28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 261 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2022

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de laatste ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie sinds mijn laatste brief van 21 april jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 259) Daarbij ga ik ook in op het laatste verslag van de deskundigengroep dierziekten en enkele financiële aspecten.

Epidemiologische situatie

De laatste uitbraak van een pluimveebedrijf met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) was op 2 mei jl. De vogelgriepsituatie is door de uitbraken in de Gelderse Vallei ongunstig geworden. In Lunteren zijn negen uitbraken geweest, in Barneveld twee, in Voorthuizen en Terschuur elk een. Het totaal aantal besmettingen, sinds oktober vorig jaar, komt op 59. Bij 49 uitbraken is een beperkingszone ingesteld1. In totaal zijn in de Gelderse Vallei 30 bedrijven preventief geruimd. Het aantal gedode dieren op besmette locaties (ruim 2,5 miljoen) en preventief geruimde bedrijven (ruim 760.000) is op de site van de rijksoverheid2 vermeld. Dode wilde vogels worden ook nog gemeld, in verschillende regio’s in Nederland. De NVWA houdt op haar website3 de vondsten bij.

In Europa lijkt het aantal uitbraken af te nemen. Frankrijk heeft te maken gehad met een groot aantal uitbraken in drie regio’s; deze kwamen vooral voor op eendenbedrijven die daar op grote schaal worden gehouden. De situatie lijkt daar nu wel te verbeteren. In Frankrijk wordt, om de kans op verspreiding te verkleinen, op grote schaal preventief geruimd. Er zijn ook in Europa nog meldingen van dode wilde vogels met hoogpathogene vogelgriep.

Ik maak me nu vooral zorgen om de besmettingen bij pluimveebedrijven in de Gelderse Vallei. Onderzoekers van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) hebben twee clusters van virussen geïdentificeerd: één voor een aantal uitbraken in Lunteren en één cluster rondom Barneveld en Voorthuizen. De clusters laten zien dan verspreiding van het virus tussen bedrijven zeer waarschijnlijk is. Verdere analyses van de verspreiding lopen nog. Ik heb vanwege de situatie de deskundigengroep dierziekten opnieuw om een analyse gevraagd. Een samenvatting van hun bevindingen is hieronder opgenomen.

Deskundigenverslag

Op 2 mei jl. heeft de deskundigengroep dierziekten een bijeenkomst gehad. De deskundigen is gevraagd naar de verspreidingsroutes in de Gelderse Vallei. Op basis van de tijd tussen verschillende uitbraken, de afstand tussen de uitbraken en de sequentiegegevens zien zij sterke aanwijzingen voor virusverspreiding tussen bedrijven in de Gelderse Vallei. Vanwege het opvolgend aantal besmettingen en, daarmee samenhangend, het na elkaar instellen van elkaar deels overlappende beperkingszones met bijbehorende vervoersbeperkingen komen pluimveehouders in de problemen. Daarom heb ik de deskundigen gevraagd om een kwalitatieve inschatting te maken van de kans op verspreiding wanneer een bepaald type vervoer wordt toegestaan. Het risico van het vervoer van opfokleghennen schatten zij in als matig tot hoog. Vervoer van consumptie-eieren, broedeieren en eendagskuikens achten zij minder riskant, mits de hygiënemaatregelen strikt worden nageleefd. Daarbij merk ik op dat in het rapport de kwalificatie «matig tot hoog» niet is gebruikt in absolute zin, maar zo dat de risico’s van de verschillende transporten onderling worden vergeleken. Het verslag is als bijlage bij deze brief meegestuurd en wordt zoals gebruikelijk op de website van de deskundigengroep geplaatst4.

Maatregelen

Gezien de situatie zoals beschreven en de pluimveedichtheid in het gebied heb ik een aantal extra maatregelen genomen in deze regio, mede op basis van de analyses van de deskundigengroep en na overleg met sectorpartijen. Ik heb hierover uw Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 28 807 nrs. 246 en nr. 259).

  • Bedrijven in een 1 km-zone in dit gebied worden «standaard» preventief geruimd; deze kunnen al zijn besmet en voordat de dieren verschijnselen vertonen het virus al verspreiden naar andere bedrijven. Dit is een ingrijpende maatregel die veel vraagt van pluimveehouders en de NVWA, maar ik acht het noodzakelijk deze maatregel te nemen.

  • Bedrijven in 3 km-zones vallen onder een intensieve telefonische monitoring uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor dieren (GD): de houder wordt elke dag, gedurende 14 dagen, gevraagd naar de water- en voerinname van het pluimvee, en naar eventuele productiedaling.

  • Ik heb in regio 7 en 10 vervoersbeperkende maatregelen opgenomen voor risicovogels met uitzondering van vervoer van eendagskuikens en vervoer van dieren naar het slachthuis.

  • Aanvullende heb ik een early warning systeem (EW) ingesteld voor eendenbedrijven in de twee regio’s 7 en 10. Ik doe dit omdat verschijnselen bij eenden niet altijd duidelijk waarneembaar zijn en eenden daarmee ongemerkt het virus kunnen verspreiden. Het EW-systeem houdt in dat wekelijks een aantal karkassen van eenden wordt onderzocht op vogelgriep. De GD voert deze EW-monitoring uit.

Ik houd alle beperkingszones die sinds de uitbraak in Lunteren op 12 april zijn ingesteld in stand, totdat er minimaal 30 dagen zijn verstreken na de laatste uitbraak aldaar. Beperkingszones worden dus voorlopig niet ingetrokken en alle daar geldende maatregelen blijven van toepassing.

Hierbij geldt dat de aanvullende vervoersbeperkende maatregelen in regio’s 7 en 10, net als bij eerdere uitbraken eerder dit jaar in deze regio, veertien dagen na de laatste uitbraak opgeheven kunnen worden. De maatregelen in de beperkingsgebieden (3 en 10 kilometer zones)-blijven vanzelfsprekend onveranderd van kracht.

Beleid om knelpunten op te lossen

Maatregelen in de beperkingszones zijn er op gericht om verspreiding van virus zoveel mogelijk te voorkomen maar hebben helaas onvermijdelijk impact op de normale bedrijfsvoering op pluimveehouderijen. Ik onderken de problemen die ontstaan in de pluimveehouderij, zowel in de beperkingsgebieden als daarbuiten. De duur van de opgelegde maatregelen is in deze regio langer dan gebruikelijk in eerder ingestelde beperkingszones, vanwege de opeenvolging van uitbraken in de Gelderse Vallei en de clustering ervan. Daarmee is er ook een grotere kans dat er knelpunten ontstaan op pluimveehouderijen, met name door beperkingen in het vervoer. Ik verwacht dat de sector er alles aan doet om, binnen de geldende maatregelen, knelpunten zo veel mogelijk zelf te voorkomen en op te lossen. Daarbij zet ik mij er voor in om de sector daarbij zo veel mogelijk te ondersteunen, zoals het verlenen van individuele ontheffingen voor afvoer van eieren of dieren. Daarbij is mijn uitgangspunt dat ontheffingen mogelijk zijn, als dit op veterinair verantwoorde wijze kan. Dat betekent dat ik zoveel mogelijk maatwerk lever, waarbij het voorkomen van welzijnsproblemen ook prioriteit heeft.

Financiële aspecten van de uitbraak

Het uitgangspunt is dat schade die een ondernemer lijdt als gevolg van de uitbraak van dierziekten bij het ondernemersrisico hoort. Ook schade ten gevolge van maatregelen die overheid moet treffen om de ziekte te bestrijden hoort bij het ondernemersrisico. Bij het houden van dieren hoort het risico dat een houder te maken krijgt met besmettelijke ziekten en de maatregelen daartegen. Wel geeft de overheid een tegemoetkoming in de schade in geval van ruiming van besmette of verdachte dieren. Op basis van de Wet dieren krijgt een houder de waarde van de dieren die gedood worden in het kader van de bestrijding van de ziekte. De reden van deze tegemoetkoming in de schade is om houders van dieren te stimuleren om snel melding te maken van ziekteverschijnselen, zodat een uitbraak zo snel mogelijk in de kiem kan worden gesmoord.

Uitkering van de tegemoetkoming in schade aan de houder wordt gedaan vanuit het diergezondheidsfonds (DGF), een begrotingsfonds. Het diergezondheidsfonds wordt gevuld met middelen uit de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bijdragen uit Europa en uit heffingen bij dierhouders in Nederland. De afspraken tussen de sector en de overheid over welke kosten voor preventie, bewaking en bestrijding van dierziekten voor rekening van de sector komen (door middel van de opbrengst van de heffing) zijn vastgelegd in een convenant (Kamerstuk 29 683, nr. 248). In het convenant is vastgelegd dat de kosten voor bestrijding van vogelgriep, waaronder de uitkering van tegemoetkoming in schade, tot een vastgesteld plafond volledig ten laste komen van de bijdrage van de pluimveesector aan het DGF, tot het moment dat het in het convenant afgesproken plafondbedrag wordt overschreden.

Dit plafondbedrag is per betrokken sector voor een periode van vijf jaar afgesproken. De sectoren betalen mee aan de kosten voor preventie en bestrijding van dierziekten tot dit vastgelegde plafond is bereikt. Deze plafondbedragen zijn vastgelegd in artikel 5.4 van het Besluit diergezondheid. Dit is gedaan om een sector de kans te geven om te kunnen herstellen van de financiële schade bij een grote dierziektenuitbraak. Kosten die boven het plafondbedrag uitkomen worden door de overheid gedragen. Tegen die achtergrond dragen de sector en de overheid ieder voor een deel bij aan de financiering.

Het plafondbedrag is opgebouwd uit twee onderdelen. Een eerste deelplafond is voor de reguliere (jaarlijkse) kosten; dit zijn onder andere kosten voor monitoringsprogramma’s en waakvlamcontracten voor diensten en producten die nodig zijn om een uitbraak te bestrijden. Een tweede deelplafond is ten behoeve van de bestrijdingskosten. De hoogte van dit deelplafond is gebaseerd op de kans op een uitbraak van een ziekte en de mogelijke kosten die daar mee zullen samenhangen. Dit is gebaseerd op risicoberekeningen door Wageningen Economic research5. Het plafond voor de bestrijdingskosten voor de pluimveesector is 30 miljoen euro, voor een periode van vijf jaar.

De huidige vogelgriep uitbraak is veel groter dan de uitbraken die Nederland sinds 2003 heeft gekend. Nederland had in de laatste jaren te maken had met «seizoensgebonden» uitbraken bij enkele bedrijven, en soms jaren zonder uitbraken. Sinds het najaar van 2020 is HPAI echter niet meer afwezig geweest. Daarnaast zijn uitbraken geweest in pluimveedicht gebied, waardoor ook bedrijven preventief geruimd werden. De financiële afwikkeling van deze recente ruimingen loopt nog, waardoor exacte bedragen op dit moment niet voorhanden zijn. Door het groot aantal ruimingen bestaat een gerede kans dat het deelplafond voor de bestrijdingskosten van de pluimveesector wordt overschreden. Dit zal de komende tijd goed gemonitord worden. Over de financiële afwikkeling wordt de Kamer nader geïnformeerd.

Samenvattend

De uitbraken van vogelgriep lijken nog niet ten einde en de situatie is nog zorgelijk. De meeste maatregelen, landelijk en in de Gelderse Vallei, blijven daarom van toepassing. Ik werk samen met sectoren om eventuele acute knelpunten op te lossen, waarbij voorop staat dat dit veterinair verantwoord moet kunnen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Naar boven