Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2018
Vandaag heb ik uit handen van de heer mr. J.A.C.A. Overgaauw, voorzitter van Commissie
WODC-I, het rapport ontvangen dat de Commissie op mijn verzoek heeft uitgebracht.
Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport Betrouwbaar Onderzoek aan1. Ik ben de Commissie zeer erkentelijk voor het vele en nauwgezette werk dat in de
afgelopen maanden is verricht.
De Commissie heeft onderzocht of in de totstandkoming van het rapport «Het Besloten
club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops» uit 2013, het rapport «Internationaal
recht en cannabis» uit 2014 en het rapport «Coffeeshops, toeristen en lokale markt»
uit 2014 (Kamerstuk 24 077, nrs. 310, 316 en 320) (hierna: de drie WODC-rapporten) sprake is geweest van onbehoorlijke beïnvloeding
die de onafhankelijkheid van de onderzoekers heeft aangetast en of de rapporten voldoen
aan de standaarden voor beleidsonderzoek die destijds golden.
Ten aanzien van de laatstgenoemde deelvraag constateert de Commissie dat de drie genoemde
WODC-rapporten en de totstandkoming ervan getuigen van «eerlijk, zorgvuldig en betrouwbaar
onderzoek», waarbij de samenvattingen «een correcte en volledige weergave van de onderzoeksresultaten»
zijn. De bevindingen van de Commissie bevestigen de wetenschappelijke integriteit
van de WODC-onderzoeken. Dit is een belangrijke conclusie, niet alleen voor het WODC
en het departement, maar ook voor de betrokken onderzoekers. Naar mijn idee onderkent
de Commissie terecht dat kenmerkend voor wetenschappelijk beleidsonderzoek is dat
de aanvrager invloed heeft op de onderzoeksvraag en op de kaders waarbinnen het onderzoek
wordt uitgevoerd.
Ten aanzien van de eerste deelvraag, te weten of sprake is geweest van onbehoorlijke
beïnvloeding, concludeert de Commissie bij de meeste van de onderzochte voorvallen
dat geen sprake was van onbehoorlijke beïnvloeding. Van sturing op de inhoud van de
uitkomsten, al dan niet door de Minister, is de Commissie niet gebleken. De Commissie
oordeelt dat een enkele keer sprake was van onbehoorlijke dan wel niet behoorlijke
beïnvloeding. Eén voorval had betrekking op de gang van zaken rondom een offertetraject
en twee voorvallen hadden betrekking op de uitvoering van het desbetreffende onderzoek
en de rol van de begeleidingscommissie gedurende deze fase. De Commissie komt tot
het oordeel dat dit incidenten betrof die plaatsvonden onder hoge druk in een politiek
gevoelig dossier en dat deze voorvallen als zodanig niet hebben afgedaan aan de betrouwbaarheid
van de onderzoeken. De Commissie doet derhalve een drietal aanbevelingen:
-
(a) zorg ervoor dat bij onderzoek dat door het WODC zelf op aanvraag wordt uitgevoerd,
met name in politiek gevoelige kwesties, de functie van trait d’union niet belegd
is bij (één van) de onderzoekers;
-
(b) verduidelijk de rol van met name beleidsambtenaren in de begeleidingscommissies en
zie er op toe dat daarnaar wordt gehandeld; en
-
(c) professionaliseer het projectmanagement, met name omvattende een systematisering en
archivering van de contacten met het Ministerie van JenV over de vraagstelling, opzet
en uitvoering van onderzoek dat op aanvraag van het ministerie wordt aanbesteed of
uitgevoerd.
De aanbevelingen van de Commissie acht ik zeer waardevol. Deze aanbevelingen hebben
ook betrekking op de onderzoeksopdracht van Onderzoekscommissie WODC-II inzake de
relatie tussen beleid en WODC. Om die reden zal ik het rapport van Commissie WODC-II
afwachten. Ik heb uw Kamer reeds eerder bericht dat ik een meer alomvattende reactie
zal geven zodra alle drie Commissies hun werk hebben kunnen afronden. Zodra ik het
rapport van Commissie WODC-II heb ontvangen, zal ik dit uw Kamer eveneens onverwijld
laten toekomen, vergezeld van mijn reactie.
Tot slot is voor mij belangrijk dat de Commissie bij de overhandiging heeft benadrukt
dat de inzet en de integriteit van de medewerkers van het WODC en het departement
buiten twijfel staat.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus