29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 333 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2016

In mijn brief van 15 december 20151 heb ik u geïnformeerd over het bij de ketenorganisaties gegroeide besef van de noodzaak om de samenwerking in de strafrechtketen voor de toekomst een duurzaam karakter te geven. Duurzame samenwerking is een noodzakelijke voorwaarde voor een strafrechtspleging die ten volle bijdraagt aan een veilige en rechtvaardige samenleving, voldoet aan alle eisen van een democratische rechtstaat en die het vertrouwen van de burger heeft.

De afgelopen jaren zijn onder de vlag van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen tal van verbetertrajecten ingezet, zoals de verbetering van het proces van opsporing en vervolging (waaronder verbetering processen-verbaal), het inzichtelijk en transparant maken van de ketenprestaties, het digitaliseren van de strafrechtketen en de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Dit zijn omvangrijke, complexe en veelal langjarige trajecten die de komende tijd de voortdurende aandacht van mij en die van de ketenorganisaties noodzakelijk maken. Inmiddels is in het kader van de duurzame samenwerking het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB)2 van start gegaan, waaraan politie, OM, Rechtspraak, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van VenJ en de betrokken directeuren-generaal van VenJ deelnemen. Het BKB draagt zorg voor de continuering en monitoring van de onder de vlag van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen gestarte en ontwikkelde verbetertrajecten.

Reflectie op de opgaven van de strafrechtketen

Met de start van het BKB is de samenwerking binnen de strafrechtketen een nieuwe fase ingegaan, waarbij de samenwerking niet alleen wordt geïntensiveerd en «verduurzaamd», maar waarbij ook een proces is gestart van reflectie op de opgaven van de keten, mede vanuit maatschappelijk perspectief.

Er is sprake van een tijd waarin het functioneren van de strafrechtketen volop in de aandacht staat en waarin de keten soms forse kritiek krijgt te verwerken. Tegelijkertijd is sprake van toenemende spanning op de beschikbare middelen.

Dit besef heeft geleid tot het initiatief van de leden van het BKB om over te gaan tot een gezamenlijke bezinning op de opgaven van de strafrechtketen, waarbij ketenorganisaties, professionals en de samenleving zullen worden betrokken. Hoe dienen de taken van de strafrechtketen in de samenleving te worden uitgevoerd en wat verwacht de samenleving? Wat willen de ketenorganisaties gezamenlijk bereiken?

Om tot maatschappelijk gedragen antwoorden te komen zullen de leden van het BKB in de tweede helft van 2016 starten met een ronde langs de regio’s, waarbij ketenorganisaties worden gevraagd om hun visie en ideeën over de keten naar voren te brengen. De focus van de nieuwe fase in de samenwerking ligt namelijk vooral op het regionale en lokale niveau, daar waar de keten zich midden in de samenleving bevindt. Tijdens en na deze regionale ronde zullen burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en functionarissen (zoals welzijnsorganisaties en burgemeesters), bij de maatschappelijke dialoog over de taken van de strafrechtketen worden betrokken.

De verwachting is dat het proces van reflectie op de opgaven van de keten in de loop van 2017 kan worden afgerond. Op basis van de uitkomst zal het BKB – in overleg met mij – bepalen wat de maatschappelijke ambities van de strafrechtketen zijn, welke prioriteiten hierbij worden gesteld en welke doelstellingen en prestatieindicatoren hierbij horen.

Ik sta volledig achter het initiatief van het BKB om te starten met het proces dat leidt tot een gezamenlijke ambitie. Ik vind het van durf en visie getuigen om een traject te starten waarbij kritisch naar het eigen functioneren wordt gekeken en waarbij de samenleving wordt betrokken bij het gesprek over de toekomst van de strafrechtketen. Ik zal dan ook het proces en het bereiken van de ambities faciliteren en ondersteunen.

Voor het creëren van een goede basis om over te kunnen gaan tot het vaststellen van ambities, prioriteiten en doelstellingen (naast de bestaande doelstellingen), is een goed inzicht in de prestaties van de keten van belang. Onder meer is hiertoe de Strafrechtketenmonitor (zie bijgaande «factsheet Strafrechtketen 2015») ontwikkeld, waarin vanaf heden ook de doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd zijn opgenomen. Het inzicht in de prestaties is hiermee beter dan ooit te voren (zie ook onder Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet 2015 VenJ) Ik ben met het BKB van mening dat pas na bovengenoemd proces de ambities en doelstellingen van de strafrechtketen kunnen en moeten worden bepaald. Ik zal dus de doelstelling voor de doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd – die ik in mijn brief van 14 september 20153 heb toegezegd – na dit proces vaststellen.

Rapportage

Het Bestuurlijk Ketenberaad werkt naast het proces van reflectie in de tussentijd gewoon door aan de versterking van de prestaties van de strafrechtketen. In de bijgevoegde rapportage wordt de voortgang van de verschillende verbetertrajecten en de hierbij gerealiseerde resultaten toegelicht. Zoals ik heb toegezegd in mijn brief van 7 maart jongstleden4 zal ik over de voortgang van de modernisering van het wetboek van strafvordering vanaf heden twee keer per jaar apart aan u rapporteren. De eerste rapportage ontvangt u aanstaande juli.

In de rapportage wordt ook in kwantitatieve zin ingegaan op de prestaties van de keten. Uit de bijgevoegde factsheet blijkt onder meer dat het aantal geregistreerde misdrijven in 2015 – net als in 2014 – met 7 procent is gedaald. De transparantie over en het inzicht in de ketenprestaties is verder gegroeid. Ten opzichte van de Strafrechtketenmonitor 20145 is de factsheet – naast de hiervoor genoemde doorlooptijd van zaken die aan de rechter worden voorgelegd – uitgebreid met cijfers uit de KPI-monitor van de Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB), over de uitvoering van opgelegde sancties en hieraan gerelateerde prestatie-indicatoren.

Voorzitterschap BKB

Op voorstel van de leden van het BKB zal dit Beraad worden voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. De primaire taak van deze voorzitter is om vanuit een onafhankelijke positie de samenwerking tussen ketenorganisaties en het departement te bevorderen. De voorzitter zal mij over de voortgang berichten. Naast onafhankelijk zal deze functionaris ook over een groot natuurlijk gezag en communicatievermogen moeten beschikken. Ik ben dan ook verheugd u te kunnen meedelen dat mevrouw drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten bereid is gevonden om dit voorzitterschap op zich te nemen.

Zij zal per direct met haar werkzaamheden starten en deze verrichten naast haar functie als commissaris van de Koning van Overijssel.

Vervolg

Eind dit jaar ontvangt u de volgende voortgangsrapportage. Hierin zal ik de stand van zaken met betrekking tot het proces van reflectie toelichten. Omdat 2016 het jaar is waarop vrijwel alle doelstellingen uit het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen zich richten, zal ik in die rapportage ook toelichten in hoeverre deze doelstellingen zijn behaald. Dit zal dan ook de laatste rapportage in VPS-verband zijn. Uiteraard hou ik u wel op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot de strafrechtketen, waaronder de uitkomst van de reflectie op de kernopgaven van de keten, en stuur ik u jaarlijks de uitkomst van de Strafrechtketenmonitor met mijn reactie hierop.

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet 2015 VenJ

Tijdens genoemd wetgevingsoverleg op 23 juni jongstleden heb ik op een vraag van het lid Van Oosten (VVD) toegezegd in te gaan op de kritiek in het Verantwoordingsonderzoek 2015 Ministerie van Veiligheid en Justitie van de Algemene Rekenkamer6 dat onduidelijk is hoe ik zicht hou op de mate van ongewenste uitstroom van strafzaken en hoe ik deze probeer te voorkomen. Met de hiervoor genoemde Strafrechtketenmonitor heb ik een goed inzicht in de zaakstromen binnen de strafrechtketen. Het geeft inzicht in de beslissingen die door de diverse ketenorganisaties zijn genomen en de daarbij behorende sancties of maatregelen die ten uitvoer worden gelegd. Ook wordt inzicht gegeven in onder meer de doorlooptijden van strafzaken, het ophelderingspercentage bij misdrijven, het aantal bij de politie uitgescreende (niet in behandeling genomen) zaken en het aantal sepots. Daarnaast is er goed zicht op de executiefase, waarbij de startsnelheid van de tenuitvoerlegging wordt gemeten, de hoeveelheid zaken die in de executiefase na een langere periode nog open staan en het percentage lopende of afgedane sancties na een langere periode.

Dit inzicht stelt mij in staat te identificeren welke maatregelen waar in de strafrechtketen nodig zijn. De in bijgevoegde rapportage toegelichte maatregelen zijn gericht op de verbetering van de prestaties van de strafrechtketen en daarmee tevens op het voorkomen van ongewenste uitstroom. De effecten van de maatregelen meet ik met de Strafrechtketenmonitor en kan ik – op basis van de uitkomst van de Strafrechtketenmonitor – verder aanscherpen. De bijgevoegde uitkomst Strafrechtketenmonitor 2015 geeft geen aanleiding voor de aanscherping van de maatregelen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 295,

X Noot
2

Waaraan politie, OM, Rechtspraak, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van VenJ en de betrokken directeuren-generaal van VenJ deelnemen.

X Noot
3

Kamerstuk 29 279, nr.274

X Noot
4

Kamerstuk 29 279, nr. 302

X Noot
5

Bijlage bij kamerstuk 29 279, nr. 274

X Noot
6

Kamerstuk 34 475 VI, nr. 2

Naar boven