28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 184 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2016

Met een duurzame veehouderij wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan eerlijker, natuurlijker en beter eten. Mijn ambitie is een veehouderij, die met behoud van concurrentiekracht produceert en dit doet met respect voor mens, dier, natuur en milieu. Deze ambitie wordt gedeeld door alle direct betrokkenen. De Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij1 is hiervan het bewijs.

De deelnemende partijen2, waaronder de rijksoverheid, hebben samen 15 duurzaamheidsambities geformuleerd op diverse duurzaamheidsthema’s, waaronder energie, klimaat, milieu, dierenwelzijn, diergezondheid, biodiversiteit en water. Door deze partijen is de afgelopen jaren veel in gang gezet.

Tegelijkertijd is er maatschappelijke onrust over de gevolgen van veehouderij voor volksgezondheid, milieu, dierenwelzijn, biodiversiteit en leefbaarheid. Politiek en maatschappelijk is er dan ook de wens om meer tempo te maken in het verduurzamen van de veehouderij. Met name in de vee-rijke gebieden met grote aantallen dieren en veel stallen staat het maatschappelijk draagvlak onder druk. De Nederlandse veehouderij staat voor de grote uitdaging om duurzame producten met een hoge kwaliteit te leveren voor de binnenlandse markt en de exportmarkt. De vraag is hoe in deze context de verduurzaming kan worden versneld. Hierbij is de hele keten, inclusief de consument, aan zet.

Ik heb de Sociaal-Economische Raad (SER) daarom gevraagd hierover advies uit te brengen. De SER heeft daartoe een commissie Versnelling verduurzaming van de veehouderij, onder leiding van de heer Nijpels, ingesteld. De Commissie heeft op 25 oktober jl. zijn advies «Versnelling duurzame veehouderij3» (hierna: het SER-advies) opgeleverd met aanbevelingen (Kamerstuk 28 973, nr. 182). In deze brief informeer ik uw Kamer hoe ik met dit advies om wil gaan.

SER-advies «Versnelling duurzame veehouderij»

Het SER-advies herkent bovengenoemde zorgen over de gevolgen van veehouderij voor volksgezondheid, milieu, dierenwelzijn, biodiversiteit en leefbaarheid. Het advies pleit voor een steviger regie op de verduurzaming per keten en een centrale regisseur die over ketens heen partijen aanspreekt op resultaten. Krachtige coördinatie ziet de SER als voorwaarde voor een versnelling van de verduurzaming. De 15 ambities voor de verschillende duurzaamheidsthema’s, geformuleerd in het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV)4, vormen de stip op de horizon. Deze thema’s dienen per keten verder geconcretiseerd en opgepakt te worden. Daarnaast bevat het advies zes aanbevelingen voor de uitvoering van de versnelling:

  • 1. Versterk de voorhoede

  • 2. Versnel verduurzaming met maatwerk

  • 3. De hele keten activeren

  • 4. Veehouderij als producent van mineralen en organische stof

  • 5. Veehouder midden in de maatschappij

  • 6. Financiering als sleutel voor versnelling

Ik vind dat het SER-advies een aantal belangrijke voorwaarden voor succes benoemt. Daarmee biedt het advies aangrijpingspunten voor een aanpak gericht op de gewenste versnelling. Met een aantal aanbevelingen ga ik aan de slag of ben ik reeds mee bezig. Daarnaast is een aantal aanbevelingen gericht aan andere partijen en een aantal dient nader te worden uitgewerkt door de regisseur in samenspraak met de betrokken partijen. Het is bovendien een taak voor de regisseur om te bewerkstelligen dat er synergie ontstaat tussen de verschillende activiteiten.

Hieronder ga ik in op de verschillende onderdelen van het advies.

Regisseur

Een sterke regie en coördinatie is een kernpunt van het advies. Ik onderschrijf het belang daarvan. Daarom wil ik in het eerste kwartaal van 2017 een regisseur benoemen die op breed draagvlak kan rekenen. Daarover ben ik in overleg met de partijen van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, de Alliantie Verduurzaming Voedsel en de verschillende sectoren. Deze regisseur moet samen met de veehouderijsectoren en andere betrokkenen, zoals banken, overheden en maatschappelijke organisaties, een platform inrichten om de verduurzaming van de veehouderij aan te jagen.

Onder leiding van de regisseur zal in beeld worden gebracht hoe ver de sectoren zijn op het pad van verduurzaming. Om dit meetbaar te maken zullen de 15 ambities van de UDV verder worden geconcretiseerd. Het resultaat wordt een 0-meting per sector die de basis vormt voor het verdere traject en tegelijkertijd benchmarking tussen verschillende sectoren mogelijk maakt. Hier moet een stimulerende werking van uit gaan. Door de ambities van de UDV als uitgangspunt te nemen, deze te concretiseren, te monitoren en te benchmarken, onder leiding van de regisseur, kan het traject van de UDV hierin opgaan. Dat wil ik zo ook met de partners van de UDV bespreken.

Ik onderschrijf het advies van de SER om per sector daadkrachtige versnellingsagenda’s met doelen, transitiepaden en benodigde financiële middelen op te stellen. Sectoren zijn hier zelf primair aan zet. Daarvoor kan men gebruik maken van de verduurzamingsplannen5 die de sectoren reeds hebben opgesteld. De UDV-ambities worden onder aanvoering van de regisseur en het platform iedere twee jaar gemonitord via de Monitor duurzame veehouderij. Hiermee wordt de voortgang per sector transparant. Dat maakt het mogelijk de sectoren aan te spreken op de resultaten of het uitblijven hiervan.

Versterk de voorhoede

Ik onderschrijf de aanbeveling van de SER om de voorhoede te versterken. De overheid stimuleert de voorhoede van het bedrijfsleven al met diverse instrumenten onder andere fiscale stimulansen en borgstellingsinstrumenten. Hiervoor komen ondernemers in aanmerking als zij voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV). De eisen van de MDV worden jaarlijks aangescherpt. Ook het topsectorenbeleid stimuleert koplopers die willen innoveren. De Kennis- en innovatieagenda 2016–2019 bevat hiervoor de roadmap duurzame veehouderij en een brede portefeuille aan PPS-projecten. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor groenfinanciering via de banken. De regisseur moet met partijen bekijken hoe privaat en publiek geld gerichter is in te zetten voor de versnelling van de verduurzaming. Nederland kan daarmee haar koploperspositie op het gebied van duurzaamheid verder uitbouwen.

In oktober 2016 hebben de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV) en de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) het netwerk MeatNL opgezet6. Het doel van dit netwerk is om de ontwikkeling van duurzame vleesconcepten en de afzet van vlees uit deze marktconcepten te versnellen. In de ketens ontstaan veel nieuwe concepten en initiatieven, maar de partijen kunnen elkaar niet altijd makkelijk vinden.

MeatNL richt zich daarom vooral op het verbinden van partijen in de ketens, het verspreiden van kennis en het signaleren en agenderen van kansen en knelpunten in beleid. Binnen MeatNL financiert het Ministerie van EZ voor vier jaar een ketenmanager, die een groot deel van de activiteiten binnen het netwerk op zich neemt.

Maatwerk en activeren van de hele keten

De SER constateert dat de problemen op het gebied van duurzaamheid en de economische problemen in sectoren deels gelijkenis vertonen. Er zijn echter ook grote verschillen. Dit rechtvaardigt maatwerk per sector. Dit moet zichtbaar worden in de eerder genoemde versnellingsagenda per sector. Daarbij is het belangrijk dat partijen in de keten samen optrekken, samen verantwoordelijkheid nemen en samen aan verduurzaming werken en ervaringen delen. Uiteindelijk heeft ook de consument een rol; die moet een eerlijke prijs voor duurzamere dierlijke producten betalen. Per sector moet worden bezien hoe regie hierop kan worden vormgegeven. Ik vraag de sectoren (ketens) zelf om op basis van het SER-advies hiervoor een voorstel te doen, waarbij voortgebouwd kan worden op de al bestaande keteninitiatieven.

De veehouderij als producent van mineralen en organische stof

De aanbeveling van de SER om mest te zien als grondstof en niet als afvalstof past in het streven van het kabinet naar een circulaire economie. Op dit moment loopt al een aantal trajecten. In het Actieplan vitalisering varkenshouderij is een aanpak uitgewerkt voor mestverwerking en mestverwaarding (Kamerstuk 28 973, nr. 180). Onder regie van de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) worden zes à zeven regiobedrijven opgericht die de mestafzet van collectieven van varkenshouders gaan kanaliseren. In het kader van het actieplan wordt ook gewerkt aan de oprichting van een Nationaal Coördinatiecentrum voor Mestverwerking. Daarnaast voert het kabinet gesprekken met de Europese Commissie om te komen tot mogelijkheden om producten uit dierlijke mest te gebruiken als kunstmestvervanger. Er is conform de motie Jacobi c.s. (Kamerstuk 34 300 J, nr. 26) reeds overleg met de waterbeheerders en de veehouderijsectoren over de harmonisatie van lozingseisen van mestverwerkingsinstallaties. Uitvoering van deze harmonisatie maakt onderdeel uit van de «Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater» waarover de Minister van Infrastructuur en Milieu uw Kamer per brief van 7 november 2016 heeft geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 379). Tot slot noem ik de pluimveesector, die al ver gevorderd is met het verwaarden van mest. Kortom, er gebeurt veel en dit moet worden voortgezet. Ik vraag daarom de regisseur en het platform aan te geven wat nodig is om deze transitie naar een circulaire economie te versnellen.

De veehouder midden in de maatschappij

Verduurzaming van de veehouderij zal bijdragen aan meer maatschappelijk draagvlak en vertrouwen. De SER benoemt transparantie als voorwaarde voor vertrouwen. De eerder genoemde monitoring en benchmarking kan dit ondersteunen. Het is ook van belang, dat veehouders in dialoog zijn met hun omgeving. Een mooi voorbeeld daarvan is dat steeds meer veehouders een «zichtstal» inrichten, waardoor mensen met eigen ogen kunnen zien wat in de stal gebeurt. Het belang dat de SER hecht aan een goede regionale dialoog onderstreep ik.

De SER pleit ook voor betere handhaving door de overheden. Ik onderschrijf het belang van goede handhaving en goed toezicht. Het begint bij veehouders, voerleveranciers, transporteurs, slachterijen, verwerkende industrie en detailhandel die de wet- en regelgeving moeten naleven en in hun eigen kwaliteitssystemen moeten borgen. Dat is de basis voor maatschappelijk vertrouwen. Handhaving en toezicht vormen vervolgens een risico-gebaseerd sluitstuk.

Financiering als sleutel voor versnelling

De SER concludeert dat voor de uitvoering van de genoemde aanbevelingen kosten zijn verbonden. Het is belangrijk dat de ambitie wordt afgestemd op de middelen die beschikbaar kunnen worden gemaakt, zowel privaat als publiek. De SER geeft zelf aan dat zij binnen het tijdsbestek van het advies niet aan een verdere uitwerking van de financieringsvraag is toegekomen. Voor een belangrijk deel betreft het private financiering die marktpartijen zelf moeten opbrengen. Het is aan de regisseur en aan partijen in het platform om deze aanbeveling van de SER verder op te pakken en uit te werken, gekoppeld aan inhoudelijke voorstellen voor versnelling. Daar waar dat rijksmiddelen vergt, die nu niet beschikbaar zijn, is het aan een volgend kabinet om daar een koers op te bepalen.

Tot slot

Verduurzaming gaat niet vanzelf, mede door de nodige dilemma’s en uitdagingen. De afgelopen jaren hebben dat ook uitgewezen. Bij het opstellen van de uitvoeringsagenda moeten de regisseur en het ondersteunende platform hiermee rekening houden en naar antwoorden zoeken. Het gaat onder andere om de volgende vragen:

  • Verduurzaming leidt vaak tot een kostenstijging. Hoe kan verduurzaming worden «vermarkt» zowel voor de binnenlandse markt als de export, zodat tegenover hogere kosten ook hogere opbrengsten staan?

  • In vergelijking met andere schakels in de keten (veevoerindustrie, slachterijen, verwerkers, retail) hebben veehouderijbedrijven gemiddeld gezien een laag rendement. Hoe creëren we een nieuwe situatie waarin de opbrengsten voor duurzamere producten bij alle partijen in de keten terecht komen?

  • De samenleving stelt eisen aan de veehouderij. Hoe kunnen consumenten gemotiveerd worden om hun verantwoordelijkheid voor verduurzaming in hun koopgedrag te nemen?

  • Duurzamer geproduceerde dierlijke producten kunnen alleen tegen betaalbare prijzen worden verkocht als ook de overige producten van een dier die we in Nederland (nog) niet eten kunnen worden verwaard (vierkantsverwaarding). Hoe kunnen we ook die overige producten beter verwaarden?

  • In bepaalde sectoren wordt vernieuwing en innovatie geremd, doordat er spanning is tussen achterblijvers en voorlopers. Bij achterblijvers heerst angst dat voorlopers die vernieuwingen of innovaties doorvoeren bijdragen aan nieuwe en hogere normen. Hoe is deze spanning te verminderen?

Belangrijk is dat de ketens zelf het initiatief en de verantwoordelijkheid nemen voor de noodzakelijke transitie naar een economisch toekomstbestendige, duurzame veehouderij. Het SER-advies geeft daarvoor een aantal waardevolle aanbevelingen. Waar het kan, wil en zál ik deze versnelling ondersteunen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
2

COV, Dierenbescherming, IPO, LTO-Nederland, Natuur & Milieu, Nevedi, NZO, Rabobank en Groen Kennisnet.

X Noot
5

Duurzame Zuivelketen (2011), Recept Duurzaam Varkensvlees (2013), Uitvoeringsagenda Duurzame Geitenzuivelketen (2015), Ambitieagenda van de Nederlandse kalverketen (2016) Toekomstvisie Koers voor een vitale pluimveehouderij in 2025 (2016).

Naar boven