29 237 Afrika-beleid

Nr. 169 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2016

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Defensie, een brief aan over de situatie in Burundi, zoals verzocht door de vaste commissie voor Defensie op 2 juni 2016. De brief gaat in op de actuele situatie in Burundi en hoe deze zich verhoudt tot de voorgenomen verlenging van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Burundi betreffende de status van het burgerlijke en militaire personeel van de Nederlandse en de Burundese ministeries van Defensie, aanwezig op hun onderscheiden grondgebieden, in het kader van het partnerschap voor de ontwikkeling van de veiligheidssector in Burundi (Trb. 2009, nr. 134) (Kamerstuk 24 493 (R1557), nr. 70).

Sinds de vorige brief aan uw Kamer over Burundi van 8 januari van dit jaar (Kamerstuk 29 237, nr. 168) en de daaropvolgende antwoorden op vragen van het lid Taverne over de situatie in Burundi van 15 januari (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1163) is internationaal vooral getracht de crisis in dat land te bezweren door de regionaal geleide inclusieve dialoog tussen overheid en oppositie weer op te starten. Daarnaast overweegt de VN-Veiligheidsraad een politiemacht naar Burundi te sturen. De mensenrechtensituatie blijft verontrustend.

Dialoog

Op 2 maart werd tijdens de top van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap de oud-president van Tanzania, Benjamin Mkapa, benoemd als facilitator van de Burundese dialoog. Onder zijn leiding kwamen van 21 tot 24 mei delegaties van de Burundese regering en de oppositie bijeen in Arusha (Tanzania). Het was voor het eerst dat een nieuwe poging werd gedaan de partijen bij elkaar te brengen sinds de bijeenkomst in Entebbe (Uganda) eind december vorig jaar. Positief is dat de regering zich met een grote delegatie bereid toonde de oppositie te ontmoeten, weliswaar onder de voorwaarde dat die oppositie geen geweld voorstond en niet had deelgenomen aan de poging tot staatgreep in mei 2015. Helemaal succesvol was deze tweede poging niet. De partijen wilden niet met elkaar in een ruimte zitten en zijn inhoudelijk niet nader tot elkaar gekomen. De bijeenkomst was dus eerder een poging de voorwaarden voor een echte dialoog te bepalen. Belangrijkste struikelblok is dat de Burundese regering de uitkomst van de recente verkiezingen niet ter discussie wil stellen, terwijl de oppositie aanstuurt op een transitieregering. Het zal bijzonder moeilijk blijven om de dialoog van de grond te krijgen, ook vanwege het geweld dat sommige oppositiebewegingen niet afzweren, de repressie van overheidszijde, de compromisloze houding van president Nkurunziza en de verontrustende signalen van de Burundese regering over de toekomst van het Akkoord van Arusha. Voor facilitator Mkapa, zoals voor vrijwel de gehele internationale gemeenschap, blijft dit akkoord de onvervreemdbare basis van de huidige Grondwet van Burundi.

De volgende dialoogronde is voorzien vanaf 20 juni. Tot die tijd spreekt Mkapa met zoveel mogelijk oppositiebewegingen in binnen- en buitenland, vooral ook met die partijen die ervoor kozen in mei niet deel te nemen aan de dialoog in Arusha, of die niet waren uitgenodigd. Mkapa meent dat een zo representatief mogelijke aanwezigheid van oppositiebewegingen noodzakelijk is om tot een alomvattend akkoord te komen over de politieke toekomst van Burundi.

Westerse gezanten, inclusief de Nederlandse gezant voor de Grote Meren, ontmoetten Mkapa vlak voor de start van de dialoog op 21 mei. Om de dialoog een kans te geven is afgesproken dat het de Oost-Afrikaanse Gemeenschap en Mkapa zijn die nu het initiatief nemen. Westerse landen nemen geen stappen zonder deze eerste met de facilitator te bespreken. De vraag of additionele maatregelen zoals sancties moeten worden ingesteld, wordt daarom afhankelijk gesteld van de voortgang van de dialoog. Begin juli zal een delegatie van de EU Burundi bezoeken om de stand van zaken te evalueren rond de maatregelen die op 14 maart zijn genomen in het kader van artikel 96 van het verdrag van Cotonou. Ook deze delegatie staat in nauw contact met facilitator Mkapa.

VN-politiemacht

Nadat het initiatief van de Raad voor Vrede en Veiligheid van de Afrikaanse Unie (AU) om een beschermingsmacht van 5000 militairen (MAPROBU) naar Burundi te sturen tijdens de AU-top van januari dit jaar werd afgewezen, besprak de VN-Veiligheidsraad verschillende opties voor een politiemacht die de veiligheidssituatie in het land moet monitoren. De maximale optie, een macht van 3000 man is vrij snel als politiek onhaalbaar afgewezen. De minimale optie van een handvol politiemensen werd als niet effectief beoordeeld. Hoewel een resolutie hierover nog niet is aanvaard, werken enkele leden van de Veiligheidsraad nu aan de invulling van de optie voor de uitzending van ongeveer 300 politiemensen. Wanneer een besluit hierover zal worden genomen is niet bekend, maar de consultaties zijn vooral ook bedoeld om druk op de ketel te houden. Het kabinet meent dat een kleinere VN politiemissie nuttig kan zijn als deze een robuust en onafhankelijk mandaat krijgt. De missie zou onder andere het probleem moeten aankaarten van illegale elementen en structuren binnen het Burundese veiligheidsapparaat, die verantwoordelijk zijn voor veel mensenrechtenschendingen. De optie van het zenden van een grotere macht moet wel achter de hand gehouden worden voor het geval de dialoog strandt en de veiligheidssituatie sterk verslechtert.

Humanitair en mensenrechten

Er zijn indicaties dat de humanitaire situatie sinds vorig jaar april verslechterd is en steeds verder dreigt te verslechteren. Dertig procent van de bevolking, ofwel drie miljoen mensen, hebben malaria. Dit is aanzienlijk meer dan in de buurlanden. Toegang tot onderwijs en gezondheidszorg neemt af. Het aantal schoolverlaters is dit jaar drie keer zo hoog als in andere jaren. Er zijn steeds minder medicijnen. Ook is er nu voor het eerst een tekort aan suiker. De prijs daarvan is in korte tijd meer dan verdubbeld.

Al neemt het openlijke geweld in Burundi eerder af dan toe, de spanning blijft groot en de controle van de overheid is overal voelbaar. In de meeste wijken hebben de huishoudens nu een schriftje gekregen waarin ze precies moeten bijhouden wie er in huis woont en ook wie er blijft slapen, zodat de regering alle bewegingen kan controleren. Dit is een landelijke maatregel. De bevolking van de commune Mugamba in de provincie Bururi heeft van de president vijftien dagen de tijd gekregen om wapens in te leveren, nadat de afgelopen weken meerdere lokale bestuurders en politieagenten zijn vermoord. Kinderen van een middelbare school in Muramvya zijn hard aangepakt nadat ze enkele foto’s van president Nkurunziza hadden beklad. Een aantal minderjarige kinderen is gevangen gezet en bij een demonstratie van hun klasgenoten zijn twee gewonden gevallen door politiekogels.

Op het vlak van de mensenrechten blijft de situatie zorgelijk. Sinds februari zouden volgens inschattingen van de VN bijna 100 dodelijke slachtoffers zijn gevallen, veelal als gevolg van politiegeweld of buitengerechtelijke executies door de geheime dienst en de aan de regeringspartij gelieerde jeugdgroepering Imbonerakure. Er was tevens sprake van dodelijk geweld door gewapende oppositie tegen politie, politici en militairen. Sinds het begin van de crisis in april 2015 zijn ruim 6000 mensen gearresteerd, van wie meer dan de helft arbitrair en zijn veel mensen verdwenen. De VN meldt ruim 200 gevallen van marteling, soms in illegale detentiecentra. Slachtoffers zeggen dat ze zijn geslagen met ijzeren staven of geweren, gebrand met zoutzuur of met de dood bedreigd. Daarnaast zijn er afrekeningen binnen het leger, vooral gericht op het regeringsleger van voor 2005, de ex-FAB. Er zijn in mei vier militairen vermoord (allen ex-FAB) en drie verdwenen.

Verlengen Status of Forces Agreement (SOFA)

Op dit moment zijn er geen Nederlandse defensiemedewerkers gevestigd in Burundi en is ook geen uitzending van militairen naar Burundi voorzien. De SOFA biedt daartoe slechts administratief de ruimte en maakt eventuele snelle inzet in de toekomst mogelijk, zowel in bilateraal als multilateraal kader. Zonder SOFA zijn Nederlandse militairen in Burundi onvoldoende juridisch beschermd. Wordt de huidige SOFA niet verlengd, dat zullen eerst nieuwe onderhandelingen moeten worden gehouden, in het geval het kabinet besluit steun aan de veiligheidssector in Burundi op enig moment te hervatten. Dit zijn doorgaans langdurige onderhandelingen.

Verlenging van de SOFA staat niet gelijk aan het hervatten van de samenwerking tussen de Nederlandse en Burundese overheid. De voorwaarden hiervoor zijn helder geformuleerd in de brief aan uw Kamer van 1 juli 2015 en blijven geldig (Kamerstuk 29 237, nr. 165). De Burundese overheid is zich hier zeer van bewust.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven