29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 120 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2017

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de afhandeling van een viertal toezeggingen die alle te maken hebben met het reclasseringswerk. Deze toezeggingen zijn gedaan gedurende het AO reclassering op 17 februari 2016 (Kamerstuk 29 270, nr. 110), het AO strafrechtelijke onderwerpen van 15 februari jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 379), het AO mensenhandel van 16 februari jl. (Kamerstuk 28 638, nr. 157) en het plenair debat over de enkelband op 1 juni jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 82, item 6)

Versterken positie reclassering

In het AO reclassering heeft uw Kamer gevraagd na te gaan hoe de reclassering beter kan worden toegerust op v.i.-gestelden die niet actief meewerken aan hun toezicht, maar geen voorwaarden overtreden. Verzocht is om hierbij expliciet in te zoomen op de mogelijkheid om voorwaarden anders te formuleren. Het gaat hier specifiek om casus waarin het toezicht moeizaam verloopt, omdat iemand geen blijk geeft van verantwoordelijk gedrag. Naar aanleiding van deze exercitie zal ik samen met de reclassering, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het Openbaar Ministerie (OM) binnen het huidige stelsel van voorwaardelijke invrijheidstelling enkele verbeteracties in gang zetten.

Door v.i.-trajecten grondiger voor te bereiden kunnen deze effectiever worden ingevuld en kan onwenselijk gedrag enerzijds beter worden voorkomen en anderzijds sneller, consequenter en zichtbaarder worden aangepakt. Om hier invulling aan te geven is het belangrijk dat voor de v.i. relevante informatie die ten tijde van de strafzaak en tijdens de detentie wordt verzameld altijd gedeeld wordt met organisaties die over v.i. adviseren. Ik heb deze partijen gevraagd helder te maken wat er moet gebeuren om die informatiestroom in te bedden in de reguliere werkprocessen, zodat het delen van deze informatie regel in plaats van een uitzondering wordt. Ook wordt gekeken hoe het v.i.-proces strakker kan worden ingeregeld. Ik heb het OM verzocht een verkenning uit te voeren met de vraag of haar taken en bevoegdheden ten aanzien van de v.i. organisatorisch verbetering behoeven. Het idee om per zaak een casusregisseur aan te wijzen wordt daarin meegenomen.

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer om goed te kijken naar herformulering van de voorwaarden, zijn de bestaande formuleringen tegen het licht gehouden, met als gevolg dat wordt geëxperimenteerd met een ander type formulering van voornamelijk de meldplicht. De alternatieve formulering legt meer nadruk op de houding en het gedrag van de onder toezicht gestelde. De formulering dient meer duidelijkheid te verschaffen over de verwachtingen ten aanzien van zijn of haar inzet, waardoor het eenvoudiger wordt iemand aan te spreken over het gebrek hieraan wanneer iemand niet actief meewerkt aan het toezicht. In beginsel wordt deze alternatieve formulering opgenomen in nieuwe v.i.-besluiten. De komende maanden moet de praktijk uitwijzen of de formulering werkt en of die bij de rechter juridisch houdbaar is, wat zou betekenen dat de rechter gevolgen verbindt aan niet-naleving ervan, bijv. het herroepen van v.i.

Naast deze quick wins zal, zoals ik uw Kamer eerder heb bericht1, onderzoek worden uitgevoerd naar de praktijk van het bestaande v.i.-stelsel. Doel van dit onderzoek is een antwoord te krijgen op de vraag of het wettelijk stelsel en de praktijk zo zijn ingericht dat ze effectief bijdragen aan recidivevermindering én toepassing ervan rechtvaardig is. Allereerst vindt een analyse van het systeem en de praktijk plaats. Daarna zal worden geïnventariseerd of er knelpunten zijn en of deze aanleiding geven om het stelsel aan te passen. Ik streef ernaar uw Kamer eind 2017 over de onderzoeksuitkomsten te informeren.

Evaluatie «taakstrafverbod»

Uw Kamer heeft, tijdens het AO mensenhandel, aan de Minister van Veiligheid en Justitie gevraagd of binnen de evaluatie van het zogeheten «taakstrafverbod» een focus op mensenhandelzaken zou kunnen worden aangebracht. Na overleg met het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) kan ik, mede namens de Minister, bevestigen dat het WODC hetgeen uw Kamer heeft gevraagd meeneemt in het lopende onderzoek. Ook wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om u te informeren over de vertraging die de onderzoekers hebben opgelopen bij het verzamelen en analyseren van de data. Hierdoor zal deze evaluatie naar verwachting eind 2017 worden afgerond (i.p.v. medio 2017).

Opvolging advies Taskforce Overvallen

Gedurende het plenaire debat over de elektronische enkelband heeft de VVD-fractie mij gevraagd hoe precies uitvoering is gegeven aan het advies van de Taskforce Overvallen. In dit advies uit 2011 pleitte deze Taskforce voor het omleggen van de enkelband voor de duur van twee jaar. De gedachte, is dat een enkelband alleen zin heeft als die is gekoppeld aan een programma dat gericht is op gedragsverandering. Daarom is er destijds voor gekozen de plegers van high impact crimes altijd onder de meest intensieve vorm van reclasseringstoezicht te stellen. Een enkelband kan in deze gevallen worden ingezet wanneer zij in vrijheid worden gesteld. Om uitvoering te kunnen geven aan het verscherpte toezicht heb ik geoormerkte middelen ter beschikking gesteld aan de reclassering.

Parallel hieraan is vanuit mijn departement de totstandkoming van lokale/regionale, persoonsgerichte aanpakken gestimuleerd, waarbij aan de hand van een ketenbreed plan van aanpak wordt samengewerkt aan risicobeperking en recidivevermindering. Deze gezamenlijke ketenaanpak is gebaseerd op risicotaxatie en diagnose. Uit de praktijk is gebleken dat deze manier van werken van toegevoegde waarde is bij een effectieve aanpak van daders van high impact crimes. In haar recente advies constateert de Taskforce Overvallen dat het verscherpte toezicht door de reclassering niet overal op eenzelfde wijze wordt uitgevoerd2. De Taskforce pleit ervoor dat de reclassering meer eenduidigheid brengt in haar inzet en adviseert afspraken te maken over de lokale reclasseringsinzet. Hoe de aanbeveling zal worden opgevolgd is onderwerp van gesprek tussen betrokken (keten)partners. Insteek is eenduidigheid te realiseren en tegelijkertijd oog te hebben voor de lokale context en het gewenste maatwerk.

Verklaring Omtrent Gedrag

In het AO Strafrechtelijke Onderwerpen gaven enkele Kamerfracties aan dat de reclassering mogelijk onvoldoende betrokken wordt bij de beslissing over het verstrekken van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) door de dienst Justis. Ik vind het belangrijk signalen te ontvangen over mogelijke knelpunten, dit geeft mij immers de mogelijkheid verbeteringen te realiseren. In een gesprek over dit specifieke punt gaf zowel de reclassering als de dienst Justis aan tevreden te zijn over de samenwerking mede door de stappen die de afgelopen jaren zijn gezet. Beide organisaties bespreken periodiek de samenwerking en eventuele knelpunten zowel inhoudelijk als procesmatig. De reclassering constateert dat zij door de aanvragers van een VOG steeds vaker betrokken wordt bij beslissingen om een VOG niet te verstrekken. Argumentatie en inzichten van de reclassering leiden er vervolgens regelmatig toe dat de dienst Justis alsnog de beslissing neemt de VOG af te geven. Ik heb op basis van deze inventarisatie dan ook niet de indruk dat er iets zou schorten aan de samenwerking tussen beide partijen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 29 270, nr. 114.

X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 496.

Naar boven