28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 213 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 april 2019

Met deze brief doe ik uw Kamer de concept-Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) toekomen met de bijbehorende nota van toelichting1, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 7 januari 2019 (Kamerstuk 28 973, nr. 206).

In het regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd om gezondheids- en leefomgevingsrisico’s in gebieden met een hoge veedichtheid te verminderen. Hiervoor is € 200 miljoen gereserveerd. Dit sluit aan bij mijn inzet op een transitie naar een duurzame veehouderij, in het kader van mijn visie op de kringlooplandbouw (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5).

Ketenpartijen uit de Coalitie Vitalisering Varkenshouderij geven samen met mij de verduurzamingsopgave voor de varkenshouderij vorm, gericht op een vitale varkenshouderij. Dit vraagt bijvoorbeeld om een omslag naar integraal duurzame en emissiearme bedrijfssystemen waarbij schadelijke emissies uit stallen (ammoniak, methaan, geur en fijnstof) brongericht en preventief worden voorkomen. Tegelijkertijd vindt een zogeheten warme sanering plaats, waarbij ik samenwerk met deze ketenpartijen, provincies (Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Utrecht) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Ik heb uw Kamer eerder bericht (Kamerstuk 28 973, nr. 200) dat ik met betrokken partijen een gecombineerde aanpak langs twee sporen overeen ben gekomen in een Hoofdlijnenakkoord (HA). Het eerste spoor ziet op het op korte termijn verminderen van de geuroverlast door varkensbedrijven in veedichte gebieden door het definitief en onherroepelijk beëindigen van varkenshouderijlocaties of -bedrijven. Daarmee kan de regeling potentieel bijdragen aan het vinden van oplossingen voor de geurproblematiek waarover de Commissie Biesheuvel een advies heeft uitgebracht, waarover uw Kamer recent is geïnformeerd door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterschap (IenW) (23 april 2019). De sanering van de varkenshouderij wordt vormgegeven in een subsidieregeling (hierna: Srv). Hiervoor is € 120 miljoen gereserveerd. Deze sanering heeft naast de vermindering van geuroverlast onder meer ook een effect op de vermindering van broeikasgassen in de varkenshouderijsector en levert daardoor een bijdrage aan de klimaatopgave. Het tweede spoor ziet op de ontwikkeling van en investeringen in nieuwe stal- en houderijsystemen en geldt breder dan de varkenssector. In totaal is voor innovaties en brongerichte verduurzaming een besteding van € 60 miljoen voorzien, waarvan € 40 miljoen voor de varkens-, € 15 miljoen voor de pluimvee- en € 5 miljoen voor de melkgeitenhouderij. Daarnaast is € 12 miljoen voor de uitvoering van beide sporen gereserveerd en is zoals ik uw Kamer per brief van 7 juli 2018 heb medegedeeld, € 8 miljoen gereserveerd voor verschillende flankerende maatregelen in het kader van de Wet verbod pelsdierhouderij (Kamerstuk 28 973, nr. 200).

Hieronder treft u een toelichting aan op de inhoud van de genoemde saneringsregeling Srv en het vervolgproces. Tenslotte geef ik aan wat er aan flankerend beleid door de decentrale overheden is voorzien.

Inhoud concept-Srv

In mijn eerder genoemde brief van 7 januari jl. (Kamerstuk 28 973, nr. 206) bent u geïnformeerd over de hoofdlijnen en uitgangspunten van de Srv. Deze zijn in overleg met de partijen bij het HA nader uitgewerkt. Onderstaande wordt kort ingegaan op de inhoud van de concept-Srv. Voor een nadere uitleg verwijs ik u naar de toelichting die als bijlage bij deze brief is gevoegd.

Varkenshouders en gemengde bedrijven met een varkenstak die gelegen zijn in concentratiegebied Zuid of Oost (conform de afbakening in de Meststoffenwet), die hun bedrijf of een locatie van hun bedrijf willen beëindigen en die geuroverlast veroorzaken op woningen in een straal van 1.000 meter rond de varkenshouderijlocatie, kunnen in aanmerking komen voor een subsidie.

Uitsluitend varkenshouderijen die daadwerkelijk hebben geproduceerd en die in de laatste vijf jaar vóór de sluiting onafgebroken zijn gebruikt, kunnen in aanmerking komen voor een subsidie. Deelnemers aan de zogenaamde stoppersregeling van het Actieplan Ammoniak Veehouderij, het landelijk gedoogbeleid bij het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij, komen niet in aanmerking voor een subsidie; dit is mede in het licht van staatssteunkaders: bedrijven die al (moeten) gaan stoppen, kunnen hiervoor geen subsidie (meer) ontvangen.

Aanvragen voor een subsidie zullen gerangschikt worden op de mate van geurbelasting op woningen in een straal van 1.000 meter rond de veehouderijlocatie, uitgedrukt in een zogenaamde geurscore. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten van de Wet geurhinder en veehouderij en de Regeling geurhinder en veehouderij. Varkenshouderijlocaties die de hoogste geurscore hebben komen – in geval het beschikbare budget van € 120 miljoen ontoereikend is om alle aanvragen toe te wijzen – als eerste in aanmerking voor een subsidie. Alleen varkenshouderijlocaties die ten minste een bepaalde geurscore (drempelwaarde) hebben, komen in aanmerking voor subsidie. Anders zou subsidie worden verstrekt voor het beëindigen van varkenshouderijlocaties die geen of slechts een zeer beperkte geurimpact op hun omgeving hebben.

Op grond van de voorwaarden uit de Europese staatssteunkaders2 moet geborgd worden dat de beëindiging een definitief en onherroepelijk karakter heeft; dit wordt nader omschreven in de toelichting. De varkenshouder die een subsidie ontvangt, zal een aantal stappen moeten zetten. Het betreft deels maatregelen die direct samenhangen met de bedrijfsvoering: het afvoeren van de varkens, het leeghalen van de mestkelders en het laten doorhalen van het varkensrecht. Andere maatregelen zien op het bestendigen van de bedrijfsbeëindiging: het laten intrekken van de omgevingsvergunning, het in gang zetten van een wijziging van het bestemmingsplan, het zich contractueel verbinden aan het blijvende karakter van de sluiting van de productielocatie en het slopen van de voor de varkenshouderij gebruikte gebouwen op die locatie.

Ondernemers die in aanmerking komen voor een subsidie ontvangen:

  • Een marktconforme vergoeding voor de in te leveren en definitief door te halen varkenseenheden (het varkensrecht), gedifferentieerd naar concentratiegebied Zuid en Oost; en

  • Een vergoeding voor het waardeverlies van hun varkensstallen.

Om de kans op een marktverstorende werking van de regeling tot een minimum te beperken, zal de hoogte van de marktconforme vergoeding die varkenshouders ontvangen voor het door te halen varkensrecht (uitgedrukt in varkenseenheden) enkele dagen voorafgaande aan de openstelling vastgesteld worden op basis van de dan geldende marktprijs.

De situatie in de Nederlandse praktijk is dat een varkenshouder niet het gehele varkensrecht dat op zijn bedrijf rust in eigendom hoeft te hebben, maar deels ook gebruik maakt van varkenseenheden die worden geleased van derden. Deze geleasede varkenseenheden kunnen niet worden ingeleverd om te worden doorgehaald, omdat ze niet in eigendom zijn. Daarom wordt niet vereist om alle varkenseenheden in te leveren. Het is voldoende dat de varkenshouder tenminste 80% inlevert van het varkensrecht dat nodig was voor het aantal varkens dat in 2018 op de productielocatie is gehouden. Het staat varkenshouders overigens vrij om (tegen marktconforme vergoeding) meer dan het minimum van 80% van het varkensrecht te laten doorhalen.

De vergoeding voor het waardeverlies van de varkensstallen is opgebouwd uit het subsidiepercentage en de gecorrigeerde vervangingswaarde van de varkensstallen. De gecorrigeerde vervangingswaarde per vierkante meter is de nieuwbouwwaarde van een varkensstal, gecorrigeerd met een factor wegens veroudering. De vervangingswaarde (nieuwbouwwaarde) is gebaseerd op de in de KWIN Veehouderij3 opgenomen normbedragen voor nieuwbouw van een vleesvarkens- en zeugenstal. De vervangingswaarde zoals gebruikt in deze regeling is op advies van een werkgroep bestaande uit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, DLV Advies en de Coalitie Vitalisering Varkenshouderij (CoViVa) en na afstemming met de partijen bij het HA vastgesteld op € 470,– per m2 voor zowel vleesvarkens- als zeugenstallen.

KWIN Veehouderij hanteert verschillende fiscale afschrijvingstermijnen voor de romp (40 jaar), de afbouw (20 jaar) en de inrichting (10 jaar) van de stal. De leeftijd van de romp van de stal is bepalend voor de correctie op de vervangingswaarde. Als gevolg van de periodieke herinvestering in afbouw en inrichting bedraagt de waarde van een varkensstal na de fiscale afschrijvingstermijn van 40 jaar in de praktijk geen nul. In het kader van de Srv wordt uitgegaan van een actuele verkoopwaarde van 20% van de vervangingswaarde na de fiscale afschrijvingstermijn van 40 jaar. Voor een overzicht van de gecorrigeerde vervangingswaarde bij verschillende leeftijden van een stal verwijs ik naar de tabel in bijlage 3 van de Srv.

Een systematiek waarbij gerekend wordt met een forfait voor de vervangingswaarde per vierkante meter staloppervlakte is eenvoudig, eenduidig en transparant en maakt het voor varkenshouders die overwegen zich aan te melden voor de Srv mogelijk om zelf, aan de hand van gegevens over de leeftijd en oppervlakte van de eigen varkensstallen, vooraf een berekening te maken van de vergoeding voor het waardeverlies. Daarnaast wordt door de forfaitaire aanpak ook in de uitvoering van de Srv efficiëntie bereikt.

Voor het vaststellen van de hoogte van het subsidiepercentage is gezocht naar een juiste balans tussen enerzijds doeltreffendheid en anderzijds doelmatigheid. Hiertoe heeft Wageningen Economic Research (WEcR) een aantal scenario’s doorgerekend, gebruikmakend van de gegevens over praktijkbedrijven uit het Bedrijven Informatie Net (BIN). In die scenario’s is onderzocht hoe hoog de subsidie (voor varkensrechten en voor het waardeverlies van de stallen) moet zijn om enerzijds voldoende varkenshouders over te halen deel te nemen aan de subsidieregeling (doeltreffendheid) en anderzijds te borgen dat de subsidie in verhouding staat tot de door de begunstigde van de subsidie te leveren tegenprestatie (doelmatigheid). Op basis van de uitkomsten van de studie van WEcR en in afstemming met de partijen van het HA is het subsidiepercentage vastgesteld op 65%.

Proces

Op 20 februari jl. hebben de partijen van het HA in een bestuurlijk overleg ingestemd met de concept-Srv.

De concept-Srv zal in april 2019 voor publieke (internet)consultatie worden aangeboden en tegelijkertijd zal ik dit concept voorleggen aan de Europese Commissie (EC) voor de noodzakelijke staatssteuntoets. Publicatie van de definitieve Srv is voorzien voor juni 2019, hetgeen echter afhankelijk is van de vraag of de staatssteungoedkeuring voor die tijd is verkregen. Uiteraard doe ik uw Kamer de definitieve Srv toekomen.

Aanmelding voor de Srv is vrijwillig. Varkenshouders kunnen zich aanmelden om subsidie te ontvangen voor de definitieve beëindiging van hun bedrijf(slocatie), mits zij (gaan) voldoen aan de gestelde voorwaarden. Dit vergt een goede afweging van de varkenshouders omtrent deelname en een zorgvuldig proces, waaronder voldoende tijd voor voorbereiding. Daarvoor zijn bijvoorbeeld gesprekken met adviseurs en gemeenten nodig, die ondersteunende instrumenten kunnen bieden. Er is daarom gekozen voor een termijn van circa twee maanden tussen publicatie en openstelling van de Srv en voor een openstelling van een periode van 6 weken per 15 augustus 2019.

Om vroegtijdig de doelgroep zoveel als mogelijk te informeren is een communicatieaanpak afgesproken, waar gemeenten, betrokken provincies en de sectorpartijen bij aangesloten zijn. Het is van belang dat deze partijen gezamenlijk betrokken en verantwoordelijk zijn voor de communicatie.

Intussen is op rijksoverheid.nl een webpagina geopend waarop steeds de meest actuele informatie over de regeling zal verschijnen4, om zo de doelgroep en geïnteresseerden toegankelijk op de nieuwste stand der dingen te wijzen.

Flankerend beleid

Voor een succesvolle aanpak van de sanering van varkenshouderijen is meer nodig dan alleen een subsidieregeling. Voor een effectieve en efficiënte aanpak hebben decentrale overheden zich gecommiteerd om zorg te dragen voor flankerend beleid (Kamerstuk 28 973, nrs. 200 en 206). Iedere varkenshouder is anders en bevindt zich in eigen unieke omstandigheden. Iedere varkenshouderijlocatie kent zijn eigen uitdagingen en kansen. De ondersteunende maatregelen en instrumenten van provincies en gemeenten vragen om die redenen om maatwerk.

Maatregelen en instrumenten bestaan onder andere uit ondersteuning van varkenshouders die overwegen deel te nemen aan de Srv. Daarvoor zijn netwerken opgericht, waarbij ook omgevingsdiensten betrokken zijn. In de gemeenten van de concentratiegebieden Zuid en Oost zijn aanspreekpunten benoemd. Ondernemers kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van adviesvouchers, directe advisering door ervencoaches en keukentafelgesprekken ten behoeve van hun bedrijfskeuze en wat de mogelijkheden vanuit de provincie en gemeenten zijn. Dergelijke netwerken zijn bijvoorbeeld actief in de Brabantse gemeenten Reusel-De Mierden, Sint Antonis en Cranendonk. In Gelderland wordt gebruik gemaakt van de FoodValley-structuur, de Achterhoekboard en het samenwerkingsverband Berkelland, terwijl in Overijsel het concept van «Toekomstgerichte erven» de spil vormt. Utrecht is aangesloten bij FoodValley en in overleg met de gemeenten Renswoude, Rhenen en Veenendaal. In Limburg werken de zes belangrijkste «Intensieve Veehouderij gemeenten» intensief samen.

De vijf betrokken provincies hebben ieder afzonderlijk instrumenten tot hun beschikking die bij kunnen dragen aan de bekostiging van sloop en asbestsanering. Inzet van die instrumenten is maatwerk en zal in nauw overleg met (potentiële) deelnemers aan de regeling tot invulling moeten komen.

Tot slot wil ik de betrokken partijen danken voor de constructieve wijze waarmee is (samen)gewerkt aan het saneringsspoor. We houden samen de vinger aan de pols over de voortgang. Dezelfde partijen zijn op dit moment ook met veel inzet doende om het genoemde verduurzamingsspoor uit te werken; uw Kamer zal hierover in het voorjaar worden geïnformeerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (2014/C 204/01)

X Noot
3

Kwantitatieve Informatie Veehouderij (KWIN) 2017–2018, Wageningen Livestock Research.

Naar boven