.

Een reactie lijkt deze leden vooral van belang als de Raad voor de Rechtspraak in haar jaarverslag wijst naar de ongewenste uitwerking van wetten in de praktijk die niet zijn voorzien door de regering of parlement. In dat geval is een (meer) uitgebreide reactie door de regering op zijn plaats. Bent u bereid te reflecteren op voornoemde overweging? Bent u bereid in overleg te treden met de Raad voor de Rechtspraak over de verdere ontwikkeling van de dialoog voor de komende jaren en daar voornoemde overweging bij te betrekken?

In het jaarverslag 2021 wordt gemeld dat de stijging van de werkvoorraad in 2020 (de leden begrijpen dat hiermee de corona-voorraad wordt bedoeld) volledig is weggewerkt. Voor corona, te weten in maart 2020, was er sprake van zodanige capaciteitsproblemen bij de rechtbanken dat ruim 22.000 zittingen moesten worden uitgesteld. Kunt u nader uiteenzetten hoe het op dit moment staat met het totaal aan achterstanden van misdrijfzaken in de rechtspraak? Kunt u voorts uiteenzetten welke structurele maatregelen worden genomen om tijdigheid van rechtspraak te kunnen garanderen, mede met het oog op de verwachte (hogere) uitstroom van rechters vanwege pensionering? Vorig jaar uitten meerdere rechters in de pers stevige kritiek op de manier waarop rechtbanken achterstanden proberen in te lopen, waarbij gezegd werd dat zaken die online en in bulk worden verwerkt worden «afgeraffeld». Kunt u uiteenzetten of, en zo ja, op welke wijze de gevolgen van deze werkwijze op de kwaliteit van de rechtspraak wordt gemonitord? Begrijpen de leden het goed dat er voornemens zijn om de opleiding van rechters te verkorten zodat rechters eerder inzetbaar zijn. Kunt u uiteenzetten of er inderdaad voornemens zijn deze opleiding te verkorten en wat daarvan de mogelijke gevolgen zullen zijn voor de kwaliteit van de rechtspleging?

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2023

Met deze brief reageer ik op de vragen van de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van de Eerste Kamer, naar aanleiding van mijn brief van 31 oktober 2022 aan de voorzitter van de Tweede Kamer, over onder andere de gesignaleerde buikpijndossiers in het jaarverslag van de Rechtspraak 2021.

Een duurzame dialoog met de Raad voor de rechtspraak over onvoorziene knelpunten in de uitwerking van wetten in de praktijk

Diverse leden van uw Kamer constateren een zekere verlegenheid van het kabinet over de uitgebreidheid en inhoudelijkheid van de reactie op concrete onderwerpen. Deze leden geven voorts aan dat sprake is van een enigszins defensieve houding die zou kunnen wijzen op een (institutionele) vooringenomenheid, terwijl de dialoog erop is gericht om bij te dragen aan de tijdige signalering van een onvoorziene en ongewenste uitwerking van wetten in de praktijk en dit zo mogelijk kan worden bijgesteld of heroverwogen. De leden vragen of ik bereid ben om daarop te reflecteren en of ik bereid ben in overleg te treden met de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) over de verdere ontwikkeling van de dialoog voor de komende jaren en daar voornoemde overweging bij te betrekken. Deze vragen beantwoord ik allebei bevestigend.

Naar aanleiding van de toeslagenaffaire is de Rechtspraak gestart met een aantal reflectietrajecten en is bij rechters geïnventariseerd of er zaakstromen zijn of wetgeving is waarbij rechtszoekenden in de knel komen en de rechter te weinig ruimte ervaart om daar wat aan te doen. De Rechtspraak heeft hierover voor het eerst aan de wetgever gerapporteerd via het jaarverslag Rechtspraak 2021. De Raad heeft voorts in zijn recent gepubliceerde jaarplan voor 2023 aangegeven dit waar nodig onder andere via de jaarverslagen structureel te melden aan de wetgever.

Ik waardeer de ontwikkeling naar een meer proactieve signalering van de rechterlijke macht positief. Een van de geleerde lessen van de kinderopvangtoeslagenaffaire is immers dat het belangrijk is dat de staatsmachten aan goede informatie-uitwisseling doen. De staatscommissie rechtsstaat, ingesteld naar aanleiding van de motie Omtzigt-Van Dam,4 zal zich ook expliciet gaan buigen over de vraag hoe deze informatie-uitwisseling kan worden verbeterd en ingericht en zal hier in de zomer van 2024 een advies over uitbrengen.

In de tussentijd ben ik hierover in gesprek getreden met de Raad. De publicatie van het overzicht van buikpijndossiers was niet alleen voor de Rechtspraak, maar ook voor het kabinet nieuw. De gesignaleerde knelpunten betroffen een breed scala aan onderwerpen die ook breed binnen het kabinet belegd zijn en waar andere bewindspersonen uw Kamer ook reeds over informeren. Een structurele inrichting van deze signaalfunctie door de Rechtspraak vraagt daarom om een interdepartementale werkwijze, waarmee wordt voorzien in juiste doorgeleiding en waar nodig een passende en tijdige reactie. Over de te maken afspraken treed ik met de andere bewindspersonen in overleg.

Uit overleg met de Raad is voorts gebleken dat de Raad graag bereid is om mee te denken over de meest effectieve manier om de gesignaleerde knelpunten in de uitvoering van wet- en regelgeving aan de wetgever te melden. De jaarverslagen bieden een geschikt medium voor een globale rapportage. Om vanuit het kabinet nadere duiding te kunnen geven aan deze knelpunten, is soms een uitgebreider toelichting op dergelijke knelpunten wenselijk. Met de Raad is daarom afgesproken dat de knelpunten, waar nodig of gewenst, al naar gelang het onderwerp zullen worden besproken met de betrokken departementen en eventuele stakeholders. Ik zal hierbij desgewenst een coördinerende rol op mij nemen en zorgen voor doorgeleiding.

Werkvoorraden en achterstanden van misdrijfzaken

De leden van de fracties van GroenLinks, D66 en de PvdA vragen of ik nader uiteen kan zetten hoe het op dit moment staat met het totaal aan achterstanden van misdrijfzaken in de rechtspraak.

Het OM bepaalt welk deel van de voorraad voor zitting wordt aangebracht bij de Rechtspraak. Alle gerechten hebben zodoende een zogenoemde werkvoorraad. Dit zijn zaken die zijn binnengekomen en nog niet zijn afgedaan. De werkvoorraad voor misdrijfzaken was op 31 augustus 2022 70.000 zaken. Dit betreft onderhanden werk en geen achterstand. In het Jaarverslag 2022 (verschijningsdatum mei 2023) zal de werkvoorraad van 31 december 2022 worden gepubliceerd. Voor het meest recente overzicht van de achterstanden in misdrijfzaken verwijs ik u naar het Verslag over de vaststelling van de begrotingsstaten van 7 november 2022.5

Structurele maatregelen ten behoeve van tijdigheid rechtspraak en capaciteit

De genoemde leden vragen of ik uiteen kan zetten welke structurele maatregelen worden genomen om tijdigheid van rechtspraak te kunnen garanderen, mede met het oog op de verwachte (hogere) uitstroom van rechters wegens pensionering.

De Raad heeft in zijn jaarplan 2023 aangegeven een aantal structurele maatregelen voort te zetten om de tijdigheid van de rechtspraak te garanderen. Bijvoorbeeld met het programma Tijdige rechtspraak. Hierbij werken de gerechten aan het verkorten van de procedures, het inlopen van werkvoorraden, het slimmer roosteren en plannen en aan het vergroten van voorspelbaarheid voor rechtszoekenden door betere communicatie. Hiervoor worden de brieven en de website van de Rechtspraak aangepast.

De ambitie van de Rechtspraak is om te komen tot een duurzame verkorting van de doorlooptijden en een hogere mate van voorspelbaarheid. Hieraan geven alle gerechten prioriteit. Dit wordt niet alleen gedaan voor de rechtzoekenden, maar ook voor de medewerkers. Sinds de start van het programma Tijdige rechtspraak in 2020 is een duidelijke veranderbeweging op gang gekomen met tal van nieuwe initiatieven. Er is een landelijke Inloopkamer gestart, waarbij vijf teams zich richten op één zaakstroom of werkwijze met zaken vanuit verschillende gerechten. Daarnaast wordt ingezet op mediation, regievoering door de rechter, mondelinge uitspraken en het professionaliseren van het rooster- en planproces. Ook wordt meer samengewerkt tussen de gerechten. De Rechtspraak onderzoekt op dit moment op welke manier tijdigheid en voorspelbaarheid onderdeel kunnen worden van de opleiding van nieuwe medewerkers.

Om personeelstekorten door uitstroom van rechters te voorkomen is de Rechtspraak sinds 2020 begonnen met het werven van meer rechters in opleiding. Hierbij is het aantal opleidingsplekken verhoogd van circa 80 naar 130 per jaar. Daarnaast wordt geïnvesteerd in loopbaanontwikkeling van medewerkers van de Rechtspraak en in arbeidsmarktcommunicatie en zichtbaarheid op de arbeidsmarkt. Dit gebeurt met onder andere een werkgeverscampagne en de start van een traineeprogramma om getalenteerde jonge juristen aan te trekken.

De Rechtspraak geeft aan van tijdige rechtspraak ook de komende jaren een prioriteit te maken.

Terugdringen van doorlooptijden

De genoemde leden constateren dat rechters afgelopen jaar stevige kritiek uitten op de manier waarop rechtbanken achterstanden probeerden in te lopen, waarbij gezegd werd dat zaken die online en in bulk worden verwerkt, worden «afgeraffeld». De betreffende leden vragen of ik uiteen kan zetten of, en zo ja, op welke wijze de gevolgen van deze werkwijze op de kwaliteit van de rechtspraak wordt gemonitord.

Het terugdringen van de doorlooptijden in rechtszaken en het wegwerken van rechtszaken die al te lang op de plank liggen, zijn belangrijke prioriteiten voor de Rechtspraak. Onder de noemer Tijdige rechtspraak, zoals hierboven vermeld, werken de gerechten aan een structurele verkorting van de doorlooptijden. De landelijke Inloopkamer draagt hieraan bij door de gerechten te ondersteunen bij het inlopen van de achterstanden.

De wijze van behandeling van zaken in de Inloopkamer geschiedt op dezelfde hoogwaardige manier als bij de gerechten zelf. Uitgangspunt bij de behandeling van zaken zijn de professionele standaarden in zowel de gerechten als bij de Inloopkamer. Daarin zijn de kwaliteitseisen voor de behandeling van zaken vastgelegd.

Eens per vier jaar vindt een periodieke monitoring van de stand van zaken van de kwaliteitszorg in de rechterlijke organisatie plaats, een zogenaamde visitatie. Als onderdeel van deze visitatie zijn de professionele standaarden het onderzoeksthema die de Raad dit jaar in gemeenschappelijk opdrachtgeverschap met de presidenten van de gerechten laat uitvoeren. Het resultaat van deze monitoring op kwaliteit van de rechtspraak wordt in het najaar verwacht.

Opleidingsduur rechters

De genoemde leden vragen of er voornemens zijn om de opleiding van rechters te verkorten zodat rechters eerder inzetbaar zijn en indien dit het geval is, wat daarvan de mogelijke gevolgen zullen zijn voor de kwaliteit van de rechtspleging.

Ik heb van de Raad vernomen dat er geen plannen bestaan om de huidige opleiding te verkorten. In de praktijk bestaan immers reeds varianten van de opleidingsduur. De reguliere opleidingsduur voor rechters in opleiding duurt vier jaar voor juristen met minimaal twee tot zes jaar werkervaring. Voor juristen met minimaal zes jaar juridische werkervaring is er de mogelijkheid om een opleiding van maximaal twee jaar te volgen inclusief een voorfase. Voor raadsheren in opleiding kan de opleidingsduur worden verkort tot vijftien maanden mits sprake is van minimaal tien jaar juridische werkervaring. Voor superspecialisten en zeer ervaren kandidaten bestaat de mogelijkheid de opleiding in een jaar te doen. Een rechter in opleiding kan gedurende de opleiding een verzoek indienen om de opleiding te verkorten, mits de resultaten van de desbetreffende rechter in opleiding daartoe aanleiding geven.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), Arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (Fractie-Frentrop) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 35 925 VI, AC.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 35 925 VI, AC.

X Noot
4

Kamerstukken II 2020/2021, 35 510, nr. 12.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/2023, 36 200, nr. 12 (vraag 186).

Naar boven