29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 398 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2017

Met deze brief informeren wij uw Kamer over de lopende initiatieven om te komen tot een snellere rechterlijke afdoening van zaken die vanuit het oogpunt van maatschappelijk effectieve rechtspraak een snelle rechterlijke interventie behoeven. Daarmee komen wij de toezegging na die de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft gedaan in het Algemeen overleg Strafrechtelijke onderwerpen van 17 november 2016 (Kamerstuk 29 279, nr. 358), uw Kamer te informeren over de uitkomsten van het overleg met het openbaar ministerie, de Rechtspraak en de VNG over mogelijkheden tot bredere toepassing van supersnelrecht. Uit het op 31 augustus 2016 aan uw Kamer toegezonden evaluatieonderzoek (Kamerstuk 29 279, nr. 337) is onder andere gebleken dat de toepassing van supersnelrecht vooral een Randstedelijke aangelegenheid is: supersnelrechtzittingen vinden vooral in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam plaats.

Overleg VNG

Over het verzoek van de leden Helder (PVV) en Van Oosten (VVD) kunnen wij uw Kamer het volgende berichten. Het verzoek is onder de aandacht van het Parket-generaal en het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gebracht. In reactie op dit verzoek is gewezen op het belang het supersnelrecht te bezien in samenhang met andere initiatieven om versnelling aan te brengen in de afdoening van strafrechtelijke zaken. Hierop zullen wij verderop in deze brief ingaan.

Voorts is het verzoek besproken in het Strategisch Beraad Veiligheid (SBV) waarin het Rijk, openbaar ministerie en VNG vertegenwoordigd zijn. Het verzoek is aanleiding geweest voor de VNG de gemeenten te vragen in welke gevallen supersnelrecht een toegevoegde waarde heeft en of en hoe dit vaker en breder zou moeten worden toegepast. In het SBV van 18 september 2017 zijn de resultaten van deze uitvraag gepresenteerd: gemeenten zijn tevreden over de bestaande inzet van supersnelrecht rond de jaarwisseling en bij evenementen, en hebben behoefte aan snelle interventies, niet per se aan supersnelrecht.

Snelle betekenisvolle rechterlijke interventies

Vanwege de samenhang met het supersnelrecht zal deze brief tevens ingaan op de door het lid Recourt (PvdA) in voornoemd Algemeen Overleg gestelde vragen naar de inhoud en vorderingen met de pilots ZSM en rechterlijke interventies. Doelstelling van deze pilots was het realiseren van snelle en betekenisvolle interventies in gedagvaarde ZSM-zaken. Met deze pilots is begin 2017 een doorstart gemaakt. Sindsdien zien de pilots behalve op gedagvaarde ZSM-zaken, ook op andere zaken die een snelle rechterlijke interventie behoeven. Te denken valt dan aan zaken betreffende gevallen waarin een jeugdige niet meewerkt aan de taakstraf en/of zich onttrekt aan het toezicht door de reclassering. In deze zaken is van belang dat indien de reclassering de zaak bij het openbaar ministerie indient, de jeugdige snel voor de rechter kan worden gebracht. De pilots beogen te bewerkstelligen dat waar snelheid nodig is vanuit het oogpunt van maatschappelijk effectieve rechtspraak, de zaken ook snel voor de rechter worden gebracht. De pilots concentreren zich vooral op waar het nodig is snel te interveniëren in niet-gedetineerdenzaken. Hierbij is het streven de zaken binnen 3 tot 5 weken af te doen. Overigens betekent het snel op zitting brengen van deze zaken geenszins dat de zaken ter zitting snel worden afgedaan. Waar nodig wordt in een snelrechtzitting voor de behandeling van een zaak de tijd genomen.

De logistieke en organisatorische maatregelen die in ketenverband nodig zijn voor het realiseren van snelle en betekenisvolle rechterlijke interventies in niet-gedetineerdenzaken, komen op een aantal punten overeen met de maatregelen die nodig zijn voor de toepassing van supersnelrecht en snelrecht in gedetineerdenzaken.1 Overeenkomstig zijn het snel beschikbaar hebben van een volledig proces-verbaal en de beschikking over voldoende kort cyclisch te vullen zittingsruimte. Voor niet-gedetineerdenzaken zijn evenwel aanvullende maatregelen nodig om tegemoet te komen aan de logistiek en organisatorisch grotere complexiteit bij de voorbereiding van de zaken vanwege de betrokkenheid van onder meer de reclassering en slachtofferhulp.

Blijkens inmiddels opgedane ervaringen in de strafrechtsketen is het goed mogelijk de drie genoemde zaakstromen logistiek en organisatorisch te bundelen, waardoor meer massa wordt gegenereerd en ook betere mogelijkheden ontstaan voor een relatief kostenefficiënte «fast lane» waarlangs deze strafzaken ook snel kunnen worden afgedaan.

Het bijzondere van de pilots is dat daarmee beoogd wordt de snelle rechterlijke interventies onderdeel van een regulier proces te maken. Anders dan het traditionele supersnelrecht en snelrecht rondom nieuwjaar en bij evenementen, zien de pilots op het organiseren en gevuld krijgen van reguliere snelrechtzittingen: dat kan gaan om één zitting per twee of drie weken, maar ook om meer zittingen per week.

In de genoemde pilots is sprake van een samenwerking in de regio tussen rechtspraak, openbaar ministerie, politie, slachtofferhulp, reclassering en advocatuur. De pilots hebben tot doel «best practices» te detecteren bij zowel de voorbereiding van zaken als de logistiek en organisatie van de afdoening van zaken. Verder gelegen doel is dat deze best practices tot voorbeeld strekken en elders in Nederland aanleiding zijn tot aanpassing van werkwijzen.

Voortgang pilots

De regio Amsterdam is met anderhalf jaar ervaring met snelle rechterlijke interventies nauwelijks meer aan te merken als pilotregio. In deze regio worden structureel vijf snelrechtzittingen per week gehouden waarbij politie en openbaar ministerie in samenwerking met de reclassering, slachtofferhulp en de verdediging de zaken snel op zitting weten te brengen en de rechter-commissaris als politierechter de zaken afdoet. Deze zittingen worden gevuld met zowel gedetineerden als niet-gedetineerdenzaken. In de regio Amsterdam slaagt men er op deze wijze in 23% van de gedagvaarde ZSM-zaken binnen 2 weken en 49% binnen 2 tot 8 weken af te doen.

In Midden-Nederland wordt na een bezoek aan Amsterdam gewerkt aan een doorstart met de al langer lopende pilot. In Zeeland-West-Brabant is men gestopt met de pilot. Deze pilot is gestopt omdat alsmaar niet mogelijk bleek de snelrechtzittingen voldoende te vullen. Er zijn dit jaar nieuwe pilots gestart in de regio Rotterdam en West-Brabant alwaar men nu ervaring opdoet met wekelijkse snelrechtzittingen. In Limburg hoopt men binnenkort te starten met de pilot. De pilots worden gemonitord en geëvalueerd.

Tot slot

Het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) van de strafrechtketen heeft het initiatief genomen voor een maatschappelijk ambitietraject. De toenmalige Minister heeft uw Kamer hierover bij brief van 28 juni 2017 geïnformeerd (Kamerstuk 29 279, nr. 389). In het kader van dit traject heeft het BKB besloten om (onder meer) de prioriteit te leggen bij het thema doorlooptijden, wat ook in het regeerakkoord is benoemd. Wij informeren uw Kamer nader over de aanpak in de eerste helft van 2018. Wij zullen uw Kamer dan ook informeren over de vorderingen en resultaten met de pilots.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Bij supersnelrecht gaat het om een afdoening binnen de termijn van de inverzekeringstelling (dat is een afdoening binnen 3 dagen en bij verlenging binnen 6 dagen), bij snelrecht om een afdoening binnen de termijn van de inbewaringstelling (dat is een afdoening binnen 3 + 14 dagen).

Naar boven