29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie

nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2009

Inleiding

Met deze brief geef ik invulling aan de toezegging die ik op 23 oktober 2008 heb gedaan om de Tweede Kamer een samenhangende voortgangsrapportage over de strategie van het kabinet gericht op «Nederland als Gasrotonde» aan te bieden1. Ik ga hierbij tevens in op de elementen die zijn genoemd in de op 28 oktober 2008 door de Tweede Kamer aangenomen motie Ten Hoopen c.s.2.

Deze Gasrotondebrief is als volgt opgebouwd:

Allereerst wordt in hoofdstuk 1 een beschrijving gegeven van de Gasrotonde in Noordwest-Europees perspectief en wordt ingegaan op de initiatieven, maatregelen en acties die tot op heden zijn ondernomen.

Vervolgens beschrijf ik in het tweede gedeelte van deze brief drie uitdagingen, te weten: de tijdige beschikbaarheid van transportcapaciteit, flexibiliteit in het aanbod van gas en diversificatie. Tevens worden nieuwe maatregelen en acties benoemd die ik in de komende tijd zal ondernemen om de Gasrotonde verder te ontwikkelen (zie bijlage 13 ). Daarmee kom ik tegemoet aan de wens van de Tweede Kamer ten aanzien van nieuwe maatregelen en acties ter versterking van de Gasrotonde.

1. De Gasrotonde in Noordwest-Europees perspectief

1.1 Gasrotonde strategie

In de brief «Visie op de gasmarkt» van maart 2006 werd het begrip «Gasrotonde» geïntroduceerd4. In het Energierapport van 2008 heb ik de Gasrotonde alséén van de iconen van het energiebeleid neergezet. In dit rapport zijn verschillende acties aangekondigd om de Gasrotonde verder te ontwikkelen5.

Aardgas is zeer belangrijk voor Nederland. Doordat er omvangrijke hoeveelheden gas in de Nederlandse ondergrond zitten, zijn wij bijna als vanzelf een grootverbruiker van gas geworden en tegelijkertijd een belangrijke leverancier van gas in Noordwest-Europa. Het feit dat onze natuurlijke reserves (langzaam) afnemen heeft dan ook niet alleen consequenties voor ons eigen land. Daarom moeten we vanuit een Noordwest-Europees perspectief bezien hoe hiermee om te gaan.

De uitdaging is daarbij gelegen in zowel het kunnen voorzien in de benodigde hoeveelheid gas als in de flexibele levering daarvan, zodat direct kan worden ingespeeld op fluctuaties in de gasvraag die bijvoorbeeld ’s winters hoger ligt dan ’s zomers. Op dit moment wordt vanuit Nederland vooral dankzij het Groningenveld en de daaraan verbonden ondergrondse gasopslagen, flexibel gas geleverd. Dit gebeurt niet alleen binnen Nederland zelf maar ook naar de ons omringende landen (tot een straal van ca. 500 km). De komende jaren zullen ook deze flexibele productiemogelijkheden afnemen, hetgeen betekent dat er een behoefte ontstaat aan aanvullende faciliteiten voor het flexibel leveren van gas binnen Noordwest-Europa.

Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk om nu al te anticiperen op het moment dat we netto-importeur van gas worden1 en dat, vooruitlopend daarop, de bestaande mogelijkheden om flexibel gas te kunnen leveren afnemen. Voor Nederland is dit eens te meer nodig omdat wij ons midden in een transitie naar een duurzamere energiehuishouding bevinden. In deze decennia lang durende transitie zal aardgas, als relatief schone brandstof, een cruciale rol spelen.

In de motie ten Hoopen c.s. wordt o.a. aangegeven dat het Nederlandse gas opraakt waardoor Nederland in 2025 naar verwachting netto-importeur van gas wordt en door natuurlijke concurrentievoordelen gasrotonde van Europa kan worden. Ik onderken deze ontwikkeling en ben het met de indieners van deze motie eens dat Nederland beschikt over een aantal concurrentievoordelen waardoor Nederland de spil van de Noordwest-Europese Gasrotonde kan worden. De kansen zijn gelegen in:

• een gastransportnetwerk dat van hoge kwaliteit is en goed verbonden is met de netwerken in de ons omringende landen;

• de ligging aan zee waardoor het relatief makkelijk is om LNG aan te voeren;

• diverse mogelijkheden voor het ontwikkelen van ondergrondse opslag in uitgeproduceerde gasvelden en in zoutcavernes;

• de huidige marktpositie van Nederland met een aantal grote producenten en verkopers van aardgas;

• de virtuele handelsplaats TTF en de gefuseerde gasbeurzen APX en Endex;

• een open gasmarkt die het (ook voor buitenlandse partijen) aantrekkelijk maakt om te investeren;

• een groot aantal partijen dat in Nederland al actief is op het gebied van gas: shippers, nationale en internationale energie-distributiebedrijven, (buitenlandse) gasproducenten (al dan niet met winningsactiviteiten in Nederland), etc.;

• de aanwezigheid van gaskennis bij organisaties als Gasunie/GTS, GasTerra, EBN, NAM, Nogepa, het Energy Delta Institute, ECN, TNO en Clingendael.

De Gasrotonde strategie is een belangrijk onderdeel van het streven van de Nederlandse overheid naar energievoorzieningszekerheid en is ook uit economisch, innovatief en regionaal oogpunt van belang gezien de investeringen, de innovaties en handelsactiviteiten die hiermee worden gegenereerd. Binnen deze strategie wordt tevens gestreefd naar het vermarkten en exporteren van de kennis, expertise en ervaring op gasgebied die in Nederland te vinden zijn (o.a. op het terrein van gasexploratie, gaswinning, gasopslag, gastransport, gashandel en inpassing van groen gas).

Het kabinet streeft naar een situatie waarin Nederland als knooppunt in de internationale gasstromen en als distributiecentrum van gas in Noordwest-Europa fungeert. Dit draagt ook bij aan de verdere versterking van de binnenlandse markt waarbij een toenemend aantal spelers op de markt de keuzemogelijkheden voor eindverbruikers vergroot. Dit biedt ook grote kansen voor (maatschappelijke) innovaties, export en valorisatie (het verzilveren van wetenschappelijke kennis en nieuwe technieken) op het terrein van onder andere gas, groen gas en elektriciteit.

Ik plaats mijn visie op de Gasrotonde in het kader van het kabinetsbeleid ter bevordering van een goed functionerende, efficiënte en transparante gasmarkt. Een goed werkende markt, die een prijsindex genereert die in Noordwest-Europa als referentieprijs geldt, is een noodzakelijke voorwaarde om tot een prominente positie voor Nederland op de Noordwest-Europese gasmarkt te komen. In mijn visie op de Gasrotonde moeten we toe naar een situatie waarin:

1. binnen- en buitenlandse partijen belangrijke investeringen plegen in de gassector eninfrastructuur van Nederland die het mogelijk maken om gasstromen aan te trekken om te kunnen voorzien in de binnenlandse vraag naar gas en daarnaast ook waarde te genereren uit de doorvoer van gas via Nederland;

2. voldoende gasopslagcapaciteit aanwezig is waardoor enerzijds de leveringszekerheid wordt geborgd en anderzijds de voor het goed functioneren van de markt benodigde flexibiliteit beschikbaar is;

3. er sprake is van een liquide gasmarkt met voldoende aanbod tegen transparante en stabiele prijzen;

4. een gasmix ontstaat waar Nederlands aardgas, gas uit diverse andere landen en groen gas een integraal onderdeel van zijn en waarmee kan worden voorkomen dat Nederland afhankelijk wordt van één leverancier of bron;

5. een sterke en innovatieve gasindustrie een belangrijke bijdrage levert aan de economie, werkgelegenheid creëert en ervoor zorgt dat Nederland de huidige unieke positie als gasland blijft vervullen.

Zaak is om in de komende jaren de benodigde investeringen in fysieke en niet-fysieke infrastructuur, die nodig zijn om de Gastrotonde te doen functioneren, te laten plaatsvinden. Doen we dat niet dan worden we op termijn voor onze gasvoorziening afhankelijk van de landen om ons heen en moeten we er maar op vertrouwen dat de investeringen die daar worden gedaan toereikend zijn om ook de Nederlandse markt te allen tijde te voorzien van gas. Daarnaast zou dit betekenen dat economische en commerciële kansen die er liggen voor Nederland niet worden benut. Als gasland bij uitstek kan Nederland in een regionale Noordwest-Europese gasmarkt een centrale rol blijven spelen.

De Gasrotonde kent een belangrijke economische dimensie vanwege de extra werkgelegenheid die ermee gegenereerd wordt. Het gaat hier om private investeringen die tezamen miljarden zullen bedragen, duizenden werkplaatsen op jaarbasis in de gassector zullen genereren en veel spin-off effecten zullen kennen zoals de werkgelegenheid die de gassector in Nederland en ook internationaal voor de toeleveringsindustrie oplevert.

1.2 De Noordwest-Europese gasmarkt

Ook andere landen hebben de ambitie zich tot gasknooppunt te ontwikkelen. Dit geldt onder meer voor Duitsland, België en Oostenrijk. Dit kan leiden tot beleidsconcurrentie. Tegelijkertijd constateer ik dat er in toenemende mate een dialoog bestaat tussen de landen van Noordwest-Europa om onze regionale gasmarkt verder te ontwikkelen en te integreren met het oog op het creëren van een aantrekkelijke handelsplaats en de voorzieningszekerheid van deze regio. Het is binnen dit Noordwest-Europese kader dat het kabinet de Gasrotonde verder wil uitbouwen.

Binnen Europa zullen meerdere gasknooppunten ontstaan. Gezien het toenemende belang dat wordt gehecht aan voorzieningszekerheid en de economische voordelen die daaraan zijn verbonden, is dat ook nodig en logisch. Als spil in de Noordwest-Europese Gasrotonde heeft Nederland baat bij goed functionerende (infrastructurele) voorzieningen in andere delen van Europa. Vanuit een Noordwest-Europees perspectief beschouw ik deze ontwikkelingen als derhalve complementair. Van groot belang daarbij is dat nu veelal nog nationaal georganiseerde markten en gastransportsystemen met elkaar worden verbonden en samengaan.

De ontwikkeling van een Noordwest-Europese gasmarkt vergt op elkaar afgestemde grensoverschrijdende investeringen die alleen door samen te werken kunnen worden gerealiseerd. Hier wordt onder meer binnen het Noordwest-Europese Gas Regional Initiative (samenwerking tussen de toezichthouders) en het Pentalateraal Gas Platform (samenwerking tussen overheden uit België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland) aan gewerkt, waarbij ook de landelijke netbeheerders en marktpartijen nauw zijn betrokken. De integratie komt ook tot uitdrukking in de prijsontwikkeling op de spotmarkten NBP (VK), Zeebrugge (België) en TTF (Nederland) die inmiddels (vrijwel) gelijk loopt1.

Tevens wordt, ook op verzoek van marktpartijen, actief toegewerkt naar een zo geïntegreerd en efficiënt mogelijke transportdienstverlening en gezamenlijke investeringsplanning door de Gasunie netwerkbedrijven Gas Transport Services en Gasunie Duitsland. De netwerken van deze bedrijven vormen op hun beurt samen ook weer een spil in het Noordwest-Europese gasnetwerk. Dit draagt bij aan een meer optimale dienstverlening aan klanten die ook zelf weer grensoverschrijdende markten bedienen.

De recente gascrisis

Het gasconflict tussen Rusland en de Oekraïne van januari 2009, die in een onvoorziene en ongekende onderbreking van de Europese gasvoorziening via Oekraïne resulteerde, heeft voor veel onrust in Europa gezorgd. Zeker in landen die te maken hebben met een gecombineerde afhankelijkheid van één leverancier en één aanvoerroute. Dit heeft geleid tot een nog actievere zoektocht naar mogelijkheden voor diversificatie van gasleveranciers en een nog grotere noodzaak om betrouwbare en stabiele energiepartnerschappen met producerende landen en doorvoerlanden op te bouwen.

Mede als gevolg van de Russisch-Oekraïense gascrisis heeft de Europese Commissie op verzoek van de Europese Raad de reeds aangekondigde herziening van Richtlijn 2004/67/EG betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening, versneld ter hand genomen en medio juli haar voorstel voor een Verordening leveringszekerheid gepresenteerd2. Betere regionale samenwerking en afstemming tussen de lidstaten staan daarbij centraal. Om daar invulling aan te geven dienen alle lidstaten onder andere regionaal afgestemde preventieve actie- en noodplannen op te stellen. Het voorstel wordt de komende maanden besproken met de lidstaten. Afhankelijk van de uitkomsten van dit proces kan dit ertoe leiden dat aanpassing van de Nederlandse wet- en regelgeving noodzakelijk is.

Voorts staat de verbetering van de interconnecties hoog op de agenda van de Europese Unie, zoals ook blijkt uit het European Economic Recovery Plan1. Dit plan voorziet onder andere in gedeeltelijke financiering door de Europese Unie van additionele koppelingen tussen gastransportsystemen en maatregelen om interconnecties bi-directioneel te maken.

1.3 Het beleid tot nu toe

De afgelopen jaren zijn zowel door de overheid als semipublieke en private partijen concrete initiatieven, plannen en maatregelen ontwikkeld en uitgevoerd die de Gasrotonde functie van Nederland versterkt hebben. Voorbeelden hiervan zijn:

• de uitbreiding van het gastransportnetwerk door Gas Transport Services;

• de sinds 2006 operationeel zijnde interconnector tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, de BBL-pijplijn,

• participatie in Nord Stream door Gasunie;

• aankoop door Gasunie van een hoge-druk transportnetwerk in Duitsland;

• de bouw van een LNG-terminal (Gate Terminal) in Rotterdam;

• plannen voor een LNG-installaties op de Maasvlakte (4Gas) en in Eemshaven (Essent, Vopak en Gasunie);

• het samengaan van de gasbeurzen APX en Endex en de versterking van de positie van de APX als exploitant van diverse energiebeurzen als gevolg van enkele overnames (o.a. aankoop Britse gasbeurs door APX);

• de intensivering van de dialoog met ons omringende landen met het oog op de vorming van een regionale gasmarkt;

• invoering van groen gascertificaten via Vertogas en inname van groen gas in het hogedrukleidingnetwerk door Gasunie;

• een gerichte energiediplomatie en handelsmissies naar gasproducerende landen als Algerije, Angola, Rusland, Saoedi-Arabië, Qatar en Kazachstan;

• De oprichting van kennisinstituten zoals het Energy Delta Institute, Clingendael International Energy Programme (CIEP) en het Energy Delta Research Centre (Edgar) ten behoeve van innovatief gasonderzoek.

Als gevolg hiervan hebben we de afgelopen jaren de volgende ontwikkelingen gezien:

• een steeds groter wordende integratie van het Nederlands transportnetwerk met de netwerken in de ons omringende landen, met steeds meer grensoverschrijdende gasstromen;

• toenemende gasvolumes die via het gastransportnetwerk worden vervoerd en worden verhandeld op de Title Transfer Facility (TTF);

• een toename van de liquiditeit en handelsmogelijkheden;

• een groeiende samenwerking op regionaal niveau tussen overheden, toezichthouders en netbeheerders;

• een sterkere bilaterale samenwerkingsrelatie met een aantal voor Nederland relevante gasproducerende landen;

• een toename van de internationale activiteiten van de gasindustrie;

• een toename van innovaties en bedrijvigheid op het terrein van gas, groen gas en gastransport.

De afgelopen jaren zijn er in Europa een aantal gasbeurzen ontstaan waar zowel virtuele als fysieke handel plaatsvindt. Op deze steeds meer liquide wordende handelsplaatsen zien we tevens een toename van het aantal spelers op de markt. Deze ontwikkelingen leiden tot meer keuzemogelijkheden voor de eindgebruikers en de juiste signalen voor de prijsvorming van gas. Dit bevordert het doen van investeringen en meer innovaties en bedrijvigheid.

Gashandelaren en -leveranciers maken in continentaal Noordwest-Europa in toenemende mate gebruik van de TTF om hun gas te verhandelen. De TTF maakte in 2008 een krachtige groei door. De hoeveelheid gas die verhandeld werd, verdubbelde naar ruim 64 miljard m3 en vertegenwoordigt daarmee een waarde van ruim 15 miljard euro. Het aantal handelaren dat actief is op de TTF groeide met 20 procent naar een totaal van 60. De TTF laat hiermee zowel in fysiek geleverd volume als in handelsvolume de andere handelsplaatsen op het Europese continent in omvang achter zich. De groeicijfers demonstreren dat Nederland zich als Europese handelsplaats ontwikkelt en in toenemende mate aantrekkelijk is voor gashandelaren en leveranciers.

Naast deze trend zien we tevens dat het proces van prijscorrelatie en prijsconvergentie tussen de spotmarkten beurzen van Europa zich voortzet. Deze ontwikkeling doet zich ook voor in Noordwest-Europa. Zo constateert de Nederlandse handelsplaats APX dat de Nederlandse TTF samen met het National Balancing Point in het Verenigde Koninkrijk (NBP) en Zeebrugge in België een driehoek begint te vormen («Herring Hub») die de basis legt voor de referentieprijs van een geïntegreerde gasmarkt met een Noordwest-Europese focus1.

Verder heb ik onlangs een wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 tot versterking van de gasmarkt aan de Tweede Kamer aangeboden2. Dit wetsvoorstel bevat belangrijke impulsen om de verhandelbaarheid van gas in Nederland te laten toenemen en zorgt onder meer voor dat verschillen in gaskwaliteiten geen problemen opleveren. Hiermee wordt onze gasmarkt aantrekkelijker voor (buitenlandse) partijen die overwegen om gas naar de Nederlandse markt te brengen of om anderszins actief te worden op deze markt. De in dit wetsvoorstel aangekondigde maatregelen zijn dan ook expliciet in de context van de Gasrotonde strategie van Nederland geplaatst.

2. Nieuwe uitdagingen en nieuwe acties

2.1 Drie uitdagingen

Voor de komende jaren is het zaak de huidige Nederlandse positie op het gebied van gas verder te verstevigen en te voorzien van een goed fundament waardoor ook bij teruglopende eigen productie Nederland een spilfunctie in de Noordwest-Europese gasmarkt blijft vervullen. Daarvoor dienen we te beschikken over goede transport mogelijkheden, mogelijkheden voor het (tijdelijk) opslaan van gas en diverse aanvoerkanalen. Het gaat kortom om: 1) de tijdige beschikbaarheid van transportcapaciteit, 2) flexibiliteit en 3) diversificatie. Dit zijn belangrijke subdoelen die de komende jaren behaald dienen te worden om de Gasrotonde op termijn optimaal te laten functioneren.

1. Tijdig voorzien in de behoefte aan transportcapaciteit

De komende jaren zijn forse investeringen nodig ter uitbreiding van het gastransportnet. De infrastructuur zal ingrijpend moeten worden aangepast, in reactie en inspelend op diverse nationale en internationale ontwikkelingen. Door de toenemende behoefte aan geïmporteerd gas, de verdere internationalisering van de gasmarkt en de opkomst van vloeibaar aardgas (LNG) neemt de behoefte aan binnenlandse en grensoverschrijdende transportcapaciteit toe. Ook de ontwikkeling en inpassing van groen gas en synthetisch gas uit kolenvergassing vergen belangrijke investeringen in de huidige gasinfrastructuur. Uitbreiding en verbetering van de infrastructuur geeft ruimte om meer gas van verschillende partijen voor de Noordwest-Europese markt aan te trekken.

Om de groeiende vraag naar aardgas te kunnen blijven faciliteren, werkt Gasunie aan de uitbreiding van de gastransportcapaciteit. Het gaat dan niet alleen om het binnenlands transport, maar ook om de verbindingen naar en van de landen om ons heen. Voor de investeringen van de beheerder van het landelijk gastransportnet, Gas Transport Services, lopen deze via zogenaamde Open Seasons. In deze procedure peilt de netbeheerder de behoefte aan transport in de markt, sluit vervolgens contracten met netgebruikers en besluit daarna over een eventuele uitbreidingsinvestering. Vorig jaar is, met instemming van uw Kamer, een beleidsregel vastgesteld waarmee duidelijkheid is geschapen over de wijze waarop deze investeringen van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in de tarieven mogen worden doorberekend. Hiermee is voor de netbeheerder een kader gecreëerd waarbinnen een goed evenwicht kan worden gevonden tussen de benodigde ruimte voor investeringen en adequate transporttarieven1.

Hiermee is een goede basis gelegd voor het voorzien in de toenemende behoefte aan transportcapaciteit, maar dit verzekert nog niet dat de hiervoor benodigde investeringen ook tijdig worden gerealiseerd. Het is mij gebleken dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de regionale netbeheerders er behoefte aan hebben om eerder dan thans het geval is een redelijke mate van zekerheid te krijgen over de doorberekening van hun uitbreidingsinvesteringen in de (toekomstige) tarieven. Met de hiervoor genoemde wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 wil ik hierin voorzien met als doel het bevorderen van een vlotte besluitvorming over dergelijke investeringen. Dit is in het belang van de voorzienings- en leveringszekerheid en een goede marktwerking.

Daarnaast wordt met deze wetswijziging een onderscheid geïntroduceerd tussen investeringen van nationaal belang en overige investeringen. Voor de «categorie investeringen van nationaal belang» wordt wat betreft de besluitvormingsprocedures aangesloten bij de Rijkscoördinatieregeling voor energie-infrastructuurprojecten, met als doel deze projecten sneller te kunnen realiseren.

Voor het economisch verantwoord kunnen investeren en het faciliteren van de markt is het nodig dat Gas Transport Services een herstructurering van de transporttarieven doorvoert. Voornemen is om dit in het tariefvoorstel dat Gas Transport Services in 2010 zal indienen, met het oog op inwerkingtreding in 2011, te verwerken.

Met dit alles is een raamwerk voor het tijdig beschikbaar komen van voldoende transportcapaciteit gerealiseerd. Het is nu aan de netbeheerders en hun (potentiële) klanten om deze uitdaging verder op te pakken via de hiervoor genoemde Open Seasons. Ik zal daarbij uiteraard de vinger aan de pols houden waarbij ik ook zal bezien of het door mij gecreëerde raamwerk blijvend voldoet. In het bijzonder zullen grensoverschrijdende investeringen, met de extra uitdaging vanwege verschillende reguleringskaders, daarbij een belangrijk punt van aandacht zijn.

2. Voorzien in de behoefte aan flexibiliteit

Op dit moment kan vanuit Nederland vooral dankzij het Groningenveld flexibel gas worden geleverd. Dit gebeurt niet alleen binnen Nederland zelf, maar ook naar de ons omringende landen (tot een straal van ca. 500 km). Dat is van grote toegevoegde waarde omdat het daardoor mogelijk is direct tegemoet te komen aan de feitelijke gasvraag van eindgebruikers die bijvoorbeeld ’s winters veel groter is dan ’s zomers.

De flexibele productiemogelijkheden van het Groningenveld nemen echter af. Substantiële investeringen in gasopslagen zijn noodzakelijk om ook op de lange(re) termijn aan de (over de seizoenen) fluctuerende vraag naar gas te kunnen voldoen. Seizoensopslagen worden essentieel voor het flexibel kunnen leveren van gas binnen Noordwest-Europa. Aangezien de realisatietijd van grote opslagen al snel 7 tot 10 jaar beslaat, is er haast geboden en moeten op korte termijn investeringsbeslissingen genomen worden. In Nederland is een aantal marktpartijen aan het onderzoeken welke gasvelden kunnen worden omgebouwd tot een gasopslag. Het realiseren van opslagcapaciteit vergt grote investeringen. Dit komt met name door het zogenaamde kussengas, het gas dat permanent in het veld aanwezig moet zijn om de opslag «op druk» te houden.

Momenteel is een aantal maatregelen in ontwikkeling om investeringen in gasopslag te bevorderen. De maatregelen betreffen: 1) een andere tarifering van het gastransport naar een gasopslag; 2) een betere beschikbaarheid van uitgeproduceerde gasvelden voor nieuwe investeerders en 3) duidelijkheid over aan opslagvergunningen te verbinden voorschriften. Hiermee wordt het investeringsklimaat voor gasopslag verbeterd.

1. Het Nederlandse transporttarievensysteem kent voor gasopslagen zowel een entry- als exittarief, opslagen zijn immers geen integraal onderdeel van het netwerk. Een aantal marktpartijen heeft aangegeven de tarieven die zij moeten betalen voor het transport van gas naar en van gasopslagen als een belemmering te zien voor het doen van investeringen. Om die reden heb ik Gas Transport Services gevraagd om bij de reeds voorgenomen herziening van het tariefsysteem per 2011 ook deze signalen nadrukkelijk te betrekken.

2. Gezien de toenemende behoefte aan opslagcapaciteit maakt een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet1 (waarmee de Tweede Kamer op 8 september 2009 heeft ingestemd) het onder meer mogelijk om gasvelden die niet meer in productie zijn en door de vergunninghouder niet worden benut, maar waar nog wel een winningvergunning op rust, beschikbaar te stellen aan derden. Daarnaast vindt met mijnbouwondernemingen overleg plaats om in aanvulling op dit wetsvoorstel een procedure af te spreken op grond waarvan niet meer gebruikte gasvelden ter beschikking kunnen komen van derden. Ik zal de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Hierbij zal worden gekeken of dit instrument tot de gewenste resultaten leidt en door marktpartijen als effectief wordt beschouwd.

3. De motie Ten Hoopen c.s. spreekt ook over de wenselijkheid van vooraf vastgestelde, uniforme regels voor de financiële afdrachten over gasopslag. De Mijnbouwwet maakt het inderdaad mogelijk om aan een opslagvergunning een voorschrift te verbinden dat verplicht tot een financiële afdracht. Bij de vorig jaar ten behoeve van de opslag van gas verleende vergunningen voor Zuidwending en Bergermeer is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Ik onderken dat het van belang is dat marktpartijen weten welke voorschriften er aan een vergunning kunnen worden verbonden zodat zij daar bij hun investeringsbeslissing rekening mee kunnen houden. In het kader van de evaluatie van de Mijnbouwwet zullen daarom voorstellen aan uw Kamer worden gedaan die daarin voorzien.

De motie Ten Hoopen c.s. bepleit ook deelname van Energie Beheer Nederland B.V. (EBN) aan gasopslag. EBN heeft tot taak de haar in de Mijnbouwwet opgedragen publieke taken uit te voeren. Deelneming in gasopslag is voor EBN geen wettelijk opgedragen taak. Wel biedt de Mijnbouwwet EBN de ruimte om nevenactiviteiten te verrichten die nauw verwant zijn aan haar publieke taken, mits die de uitvoering van die taken niet belemmeren en die het algemeen belang van het energiebeleid dienen. EBN oordeelt daarom, als zij daarvoor door marktpartijen gevraagd wordt, in eerste instantie zelf over deelneming in een gasopslag. Uiteindelijk moet de minister van Economische Zaken met een dergelijke deelneming instemmen. Ik heb al eerder aan de Tweede Kamer meegedeeld dat ik dergelijke aanvragen welwillend zal beoordelen, als dat de gewenste totstandkoming van gasopslagen ondersteunt1.

Over installaties mag volgens de reguliere fiscale regels worden afgeschreven, maar niet versneld. Kussengas is echter een goed dat niet slijt, waardoor er binnen het Nederlandse fiscale stelsel niet over mag worden afgeschreven. Dat in Duitsland wel mag worden afgeschreven over kussengas, komt omdat het daar binnen het Duitse fiscale stelsel past.

Om investeringen in gasopslag te bevorderen is in het Verenigd Koninkrijk onlangs besloten een fiscale faciliteit voor kussengas te introduceren. Echter, ik vind het nu niet opportuun om (fiscale) steunmaatregelen voor investeringen in gasopslagen voor te stellen. Ik wil eerst de voorstellen van Gas Transport Services voor een (eventuele) tariefaanpassing afwachten omdat dit kan leiden tot een verlaging van tarieven waardoor de cashflow voor de investeerders verbetert. Ik ga er vooralsnog vanuit dat dit voldoende effectief is. Mede omdat in Nederland al plannen voor gasopslagen door marktpartijen worden ontwikkeld, acht ik de bovengenoemde maatregelen op dit moment voldoende geschikt als impuls voor investeringen in gasopslag.

3. Voorzien in de behoefte aan diversificatie

Zoals al eerder gememoreerd, zullen in de komende decennia de Nederlandse gasvoorraden afnemen en zal de import van gas toenemen. Hierdoor zal Noordwest-Europa steeds meer moeten worden voorzien van pijpleidinggas uit Rusland en Noorwegen en LNG uit andere delen van de wereld.

Het beleid is er op gericht de beschikbaarheid van voldoende gas op termijn te waarborgen door diversificatie in de energievoorziening en de gasaanvoer te bevorderen. Daarbij staat het streven naar diversificatie van leveranciers/bronnen centraal waarmee wordt voorkomen dat Nederland afhankelijk wordt van één type energie, land of bedrijf. Ook diversificatie van aanvoerroutes is van belang om beter bestand te zijn tegen mogelijke problemen met de doorvoer van gas door transitlanden.

Het maximaal benutten van onze nationale bodemschatten (het Groningenveld en de kleine velden) is een belangrijk onderdeel van de Gasrotonde. Het continueren van de rol van GasTerra als inkoper van het gas uit de kleine velden als onderdeel van het kleine-veldenbeleid blijft daarom essentieel.

In het kader van de veranderende positie van Nederland van netto-exporteur naar netto-importeur en de verdere ontwikkeling van de Gasrotonde acht ik tevens de aanwezigheid van een sterk handelshuis van belang. In dat verband ben ik bezig met het verkennen van verschillende opties waarbij ook gekeken wordt naar de toekomst van GasTerra.

Het kabinet geeft geen blauwdruk voor de gasmix van de toekomst. Zoals in het Energierapport 2008 is gesteld stelt de overheid de doelen en randvoorwaarden, stimuleert en regisseert. De markt investeert en bepaalt de gasmix, die waarschijnlijk rond 2030 zal zijn samengesteld uit onder andere de volgende componenten1:

Nederlands aardgas: het Nederlandse aardgas zal ook in 2030 de basis vormen voor de Nederlandse gasvoorziening. Volgens de huidige verwachtingen zal het Groningenveld vanaf rond 2030 jaarlijks ca. 15 miljard m3 (bcm) produceren en de kleine velden ongeveer 5 bcm oftewel gezamenlijk ongeveer 20 bcm.

Russisch gas: via de in ontwikkeling zijnde pijplijn Nord Stream zal op een directe wijze in de toekomstige Nederlandse vraag naar gas kunnen worden voorzien. Gasunie participeert in deze pijplijn.

LNG: gezien het belang van LNG voor Nederland spant de Nederlandse overheid zich in om initiatieven voor de bouw van LNG-faciliteiten zo goed mogelijk te faciliteren en ondersteunen. De afgelopen jaren heb ik drie ontheffingen van de toegangsregulering verleend aan respectievelijk Gate BV, 4Gas en Eemshaven2. Ten aanzien van de laatste twee initiatieven moeten de betrokken marktpartijen nog definitieve investeringsbeslissingen nemen. Het internationaal inkoopbeleid van energiebedrijven die een doorvoercontract hebben bij één van de LNG-installatiebeheerders richt zich op landen als Rusland, Algerije, Qatar, en Angola.

Noors gas: Naast Russische leveranties zal Noors gas een rol (blijven) spelen in de gasvoorziening.

Groen Gas: De productie van Groen Gas wordt gestimuleerd met de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE). Het Innovatieprogramma Nieuw Gas moet zorgen voor een kostendaling van de productie van Groen Gas uit vergisting en vergassing van biomassa.

2.2. De acties

In aanvulling op het eerder dit jaar ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en de Electriciteitswet 1998 heb ik drie uitdagingen geformuleerd voor de verdere uitbouw van de Gasrotonde, te weten: 1) de tijdige beschikbaarheid van transportcapaciteit, 2) flexibiliteit en 3) diversificatie.

In relatie tot deze uitdagingen zal ik de beleidsacties in het kader van de Gasrotonde intensiveren. Acties die ik, in de vorm van een meerjarig Programma Gasrotonde, samen met (markt)partijen wil uitvoeren3.

Sommige acties zijn een direct antwoord op deze uitdagingen. Andere dragen bij aan een stimulerende omgeving waarin bedrijven de kansen kunnen benutten die de Gasrotonde biedt. Werken aan de uitdagingen kan alleen samen met het bedrijfsleven, met als doel het bevorderen van marktwerking, integratie van de Noordwest-Europese gasmarkt, het realiseren van investeringen in transport- en gasopslagcapaciteit en het vermarkten en exporteren van kennis en innovaties op gasgebied. Aan diversificatie wordt gewerkt via een optimale benutting van de eigen energiebronnen, het voeren van gasdiplomatie en het stimuleren van internationaal ondernemen. Om de huidige unieke positie als gasland te blijven vervullen, moet ook worden gewerkt aan de verdere versterking van de kennisinfrastructuur.

Gezien het belang van de Gasrotonde voor Nederland zullen het beleid en de acties nauwlettend gevolgd worden.

1) Samen met het bedrijfsleven

Een goede afstemming van het beleid en de uitvoering daarvan tussen de Nederlandse overheid en de Nederlandse gassector vormt een belangrijke voorwaarde voor een efficiënte en effectieve implementatie van de Gasrotonde strategie. Dat is het voornaamste doel van het in het Energierapport 2008 aangekondigde en nog op te richten Overlegplatform Gasrotonde. Dit platform wordt geen formeel adviesorgaan maar dient als plek voor afstemming en voor het bespreken van nieuwe initiatieven en strategische vraagstukken tussen bedrijfsleven en overheid.

Het is de bedoeling dat het Overlegplatform Gasrotonde de verbindingsschakel vormt tussen activiteiten van de overheid en initiatieven van het bedrijfsleven en dat er in gezamenlijkheid uitvoering wordt gegeven aan het meerjarig programma Gasrotonde dat in deze brief wordt gepresenteerd. De overheid zal de behoeftes van het bedrijfsleven, die via het overlegplatform geïnventariseerd worden, meenemen in de beleidsvorming en in gesprekken met buitenlandse overheden naar voren kunnen brengen.

2) Bevorderen marktwerking en integratie Noordwest-Europese gasmarkt

De Nederlandse overheid heeft veel initiatieven genomen om de Noordwest-Europese gasmarkt verder te ontwikkelen. Ons land speelt een voortrekkersrol in het Pentalateraal Gas Platform en het Noordwest-Europese Gas Regional Initiative. In beide trajecten wordt door overheden, netbeheerders en toezichthouders gewerkt aan de integratie van de Noordwest-Europese gasmarkt. Deze lijn wordt de komende jaren met extra inspanningen en initiatieven voortgezet. Concreet wordt gewerkt aan een betere benutting van transportcapaciteit, het beter op elkaar aan laten sluiten van balanceringsregimes, het verbeteren van de marktkoppeling tussen lidstaten, het opzetten van gecoördineerde Open Seasons voor infrastructuur investeringen en het verbeteren van regionale samenwerking tussen netbeheerders met betrekking tot crisisbeheer.

Omdat de Gasrotonde niet aan de grens ophoudt, zal ik in het Pentalateraal overleg inzetten op een transparant reguleringsregiem dat investeringen die in het kader van de Noordwest-Europese leveringszekerheid nodig zijn ook daadwerkelijk kunnen plaatsvinden. Dit houdt rekening met het feit dat investeringen over de grens ook van belang kunnen zijn voor de Gasrotonde, bijv. wanneer ze bijdragen aan de Nederlandse leveringszekerheid en het goed functioneren van de markt.

3) Optimale benutting eigen energiebronnen

De Nederlandse overheid streeft ernaar dat zoveel mogelijk van de nog resterende Nederlandse gasvoorraden, inclusief de klein(st)e velden, worden opgespoord en geproduceerd om op deze manier onze positie als gasproducent zo goed mogelijk uit te nutten. In een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, dat op 8 september 2009 door de Tweede Kamer is aanvaard, heb ik voorgesteld door middel van een financiële maatregel een impuls te geven aan de opsporing en winning van aardgas in specifieke marginale velden offshore. Een goed mijnbouwklimaat zet bestaande en nieuwe mijnbouwbedrijven er toe aan om te investeren in mijnbouwactiviteiten in Nederland. Verder krijgt ingevolge dit wetsvoorstel de minister van Economische Zaken de middelen om delen van vergunningsgebieden waar de vergunninghouder geen (plannen voor) activiteiten ontwikkelt aan derden ter beschikking te stellen, zodat die gebieden door anderen actief benut kunnen worden. Een beoogd convenant tussen de minister van Economische Zaken en mijnbouwbedrijven, dat tegelijkertijd met de beoogde financiële stimuleringsmaatregel in werking moet treden, heeft eveneens ten doel dat verleende vergunningen uit hoofde van de Mijnbouwwet actief worden benut voor opsporings-, winnings- of opslagactiviteiten1.

4) Bevorderen van investeringen

Voor de investeringen die in het kader van de Gasrotonde dienen plaats te vinden, zijn bedrijven primair aan zet. De Nederlandse overheid moet wel continu bezien welke bijdrage zij kan leveren om een stimulerende omgeving te creëren waarin bedrijven de aanwezige kansen kunnen benutten. Daarbij is de overheid ook aan zet om, waar nodig in samenwerking met onze buurlanden, het regelgevende kader te bepalen waarbinnen dit kan plaatsvinden en ervoor zorg te dragen dat investeringen hierdoor niet worden belemmerd. Ik acht het tevens mijn taak er voor te zorgen dat deze investeringen, niet worden belemmerd door gebrek aan of trage besluitvorming aan overheidszijde. Een belangrijk instrument hierbij is de Rijkscoördinatieregeling voor energie-infrastructuurprojecten, met als doel deze projecten sneller te kunnen realiseren.

5) Voeren van een «Gasdiplomatie»

De « gasdiplomatie» van Nederland kent twee belangrijke dimensies:

Bilaterale gasdiplomatie: Binnen het diversificatiebeleid is gekozen voor meer focus op gasproducerende landen die op termijn belangrijk voor de Gasrotonde kunnen zijn. Binnen deze context heb ik landen als Algerije, Angola, Egypte en Qatar bezocht. Het gaat hier om landen die interessante mogelijkheden te bieden hebben voor Nederlandse inkopers van LNG. Ik zal deze lijn voortzetten en in mijn internationaal bilateraal beleid nog meer focussen op een «gasdiplomatie» en diversificatie van gasleveranciers. Dit beleid wordt in nauwe samenwerking gevoerd met mijn collega minister van Buitenlandse Zaken.

Multilaterale gasdiplomatie: Nederland speelt ook een actieve rol binnen organisaties als het International Energy Agency en het International Energy Forum. De laatste organisatie levert een belangrijke bijdrage aan een actieve en constructieve dialoog tussen gasproducerende-en consumerende landen. Daarnaast is Nederland waarnemer geworden bij het Gas Exporting Countries Forum (GECF). In dit forum participeren de belangrijkste gasexporterende landen1. Dit waarnemerschap stelt Nederland, als de belangrijkste gasexporteur binnen de Europese Unie, in staat om relevante internationale ontwikkelingen op het terrein van gas op de voet te kunnen volgen. Binnen dit forum zal de inbreng van Nederland zich richten op het bevorderen van een transparante en stabiele internationale gasmarkt en het bevorderen van de dialoog tussen gasproducerende en -consumerende landen.

6) Internationaal ondernemen

Gasrotonde-beleid is internationaal beleid. Bedrijven opereren over grenzen heen en op buitenlandse markten. Vaak hebben ze te maken met buitenlandse overheden die een cruciale rol spelen bij de exploitatie, productie en marketing van gas. Daarom wordt er ten aanzien van voor Nederland relevante gasproducerende landen nauw samengewerkt tussen het bedrijfsleven en de Nederlandse overheid. Dit beleid is er op gericht om de juiste randvoorwaarden te creëren zodat bedrijven de kansen benutten om gas te kunnen inkopen en te participeren in relevante gasprojecten. Daarnaast kunnen bedrijven en kennisinstellingen bestaande en toekomstige innovaties en daaruit ontstane kennis verder vermarkten en exporteren.

Economische relaties met relevante gasproducerende landen kunnen pas een duurzaam karakter krijgen indien de economische prioriteiten van deze landen een integraal onderdeel van de economische betrekkingen zijn. Hierdoor kan de «gasdiplomatie» zich ook richten op samenwerking op andere economische sectoren dan alleen energie (bijv. landbouw en water). Voor veel landen is wederkerigheid een belangrijk principe; kansen voor onze bedrijven om te investeren en te participeren in de gassector in hun land, moeten dus waar mogelijk gespiegeld worden in kansen voor bedrijven uit deze landen om in de Nederlandse sectoren te investeren. Een actief en transparant Nederlands investeringsacquisitiebeleid is daarom onderdeel van een effectieve «gasdiplomatie». Vanwege deze brede economische belangen is de Nederlandse overheid actief betrokken bij inkomende- en uitgaande bedrijvenmissies uit en naar relevante energielanden. Deze missies worden ondersteund via subsidieregelingen zoals 2getthere en de regeling Collectieve Promotionele Activiteiten (CPA).

De ontwikkeling van de Gasrotonde zal aan diverse Nederlandse industrieën en kennisinstellingen een positieve impuls geven. Het biedt ook kansen voor bijv. de toeleveringsindustrie voor de onshore- en offshore gassector om een sterker internationaal profiel te ontwikkelen en zodoende een betere internationale concurrentiepositie te krijgen. Nederland als aantrekkelijk vestigingsgebied voor bepaalde hoogwaardige industrieën (bijv. petrochemie) kan door de verdere ontwikkeling van de Gasrotonde ook aan belang winnen. Op deze nationale en internationale kansen voor ondernemen zal bewust en actief worden ingespeeld.

7) Versterken kennisinfrastructuur

Nederland is al 50 jaar lang één van de belangrijkste gasproducenten van Europa. Hierdoor beschikken we over een relatief sterke kennisinfrastructuur op gasgebied. In mijn visie dienen kennis, innovatie en valorisatie een cruciaal onderdeel te zijn van de Gasrotondestrategie, vooral in onze contacten met het buitenland. Via de Maatschappelijke Innovatieagenda Energie alsmede via de gebiedsgerichte economische agenda van Nederland Pieken in de Delta wordt al in Noord-Nederland ingezet op duurzaamheid en het genereren van economische activiteiten. Bezien zal worden hoe de verschillende thema’s als duurzaamheid, innovatie, valorisatie en de Gasrotonde nader met elkaar verknoopt kunnen worden. In dit kader heb ik onlangs een financiële bijdrage geleverd aan de oprichting van het programma EDGAR, een breed samenwerkingsverband van universiteiten, onderzoeksinstellingen en energiebedrijven gericht op gasonderzoek in brede zin.

De afgelopen jaren zijn er ook verschillende initiatieven door de private sector genomen om onze gaskennis beter te benutten en uit te breiden. Waar mogelijk ondersteunt de overheid dit soort initiatieven. Voorbeelden hiervan zijn: a) het Global Gas Network Initiative van o.a. Gasunie om experts die met pensioen zijn of binnenkort met pensioen gaan op projectbasis in binnen- en buitenland te kunnen blijven inschakelen en b) de mogelijke oprichting van een LNG expertisecentrum. Het laatste initiatief wordt ondersteund via het Maritiem Innovatieprogramma dat vanuit SenterNovem wordt aangestuurd.

Met de productie van groen gas en invoeding op het gasnet is de afgelopen jaren al enige ervaring opgedaan. Met het Innovatieprogramma Nieuw Gas wordt de kennisontwikkeling verder gestimuleerd en dit zal leiden tot een kostendaling van de productie en levering van groen gas. Op deze manier zal groen gas op den duur een rendabele economische activiteit moeten worden en zal dit op termijn kunnen leiden tot een steeds groter aandeel van gas met een niet-fossiele oorsprong in de energiemix.

8) Monitoren

In relatie tot de monitoringstaak heb ik vorig jaar december aan GTS de opdracht gegeven om jaarlijks een rapport Voorzieningszekerheid Gas samen te stellen. Het rapport vormt de input voor de jaarlijkse monitoring rapportage van de Nederlandse overheid aan de Europese Commissie op grond van de daarvoor geldende Europese richtlijnen. Als bijlage 2 bij deze brief treft u het eerste rapport Voorzieningszekerheid Gas 2009 aan.1

Het definiëren van ijkpunten en het monitoren ervan zal de komende tijd van cruciaal belang zijn. Op basis van monitoring zal moeten blijken of bijsturing of intensivering van de acties nodig is. Om in de toekomst de economische impact van de verdere uitbouw van de Gasrotonde te kunnen monitoren, zal ook een analyse worden gemaakt van de bijdrage van de Gasrotonde aan de Nederlandse economie. Naast het laten kwantificeren van de bijdrage aan de Nederlandse economie, zal ik laten onderzoeken hoe de positie van Nederland op de regionale en internationale gasmarkten zich ontwikkelt.

Overig

In deze brief heb ik aangegeven hoe ik om wil gaan met de elementen uit de motie Ten Hoopen c.s. over de gasrotonde. Een element dat ik nog niet heb geadresseerd betreft de fusietoets voor overnames van energiebedrijven omdat dit veel breder reikt dan alleen de gassector. De Commissie Kist heeft ook het Rijk gevraagd te bezien of aanvullend concentratietoezicht wenselijk is, met name indien de overnemende partij onder buitenlandse politieke invloed staat. Ik heb het afgelopen jaar met uw Kamer veel gesproken over de borging van publieke belangen in strategische sectoren. Ik wil benadrukken dat primair de publieke belangen in Nederland worden geborgd via aanvullende sectorale wet- en regelgeving, ongeacht of het hierbij gaat om binnenlands of buitenlands eigendom. Mijn overkoepelende conclusie luidt dat de publieke belangen in de energiesector goed geborgd zijn. Wel acht ik het van belang om ook in de toekomst een concurrerende markt met voldoende solide en betrouwbare spelers te waarborgen. Specifiek voor de energiesector is nu in het kader van het derde pakket een zogenaamde «level playing field clausule» aangenomen die lidstaten de mogelijkheid biedt om overnames te toetsen en bij een reëel risico voor het openbaar belang te blokkeren. De Europese Commissie zal haar goedkeuring moeten geven aan voorgenomen maatregelen teneinde de uniformiteit van het Europese mededinging- en energiebeleid te bewaken. Momenteel wordt gewerkt aan de uitwerking en implementatie van deze clausule in nationale wetgeving. Ik zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren.

Tot slot

De ontwikkeling van Nederland tot spil van de Noordwest-Europese Gasrotonde is een lange termijn project dat actieve betrokkenheid vereist van zowel overheid als marktpartijen. De omstandigheden van Nederland zijn gunstig voor het vervullen van een centrale rol in de regionale gasmarkt van Noordwest-Europa. In deze brief heb ik aangegeven hoe ik deze kansen wil benutten, voor welke uitdagingen we staan en welke acties ondernomen zullen worden. Zoals ik in de inleiding gesteld heb geef ik met deze brief invulling aan de wens van uw Kamer om maatregelen te nemen om de Gasrotonde verder te ontwikkelen.

Om u over de stand van zaken met betrekking tot de Gasrotonde te blijven informeren, zal ik om de twee jaar een voortgangsrapportage Gasrotonde naar uw Kamer sturen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Tweede Kamer, Handelingen 2008–2009, nr. 15, pag. 1093.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 XIII, nr. 44.

XNoot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
4

Brief van de minister van Economische Zaken, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 023, nr. 22.

XNoot
5

Energierapport 2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 510, nr. 1.

XNoot
1

De huidige Nederlandse gasproductie van ongeveer 80 miljard m3 (bcm) in 2008 zal de komende decennia verminderen. Gebaseerd op de huidige prognoses zal de productie van het Groningenveld rond 2030 ongeveer 15 bcm per jaar bedragen en dat van de kleine velden minder dan 5 bcm oftewel gezamenlijk ongeveer 20 bcm. De Nederlandse binnenlandse vraag naar gas zal zich de komende decennia stabiliseren op 45 a 50 bcm per jaar. Daarmee wordt Nederland op termijn netto importeur van gas. Deze omslag zal naar verwachting rond 2025 plaatsvinden. De prognose van de conventionele gasproductie in Nederland loopt door tot 2070, maar het gaat hier om een beperkte productie. Een mogelijke nieuwe ontwikkeling is de winning van zogenaamde onconventionele reserves. In Nederland wordt hier naar gekeken (shallow gas en tight gas). Een aantal maatschappijen heeft inmiddels vergunningen aangevraagd voor de winning van deze onconventionele reserves. Onconventioneel gas is technisch lastig en slechts tegen zeer hoge kosten te winnen en sommige vormen van onconventioneel gas zijn slechts te winnen met behulp van een groot aantal putten (shale gas). Dit laatste is gezien het dichtbevolkt karakter van ons land een lastige opgave. Op het terrein van onconventionele reserves moet verder onderzoek en exploratieresultaten afgewacht worden voordat er met enige zekerheid iets gezegd kan worden over het potentieel voor eventuele extra gasproductie in de toekomst.

XNoot
1

De Title Transfer Facility (de TTF) is een virtuele marktplaats waar Gas Transport Services BV (GTS) aan marktpartijen de mogelijkheid biedt om gas dat al in het GTS-systeem aanwezig is («entry-paid gas») over te dragen aan een andere partij. Via de TTF kan gas, dat via een entrypunt is ingebracht in het landelijk gastransportnet en voordat het op een exitpunt het landelijk gastransportnet verlaat, gemakkelijk van eigenaar wisselen.

XNoot
2

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG; Brussel, 16 juli 2009; COM(2009) 363 definitief.

XNoot
1

Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad, «Een Europees economisch herstelplan», Brussel, 26 november 2008; COM(2008) 800 definitief.

XNoot
1

Zie interview met CEO APX op www.apxgroup.com/uploads/Corporate_Files/APX_Quarterly/APX_Quarterly_2009–1.pdf

XNoot
2

Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 904, nr. 1–3.

XNoot
1

Staatscourant 11 juli 2008, nr. 132.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 479, nr. 2.

XNoot
1

Zie schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Economische Zaken voor het jaar 2009 (31 700 XIII) en van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2009 (31 700 D).

XNoot
1

In relatie tot gas dat wordt gewonnen (incl. geïmporteerd LNG) én opgeslagen wordt in de motie Ten Hoopen c.s. gesteld dat maar één keer belasting dient te worden geheven. Over in Nederland geproduceerd gas worden mijnbouwafdrachten geheven. Als dit gas wordt opgeslagen in een gasopslag en vervolgens wordt teruggehaald, dan worden over het teruggehaalde gas niet nogmaals mijnbouwafdrachten geheven. Immers er is bij onttrekking uit een opslag geen sprake meer van gasproductie. Over in Nederland geproduceerd gas wordt dus eenmaal geheven. Over geïmporteerde LNG wordt niet geheven omdat dit gas niet in Nederland is geproduceerd en daarom zijn er geen productieheffingen verschuldigd. Er is dus geen sprake van dubbele belastingheffing.

XNoot
2

Het gaat hier om terminals met een geplande capaciteit van respectievelijk: 12 bcm (uitbreidbaar tot 16 bcm), 9 bcm (uitbreidbaar tot 18 bcm) en nogmaals 12 bcm. Een deel van dit vloeibaar gas zal verder in Noordwest-Europa worden verhandeld en in de ons omringende landen worden afgezet.

XNoot
3

Zie voor een schematische weergave van de acties in het kader van het Programma Gasrotonde bijlage I.

XNoot
1

Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 479, nr. 6.

XNoot
1

Leden van het GECF zijn Rusland, Iran, Qatar, Algerije, Bolivia, Brunei, Egypte, Equatoriaal Guinee, Libië, Maleisië, Nigeria, Trinidad en Tobago en Venezuela. Net als Nederland zijn Noorwegen en Kazachstan waarnemer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven