24 077 Drugbeleid

Nr. 320 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2014

Hierbij bied ik u het rapport «Coffeeshops, toeristen en lokale markt. Evaluatie van het Besloten club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops» van het WODC, Bureau Intraval en het Bonger Instituut voor Criminologie aan. Op 27 juni 2013 heeft u van dit onderzoek de tussenrapportage ontvangen (Kamerstuk 24 077, nr. 310). Bijgaand treft u het eindrapport aan1.

Zoals ik u onder andere in mijn brief van 1 juni 2012 (Kamerstuk 24 077, nr. 287) heb toegezegd, geeft het onderzoek een beeld van de implementatie en effecten van het Besloten club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops in de periode tussen begin 2012 en begin 2014. Het onderzoek geeft aan dat de invoering en handhaving van het Besloten club- en Ingezetenencriterium op 1 mei 2012 in de zuidelijke provincies leidde tot een scherpe daling van het drugstoerisme. Een ongewenst neveneffect hierbij was echter dat ook ingezetenen wegbleven uit de coffeeshops en uitweken naar de illegale markt. De ervaren overlast bij omwonenden van coffeeshops verschoof van overlast van coffeeshops naar overlast van dealactiviteiten. Politie en justitie hadden een arbeidsintensieve klus aan de bestrijding van de illegale markt.

Het beleid is eind 2012 aangepast met het vervallen van het Besloten clubcriterium en de landelijke invoering van het Ingezetenencriterium. De handhaving van dit ingezetenencriterium geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van lokaal maatwerk. Belangrijke constatering is dat de drugstoeristen, daar waar gehandhaafd wordt, nog steeds grotendeels weg bleven en dat het merendeel van de ingezetenen van Nederland zijn teruggekeerd naar de coffeeshops, al is er geen sprake van 100% herstel (een deel koopt nog steeds op de illegale markt). Omwonenden ervaren weer minder overlast van dealactiviteiten, maar meer overlast van coffeeshops, waardoor de overlast overall niet significant is veranderd.

Uit het onderzoek komt naar voren dat niet alle gemeenten het Ingezetenencriterium handhaven. Als redenen hiervoor worden genoemd het niet ervaren van overlast gerelateerd aan softdrugstoerisme, het afwachten van een uitspraak van de Raad van State over de toelaatbaarheid van het Ingezetenencriterium en de vrees dat sluiting van de overtredende coffeeshops tot straathandel en overlast zou kunnen leiden, terwijl er onvoldoende politiecapaciteit is om dit te bestrijden.

Niet-ingezetenen komen wel in de coffeeshops in deze gemeenten, maar de aantallen zijn relatief gering en ze veroorzaken geen noemenswaardige overlast. Mocht er toch overlast ontstaan, dan vormt het handhavingsarrangement voor deze gemeenten een basis om te gaan handhaven.

Gemeenten, of ze nu wel of niet (actief) handhaven, nemen vaak (ook) andere maatregelen om de overlast rond coffeeshops tegen te gaan, zoals het beperken van de openingstijden, het aanleggen van «flitsparkeerplaatsen» of het inzetten van extra capaciteit om zwerfvuil op te ruimen. De coffeeshops zijn ook zelf actief in het tegengaan van overlast in hun directe omgeving.

De onderzoekers stellen dat eind 2013 de situatie op de meeste plaatsen relatief rustig en beheersbaar is, zeker in vergelijking met 2012, toen zich een heftige dynamiek van verschuivingen op de gebruikersmarkt voordeed in de drie zuidelijke provincies waar het nieuwe beleid werd gehandhaafd.

Het onderzoek ondersteunt het coffeeshopbeleid van dit kabinet ten aanzien van het bestrijden van het drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast. Het besluit om het Ingezetencriterium te handhaven en het Besloten club-criterium te beëindigen wordt met het onderzoek ook – achteraf – ondersteund.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven