29 246 Agentschap Dienst Regelingen LNV (DRL)

Nr. 31 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2012

Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de implementatie van het adviesrapport «DR tot uw dienst» van de adviseurs P. Blauw en M. Korff.

Op 10 november 2011 heeft voormalig staatssecretaris Bleker u het adviesrapport aangeboden, samen met zijn inhoudelijke reactie en een Plan van Aanpak op hoofdlijnen (TK 2011–2012, 29 246, nr. 24).

In de tussentijd is er veel energie gezet op de implementatie. U bent met de brief van 8 mei jl. uitgebreid geïnformeerd over de voortgang en de stand van april 2012 (TK 2011–2012, bijlage bij Kamerstuk 29 246, nr. 30). Conform de toezegging in het AO Dienst Regelingen (DR) van 23 november 2011 (Kamerstuk 29 246, nr. 29) en de toezegging in het WGO Begrotingsonderzoek subsidies Landbouw en Visserij van 15 november 2012 (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 18), informeer ik u nu over de resultaten ter afronding van dit traject.

Hieronder stel ik u eerst op de hoogte van de verdere voortgang van de implementatie in aansluiting op de stand van zaken van april 2012. Daarna zet ik uiteen wat het hele traject momenteel concreet heeft opgeleverd voor de sector. Ik blik hierin ook vooruit. Tot slot wil ik u «100% digitaal inwinnen» onder de aandacht brengen. Ik ben van mening dat de tijd rijp is om verdere stappen te zetten.

I. Verdere voortgang implementatie

Zoals mijn ambtsvoorganger in de genoemde brief van 8 mei jl. al schreef, is het grootste deel van de adviezen ondertussen geoperationaliseerd. Voor een beperkt aantal adviezen blijft gelden dat invoering afhankelijk is van (toekomstige) besluitvorming met of door andere partijen: het betreft hier bijvoorbeeld natuursubsidies (provincies) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Europese Commissie). Hieronder zijn de belangrijkste resultaten beschreven, die sinds april 2012 zijn gerealiseerd op de thema’s uit het rapport «DR tot uw dienst».

Perceelsregistratie en verwerking

Hanteren van marges

Het advies om «geen correctie toe te passen binnen een bandbreedte van 2%» en het advies «de opgave naar de landbouwondernemer constant te houden, als de fotomarge van zijn percelen binnen de normale marge valt» (adviezen § 01.1 en § 01.4) passen niet binnen de huidige Europese regelgeving. Wel lijkt de Europese Commissie (EC) bereid dit in een nieuwe programmaperiode van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) mogelijk te maken.

Mijn departement heeft in dit licht een voorstel uitgewerkt dat zich richt op het opnemen van een technische meetmarge bij de vaststelling en het actualiseren van referentiepercelen in de Europese verordeningen. Voor dit voorstel wordt bij de Europese Commissie en andere lidstaten actief steun gevraagd.

De achterliggende gedachte hierbij is om bij nieuwe intekeningen marginale overschrijdingen van de grenzen van de referentiepercelen, bij onveranderde situatie in het veld, te negeren en vast te blijven houden aan de reeds vastgelegde grenzen. Dit met de redenering dat elke nieuwe intekening, hoe nauwkeurig ook, leidt tot een andere begrenzing en daarmee mogelijk andere oppervlakte. Ook deze werkwijze komt de stabiliteit van het register van referentiepercelen zeer ten goede. De EC heeft dit voorstel in beraad genomen.

Vervroegen van de indieningsperiode Gecombineerde Data Inwinning (GDI)

Voormalig staatssecretaris Bleker heeft besloten de indieningsperiode van de GDI niet te vervroegen (advies § 01.9). Om het beoogde resultaat te bereiken dient de indieningsperiode namelijk ook eerder te sluiten. Dit wringt met andere in de GDI opgenomen onderdelen, zoals de mestwetgeving en landbouwtelling. De GDI is bewust zo samengesteld dat landbouwers niet meerdere keren per jaar (vergelijkbare) vragen moeten beantwoorden.

Daarnaast geldt ook dat vervroeging niet past in geldende regelgeving en uitvoeringsprocessen van de provincies. Bovendien heeft de sector per brief laten weten geen voorstander te zijn van vervroeging in verband met het opstellen van bouwplannen. Alles overwegende houd ik daarom vast aan de bekende indieningsperiode van 1 april tot en met 15 mei.

Daarentegen heeft DR het voor ondernemers wel mogelijk gemaakt vóór de aanvraagperiode de intekening van percelen voor te bereiden. Deze percelen worden dan in de GDI voorgedrukt. Dit kan tot 15 maart van het betreffende aanvraagjaar.

Bevriezen van het perceelsregister

In de rapportage van mei van dit jaar is gemeld dat de werkwijze om het perceelsregister te bevriezen (advies § 01.10), zodanig dat de Bedrijfstoeslagregeling (BTR) wordt uitbetaald voordat alle controles zijn afgerond, niet strookt met de Europese regelgeving.

Afgelopen maanden is er een werkwijze ontwikkeld, waarbij de BTR tóch kan worden uitbetaald op basis van een «bevroren» perceelsregister. Uitgangspunt is het perceelsregister zoals dat vastligt op 15 maart van betreffend kalenderjaar. Deze «bevriezing» past binnen de Europese eisen voor het systeem voor identificatie van landbouwpercelen (het perceelsregister). Daarnaast kan binnen deze werkwijze verificatie van de steunaanvragen plaatsvinden overeenkomstig de eisen van de Europese verordeningen. Deze werkwijze leidt daarom niet tot betalingen voordat alle controles zijn afgerond. Het draagt bij aan een stabiel perceelsregister, waarmee onnodige vertraging in de afhandeling van betalingen wordt voorkomen.

Natuursubsidies

De huidige uitvoering van het Agrarisch natuurbeheer, zoals in opdracht van de provincies uitgevoerd en verwoord in het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL), is zeer complex. Samen met de provincies wordt er daarom gewerkt aan een nieuw Agrarisch natuurbeheer, dat een sterke vereenvoudiging van het systeem van beheerspakketten kent en de uitvoeringskosten duidelijk omlaag zal brengen1.

De inzet is daarbij gericht op het ontwikkelen van één integraal stelsel met een collectieve aanpak door agrariërs en landgebruikers in een gebied. Het doel is om in samenspraak met belangenorganisaties een ecologisch effectiever Agrarisch natuurbeheer te ontwikkelen dat tevens efficiënter is in de uitvoering en minder administratieve lasten kent. Met het oog op het nieuw GLB zet ik mij in om dit mogelijk te maken binnen de Europese regelgeving.

Landbouwtelling

Zoals eerder gemeld bestaat het grootste deel van de vraagstelling landbouwtelling uit Europese vragen (>80%), die verplicht zijn voor iedere lidstaat. De landbouwtelling bestaat dus uit een kern van Europese verplichte vragen en een nationaal deel. De Europese vragen bestaan uit jaarlijkse vragen en vragen die periodiek worden gesteld (eens per 2, 3 of 4 jaar). Hierdoor verschillen de administratieve lasten ook van jaar tot jaar.

Voor de structurele reductie van de administratieve lasten van de landbouwtelling is op basis van het advies op twee sporen ingezet: het reduceren van het aantal (nationale) vragen en vooral het slimmer inwinnen van gegevens.

Met ingang van 2012 stelt de staatssecretaris zelf jaarlijks de vraagstelling voor het volgende jaar vast. Hieraan voorafgaand geeft de werkgroep «Vraagstelling Landbouwtelling» een advies over de vragen die in de landbouwtelling van dat betreffende jaar moeten worden opgenomen.

In deze werkgroep zijn de Nederlandse Land en Tuinbouworganisatie (LTO), de productschappen, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), WUR-LEI, het Planbureau voor de Leefomgeving en het ministerie vertegenwoordigd.

Ondanks dat in 2013 de Europese «Farm Structure Survey» onderdeel uitmaakt van de landbouwtelling, zullen er in dat jaar circa 60 vragen minder worden gesteld.

Met ingang van 2013 is de Vereniging van Accountants- en Belastingadviesbureaus (VLB) gevraagd deel te nemen aan deze werkgroep. De VLB heeft een goed beeld van de gegevens die ondernemers in een jaar aan diverse instanties moeten aanleveren.

Verder zijn er voor 2013 belangrijke stappen gezet in het koppelen met externe bronnen. Bij de vraagcategorie «rundvee» is de koppeling gelegd met de Coöperatie Rundveeverbetering (CRV), het Fries Hollands Rundvee Stamboek (FHRS) en voor gegevens over vleeskalveren met de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV). Hierdoor hoeven ruim 30000 veehouders de rundveevragen niet meer in te vullen. Dit levert een duidelijke reductie van de administratieve lasten op. Ook voor biologische landbouwbedrijven is een stap gezet. Voor circa 1600 bedrijven worden de gegevens rechtstreeks door Skal geleverd.

In de komende jaren zal bij meer datacategorieën gebruik worden gemaakt van bestaande en bedrijfseigen gegevens, om zo de administratieve lasten verder structureel te reduceren.

Het nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2013

In de brief van 8 mei jl. geeft de voormalig staatssecretaris aan dat vereenvoudiging van de uitvoering een belangrijk thema is. Tevens is beschreven welke acties zijn ondernomen.

Punt van eerste aandacht voor DR is dat er tijdige duidelijkheid en besluitvorming komt, zodat de nodige voorbereidingen voor de uitvoering van het nieuw GLB getroffen kunnen worden. Dit is ook van belang om de juiste ICT behoefte in kaart te brengen en de nodige investeringen op dit vlak te doen.

Samen met diverse lidstaten zijn er vereenvoudigingvoorstellen gepresenteerd op tal van onderdelen. Onlangs heeft de rapporteur van het Europese Parlement voor de horizontale verordening aangegeven voorstander te zijn van eenvoudige meerjarige afspraken, een transparanter controle- en sanctiesysteem (risico gebaseerd en proportioneel) en vereenvoudiging op een aantal punten van de «Cross Compliance».

De huidige voorstellen van de Raad daarentegen geven niet de indruk dat de uitvoering veel eenvoudiger zal worden. Het onderwerp vereenvoudiging wordt op de agenda gehouden, maar moet straks ook concreet tot uiting komen in de Europese verordeningen. Beleid en uitvoering leveren hierop continue inspanning.

Het gaat dan om gericht en doelmatig beleid, het terugdringen van administratieve lasten voor aanvragers en uitvoeringskosten voor de nationale overheden.

Ik verwijs u voor de voortgang van de onderhandelingen naar de volgende kwartaalrapportage GLB van december 2012.

II. Concrete winstpunten voor de sector

Onderstaand wordt samenvattend uiteengezet wat de implementatie van de adviezen voor de landbouwers in de breedte heeft opgeleverd op dit moment. Per thema staan de belangrijkste winstpunten op een rij.

Perceelsregistratie en verwerking

  • Ondernemers kunnen al voor de gebruikelijke aanvraagperiode GDI de intekening van percelen voorbereiden.

  • Ondernemers kunnen eigen GPS-metingen gebruiken ter onderbouwing van hun opgave. Deze kunnen worden geüpload in de GDI.

  • Het aantal voorgedrukte gegevens is uitgebreid en alle landschapselementen voor de SNL zijn nu vooraf ingevuld.

  • Ter voorkoming van een korting in verband met het te laat aanvragen wordt bij het naderen van de sluitingsdatum een zogenaamde «SMS-alert» verstuurd.

  • Ondernemers krijgen een directe melding uit het systeem bij een dubbele claim van een (deel van een) perceel. Zij worden daarmee in staat gesteld voorafgaand aan hun aanvraag tot een gezamenlijke oplossing te komen. Zo is het aantal dubbelclaims met 14.000 verminderd ten opzicht van vorig jaar.

Afhandeling bezwaar- en beroepsprocedures

  • Er zijn verbeteringen doorgevoerd in de registratie van de doorloop- en afhandeltijden. Door adequate sturing krijgen de ondernemers sneller duidelijkheid en een besluit: tot nu toe is circa 60% van alle in 2012 binnengekomen bezwaarschriften binnen 6 weken afgehandeld (tegen 20% in 2011) en circa 75% binnen de (verlengde) wettelijke termijn van 12 weken (tegen 40% in 2011).

  • De mogelijkheden om een bezwaar digitaal in te dienen zijn verruimd.

Uitvoering en uitbetaling van Agrarisch natuurbeheer en de BTR

  • In 2012 is er een start gemaakt om een deel van de controle ter plaatse voor de SNL via satellietcontroles uit te voeren. Dit wordt de komende jaren uitgebouwd. Het aantal metingen ter plaatse door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ten behoeve van de SNL is hierdoor met 1/3 verminderd. Dit verkort het controlebezoek op het bedrijf.

  • De verbetervoorstellen in combinatie met het wegwerken van de achterstanden leiden tot een significante verbetering van de uitbetalingstermijnen bij het Agrarisch natuurbeheer, de Probleemgebiedenvergoeding en de vergoeding voor Ganzenfoerageergebieden.

  • Zo is bijvoorbeeld dit jaar de uitbetaling van Ganzenfoerageergebieden (voor het eerst) binnen de termijn verricht (uitbetaald voor 1 december).

  • Er is sprake van een lichte verbetering van het betaalpercentage in december. Op 6 december hebben ruim 37.000 (72%) landbouwers een beschikking ontvangen en is in totaal € 525 mln. aan subsidie overgemaakt. Zoals DR aan de Kamer heeft gemeld zal voor 31 december ten minste 82% van de landbouwers hun bedrijfstoeslag ontvangen, voor 28 februari 2013 ten minste 95% en voor 1 mei 2013 hebben vrijwel alle landbouwers hun bedrijfstoeslag ontvangen (kamerstuk: 21 501-32, nr. 643).

Sanctiebeleid

  • De informatievoorziening over sancties is sterk verbeterd. Op de website «het DR loket» wordt geattendeerd op mogelijke sancties en is een overzicht met de meest gemaakte overtredingen en sancties geplaatst.

  • Al bij het constateren van de overtreding wordt de ondernemer door de controleur geïnformeerd over de mogelijke financiële consequenties.

  • Bij een geconstateerde overtreding van de «Cross Compliance» voorwaarden wordt niet onmiddellijk een korting opgelegd. In plaats daarvan krijgt de ondernemer een voornemen tot korting en de gelegenheid om zijn of haar zienswijze bekend te maken. Er zijn tot medio november 161 brieven met een voornemen tot korting naar landbouwondernemers verstuurd. Op deze brieven heeft DR 60 reacties van landbouwers ontvangen. Bij 16 zaken heeft dit geleid tot het vervallen of verminderen van de korting.

Landbouwtelling

  • Het aantal vragen van de nationale vraagstelling is structureel gereduceerd met 35%.

  • De werkgroep «Vraagstelling Landbouwtelling» wordt uitgebreid met een vertegenwoordiger van de VLB voor het realiseren van een evenwichtige jaarlijkse vraagbepaling, waarna de staatssecretaris deze vaststelt.

  • Er zijn koppelingen gerealiseerd voor 2012 met het Identificatie en Registratie Systeem (I&R) voor de categorieën «rundvee» en «schapen en geiten», wat voor circa 35.000 bedrijven een – zij het nog beperkte – administratieve lastenreductie heeft opgeleverd. Voor 2013 is dit verder uitgebreid met koppelingen naar CRV, FHRS, SKV, waarbij een duidelijke reductie wordt behaald voor deze bedrijven. Daarnaast wordt in 2013 een koppeling met Skal gerealiseerd.

  • De focus voor de toekomst is gericht op slim inwinnen en bedrijfseigen gegevens voor verdere reductie. De koppeling met bestaande gegevensbestanden gaan de komende jaren door, zowel bij «derden» (de Kamer van Koophandel), als bij de landbouwers zelf op basis van gebruikte bedrijfsmanagementsystemen.

Communicatie met landbouwondernemers, grote partijen en intermediairs

  • DR betrekt de sector nu zo vroeg mogelijk bij het inregelen van de uitvoering van nieuwe regelgeving. Zo zijn de voorkeuren in beeld gebracht voor de uitvoering van het nieuwe mestbeleid.

  • Intermediairs en andere grote partijen worden tevens geraadpleegd ter verbetering van de dienstverlening. Voor hen zijn er binnen DR vaste aanspreekpunten aangesteld.

  • Vragen op het snijvlak van de BTR en de SNL worden nu door één medewerker beantwoord. Ook in het geval van emotionele situaties (bijvoorbeeld bij overlijden of bedrijfsoverdracht) handelt één medewerker het dossier af.

  • DR heeft een groep van ruim 30 voorlichters gevormd, die op verzoek van belangenorganisaties of groepen ondernemers presentaties verzorgt over onder meer de GDI, het nieuwe GLB, het nieuwe mestbeleid en de SNL-regeling. Dit jaar heeft deze voorlichtingsgroep al 24 presentaties in het land verzorgd. De bijeenkomsten worden goed bezocht en de reacties zijn uiterst positief.

  • Via «Mijn Dossier» kunnen ondernemers hun persoonlijke gegevens inzien, de voortgang volgen van de aanvragen BTR en SNL middels «Tracking & Tracing» en gegevens doorgeven of wijzigen.

III. Afronden en doorpakken

De heren Blauw en Korff zijn nauw betrokken geweest bij de implementatie van de adviezen en zijn gekend in de inhoud van deze brief.

Op 5 september 2012 heeft de directie van DR het predicaat «Bewijs van goede dienst»2 in ontvangst genomen van de heer Blauw. Dit betekent het startsein voor permanente kwaliteitsverbetering van de dienstverlening op basis van 10 door landbouwondernemers opgestelde normen. Dit is een continu en in de gehele organisatie verankerd proces. In het kader van transparant werken, gaat DR vanaf begin volgend jaar de vorderingen op de normen op haar website publiceren. Dit onder de naam «bouwen aan beter».

IV. 100% digitaal inwinnen

Digitaal inwinnen van gegevens draagt bij aan een vermindering van de administratieve lasten en onbedoelde fouten van de aanvrager. Tevens vereenvoudigt het de uitvoering bij DR. De heren Blauw en Korff benadrukken deze winstpunten. Voor maximale benutting van de voordelen is de «Wet tot wijziging van de Landbouw- en Meststoffenwet» opgesteld om «100% digitaal inwinnen» van de Gecombineerde Opgave mogelijk te maken. Deze Wet wacht op het besluit voor de inwerkingtreding.

Dit jaar heeft 94% van de sector de gecombineerde opgave al digitaal aangeleverd bij DR. Het overgrote deel van de sector is er dus klaar voor.

DR garandeert een zorgvuldige uitvoering van de Wet in combinatie met maximale dienstverlening. Voorzieningen zoals invulavonden en de inzet van de digitale «meekijk»-applicatie zullen ook ten dienste staan voor (de zeer beperkte groep) ondernemers die niet over een computer of een internetverbinding beschikt bij de inwerkingtreding. Op deze wijze faciliteert DR maximaal de uitvoering van de Wet voor digitale inwinning.

Ik hecht er dan ook waarde aan dat er spoedig groen licht gegeven wordt voor een nieuwe voordracht voor een koninklijk besluit houdende de inwerkingtreding. Mijn ministerie kan vervolgens de nodige regelingen opstellen, zodat het «100% digitaal inwinnen» van de Gecombineerde Opgave voor 2014 realiteit kan zijn.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Conform de eerder aangenomen motie Jacobi/Koopmans (30 825/106).

X Noot
2

«Bewijs van Goede Dienst» is het meetinstrument voor gemeenten en andere overheidsorganisaties om de dienstverlening aan ondernemers te verbeteren, zie voor de uitkomsten http://www.agentschapnl.nl/content/bvgd-dienst-regelingen.

Naar boven