28 807 Vogelpestcrisis (Aviaire influenza)

Nr. 145 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 mei 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 maart 2012, van 19 maart 2012 en van 27 maart 2012 over vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nrs. 132, 133 en 134).

De op 30 maart 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 29 mei 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

Inhoudsopgave

   

Blz.

     

I

VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

2

II

ANTWOORD/REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

7

I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Inbreng van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van de uitbraken van een milde variant van vogelgriep in Kelpen-Oler nog enkele vragen. Deze leden zijn verheugd dat de uitbraak, naar het nu lijkt, beperkt is gebleven tot één bedrijf, maar zijn bezorgd over de grote gevolgen van een uitbraak. 44 500 dieren zijn gedood en dat is helaas niet op een correcte manier gebeurd. Hoe beoordeelt het kabinet de controlerende rol van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tijdens de ruimingprocedure? Kan het kabinet aangeven wat de uitkomsten van de evaluatie van de ruimingprocedure zijn en of deze uitkomst leidt tot een andere wijze van doden van pluimvee of een aanscherping van protocollen? De leden van de CDA- fractie vragen zich af hoe H5N2-influenzavirus op dit gesloten bedrijf is gekomen. Wordt er nader onderzoek naar de infectieroute gedaan? Is het genotype van dit H5N2-influenzavirus op andere plaatsen in de Europese Unie aangetroffen? Zijn er op dit bedrijf al eerder kalkoenen voor de slacht weggegaan en zou menselijk contact het virus geïntroduceerd kunnen hebben? Deze uitbraak kwam aan het licht nadat in de reguliere monitoring van dit bedrijf antistoffen werden gevonden op influenza. De uitbraak bij de zwanen kwam aan het licht door de exportmonitoring. Kan worden geconcludeerd dat de reguliere monitoring als ook de exportmonitoring naar behoren werkt? Naast de reguliere- en exportmonitoring kan een dierenarts, wanneer er verschijnselen zijn waarbij Aviaire influenza (AI) niet uitgesloten kan worden, kosteloos monsters insturen voor AI-uitsluitingsdiagnostiek. Hoe vaak wordt hiervan gebruikt gemaakt op jaarbasis? Was bij de uitbraken in september 2011 en februari 2012 van de laag pathogene, milde variant van AI bij één en hetzelfde vogelfok- en handelsbedrijf in Zuidwolde, Drenthe sprake van één en dezelfde variant? Zo, ja is de oorsprong vastgesteld? Kan het virus in de omgeving hebben overleefd?

De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang om meer inzicht te krijgen in de mogelijke wijze van besmetting en hopen dat deze kennis kan bijdragen aan het terugdringen van de kans op nieuwe uitbraken. Kan het kabinet aangeven of in andere lidstaten van de Europese Unie op een vergelijkbare wijze als in Nederland gemonitord wordt op het voorkomen van laagpathogene influenzavirussen? Indien dat niet zo is, vindt het kabinet dan met de leden van de CDA-fractie dat er een zo gelijkwaardig mogelijke monitoring op Aviaire influenza in de gehele EU moet komen en is het kabinet bereid zich daarvoor in te zetten?

Kan het kabinet aangeven wat de gevolgen voor de export zijn van een uitbraak van laagpathogene Aviaire influenza? Gaan grenzen dicht en zo ja, hoe lang? Wat is de geschatte economische schade voor de pluimveesector van de uitbraak in Kelpen-Oler?

Inbreng van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn zeer verontwaardigd over de gruwelijke wijze waarop de 44 500 kalkoenen zijn gedood op het bedrijf in Kelpen-Oler. De dieren hebben ernstig geleden, sommigen wel vier uur lang. De ruiming is zeer onprofessioneel verlopen, en de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben hier een groot aantal vragen over.

Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel kalkoenen volgens de vergunning mochten worden gehouden op het geruimde bedrijf in Kelpen-Oler en hoeveel kalkoenen er daadwerkelijk gehouden werden op dit bedrijf op het moment van de uitbraak van het virus? Hoeveel stallen had dit bedrijf en hoeveel dieren werden er per stal gehouden? Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze de besmetting is ontstaan? Wordt hier nader onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet?

Kan de staatssecretaris een gedetailleerde beschrijving geven van het hele verloop van de ruiming, vanaf het moment waarop via gunning de opdracht is gegeven, tot het moment waarop alle medewerkers van het ruimingsbedrijf en de NVWA het terrein van de kalkoenenhouderij weer hebben verlaten? Kan de staatssecretaris hierbij ook aangeven welke personen aanwezig waren bij de ruiming, wat de taken van deze personen waren en op welke wijze zij deze taken hebben uitgevoerd? Kan de staatssecretaris ook aangeven hoe dit hele traject had moeten verlopen, als alle eisen die aan dit proces gesteld zijn, wel keurig waren nageleefd? Zo nee, waarom niet?

Kan de staatssecretaris nauwgezet uiteenzetten welke protocollen er door hem worden gevolgd nadat hij heeft besloten grote aantallen dieren te laten afmaken («ruimen») bij de uitbraak van een virus? Kan de staatssecretaris daarbij expliciet ingaan op de criteria die al of niet zijn gesteld voor het nemen van beslissingen ten aanzien van de wijze waarop de dieren worden gedood en wie op welke gronden in aanmerking komt voor het uitvoeren van de opdracht om alle dieren op een bedrijf af te maken? Kan de staatssecretaris uiteenzetten hoe zijn beleid rond het afmaken van dieren in geval van een dierziekte zich verhoudt tot de bepalingen in het Besluit doden van dieren en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)? Hoe worden de ruimingshandelingen aan de GWWD en het Besluit doden van dieren getoetst en gehandhaafd, zowel voorafgaand aan de ruiming als tijdens het dodingsproces als na afloop? Kan de staatssecretaris uiteenzetten welke overtredingen van en/of spanningen met de GWWD en/of het Besluit doden van dieren er de afgelopen tien jaar zijn geconstateerd? Zo nee, waarom niet? Zijn er de afgelopen jaren wijzigingen doorgevoerd in het beleid en/of de protocollen voor het ruimen van dieren met betrekking tot de dodingshandelingen, de criteria die daaraan worden gesteld, het toezicht en de daadwerkelijke handhaving? Zo ja, welke wijzigingen zijn dat en wat was de reden voor het wijzigen van het beleid en/of de protocollen?

Kan de staatssecretaris exact aangeven welke certificeringseisen er zijn voor bedrijven die ruimingen uitvoeren in opdracht van de overheid? Zo nee, waarom niet? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben vernomen dat het bedrijf dat de ruiming heeft uitgevoerd, niet gespecialiseerd is in dit soort werk, en zeker niet in het vergassen van kalkoenen. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Waarom is de opdracht dan toch aan dit bedrijf gegund en niet aan een bedrijf dat zich wel gespecialiseerd heeft in dit soort werk? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat de staatssecretaris had kunnen weten dat, door de opdracht aan een niet-gespecialiseerd bedrijf te gunnen die geen kennis van zaken had met betrekking tot het vergassen van duizenden kalkoenen in een stal, het risico dat de kalkoenen op een onzorgvuldige wijze gedood zouden worden, zeer groot was. Onderschrijft de staatssecretaris deze constatering? Waarom heeft de staatssecretaris hier dan toch voor gekozen?

Kan de staatssecretaris aangeven wat nu de exacte oorzaak is geweest van het niet correct uitvoeren van de ruiming? Was er sprake van haperende apparatuur, zoals de staatssecretaris in zijn brief van 19 maart jl. schrijft, of van niet adequate afdichting van de stallen, zoals u stelde in antwoord op vragen in het mondelinge vragenuur van 20 maart jl., of van een combinatie van beide en mogelijk zelfs nog andere oorzaken? Kan de staatssecretaris specifiek zijn in zijn antwoord, nu de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren al hebben moeten vaststellen dat de staatssecretaris zichzelf heeft tegengesproken? Waarom geeft de staatssecretaris maandag de ene verklaring, en dinsdag een andere?

Er is ontzettend veel misgegaan bij de ruiming van de kalkoenen, waardoor deze dieren een afgrijselijke dood zijn gestorven. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen er op dat het vergassen van vogels, ook als er tijdens het proces geen fouten worden gemaakt, al een zeer langzame en pijnlijke dood veroorzaakt. Koolzuurgas is zeer bijtend en prikkelend op de slijmvliezen. Het gas geeft een verstikkend gevoel, waardoor dieren naar adem happen, kan de staatssecretaris dit bevestigen? Hoe beoordeelt de staatssecretaris het inzetten van vergassing voor het doden van dieren, en hoe beoordeelt hij de consequenties voor het dierenwelzijn hiervan? Welke regels zijn voor het vergassen van gehouden vogels gesteld, onder andere met betrekking tot de tijd waarbinnen dieren bewusteloos moeten zijn?

Stalvergassing was voor het ruimen van de kalkoenen niet de aangewezen manier om de dieren te doden naar mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren, deelt de staatssecretaris die mening? Zo nee, waarom niet? Kan de staatssecretaris bevestigen dat, wanneer hij dan toch besloten heeft de dieren te laten vergassen, dit in een container had moeten gebeuren, en niet in de stal, en dat dit ervoor had gezorgd dat de dieren veel minder lang hadden hoeven lijden? Zo nee, op basis van welke wetenschappelijke inzichten komt de staatssecretaris tot die mening? Kan de staatssecretaris bevestigen dat de regels met betrekking tot vergassen voorschrijven dat de vergassing van kalkoenen in twee fasen dient plaats te vinden, waarbij in de eerste fase er een lagere concentratie CO2 wordt gebruikt, waardoor de dieren bewusteloos raken, waarna de concentratie van het gas wordt opgevoerd waardoor de dieren de dood vinden? Waarom is deze methode niet toegepast? Waarom is er voor stalvergassing gekozen, terwijl deze methode duidelijk een onnodig lange lijdensweg betekent voor kalkoenen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben grote twijfels over het functioneren van zowel het ruimingsbedrijf als van de toezichthouders tijdens de vergassing zelf. Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij opdrachtgever was voor de ruiming en tevens toezichthouder op de uitvoering ervan? Kan de staatssecretaris bevestigen dat er brandslangen zijn gebruikt voor de aanvoer van gas naar de stal? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat dit niet is toegestaan, kan de staatssecretaris dat bevestigen? Was de staatssecretaris er bij de gunning van de opdracht van op de hoogte dat de vergassing uitgevoerd zou worden met behulp van brandslangen? Zo ja, waarom heeft de staatssecretaris dan toegestaan dat er volgens niet-goedgekeurde methoden werd gewerkt? Zo nee, waarom is er tijdens het proces, toen duidelijk werd dat er met brandslangen gewerkt werd, niet ingegrepen? Deelt de staatssecretaris de mening dat dit erop wijst dat hij zijn taak als opdrachtgever en als toezichthouder niet goed heeft uitgevoerd, zelfs tegen beter weten in? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties heeft de staatssecretaris hieraan verbonden, of gaat hij hieraan verbinden?

Kan de staatssecretaris aangeven of en op welke wijze er toezicht in de stal was tijdens de ruimingsprocedure? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de staatssecretaris aangeven of er inspecteurs met gasmasker in de stal aanwezig waren of camera’s? Wat is de gangbare procedure rond een dergelijke ruiming? Klopt de informatie die de woordvoerder van de staatssecretaris op de radio gaf, namelijk dat de staldeuren dicht worden gedaan en deze pas twee uur later weer worden geopend? Zo ja, hoe wordt in de tussentijd het verloop van de vergassing gevolgd? Zijn er dierenartsen (met gasmaskers) in de stal aanwezig om te kunnen controleren of en hoe snel bewustzijnsverlies intreedt en hoe de doodsstrijd van de dieren verloopt? Zo nee, hoe kan deze woordvoerder op de radio beweren dat de dieren, nadat de staldeuren dicht zijn gegaan en het gas erin wordt gelaten «eigenlijk heel snel» dood zijn als ter plekke niet wordt gecontroleerd of dat wel het geval is? Wat bedoelde deze woordvoerder precies met «heel snel» en hoe verhoudt zich dat tot wat er in de wettelijke bepalingen rond het doden van dieren is gedefinieerd als «snel»? Vindt de staatssecretaris het eerlijk om een niks-aan-de-hand-beeld te schetsen over de doding van 44 500 dieren, als hij zelf weet dat vergassing van kalkoenen in de stal helemaal niet leidt tot een snelle dood, maar juist tot een onnodig lange en pijnlijke doodsstrijd? Noemt de staatssecretaris dit een snelle en humane dood? Zo nee, waarom wordt stalvergassing dan toch toegepast?

Kan de staatssecretaris exact aangeven wat de situatie was toen de ruiming op zondag werd stilgelegd? Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel dieren er dood waren op het moment van de stillegging en hoeveel dieren nog leefden? Hoe en op welk moment is dit vastgesteld? De staatssecretaris heeft tijdens het mondelinge vragenuur van 20 maart jl. gezegd dat «de vergassing in ieder geval in één stal niet effectief is geweest». Wat bedoelde hij met «in ieder geval in één stal»? Hoe was de situatie in de andere stallen? Wat is er die zondagmiddag gebeurd met de nog levende dieren? Welke rol hebben de toezichthouders hierin gespeeld? De staatssecretaris wees er in het mondelinge vragenuur volgens de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren kennelijk geëmotioneerd op dat de ruiming op het initiatief van de boer is stilgelegd. Na vier uur vergassen kwam er dus pas een einde aan de marteling van de kalkoenen, en niet doordat de toezichthouder zelf ingreep, maar op initiatief van de boer! De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat de NVWA een wettelijke taak heeft om toe te zien op het welzijn van dieren. Waarom grepen zij niet in en moesten de dieren wachten tot de pluimveehouder er zelf genoeg van had? Onderschrijft de staatssecretaris dat de aanwezige toezichthouders hun taak niet hebben uitgevoerd door zelfs na vier uur vergassen niet zelf in te grijpen? Hoe beoordeelt de staatssecretaris dat? Erkent de staatssecretaris dat de NVWA veel eerder had moeten ingrijpen? Zo ja, op welk moment en waarom is dat niet gebeurd? Zo nee, waarom niet? Welke consequenties heeft de staatssecretaris hieraan verbonden of verbindt hij hieraan? De staatssecretaris heeft ook gezegd dat de boer een nieuw team heeft geëist om het doden van de kalkoenen te voltooien. Is er inderdaad maandag een nieuw team ingezet? Heeft dit team wel goed gefunctioneerd naar de mening van de staatssecretaris?

Kan de staatssecretaris exact aangeven hoelang de dieren hebben geleden? Hoe komt hij tot deze conclusie? Wat bedoelt hij met zijn uitspraak «dat er nog levende dieren werden aangetroffen onder een groot aantal dode dieren» en «de levende dieren moesten dus op een andere manier aan hun einde worden geholpen.», zoals door hem is aangegeven tijdens het mondelinge vragenuur van 20 maart jl.? Hoeveel levende dieren werden aangetroffen en op welke manier werden ze gedood?

Kan de staatssecretaris bevestigen dat het zeer waarschijnlijk is dat kalkoenen veel moeilijker te doden zijn met koolzuurgas dan kippen, en dat het waarschijnlijk is dat er veel dieren zijn gestorven aan een hartinfarct? Deelt de staatssecretaris dus vervolgens de mening dat er nooit stalvergassing ingezet had mogen worden voor deze dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dan toch voor deze methode gekozen?

Is de staatssecretaris van mening dat het zeer wel mogelijk is dat er strafbare feiten zijn gepleegd tijdens de ruiming in Kelpen-Oler? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de staatssecretaris aangeven of en door wie er proces-verbaal is opgemaakt van deze strafbare feiten? Kan de staatssecretaris aangeven waarom noch de NVWA noch hijzelf aangifte heeft gedaan van strafbare feiten, terwijl duidelijk is dat de ruiming niet adequaat werd uitgevoerd waardoor dieren ernstig en vermijdbaar hebben geleden? Zo nee, waarom niet?

De staatssecretaris heeft in het mondelinge vragenuur van 20 maart jl. aangegeven dat hij «een stevig gesprek» zou gaan voeren met het bedrijf dat de werkzaamheden namens hem heeft uitgevoerd. Heeft dat gesprek inmiddels plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft de staatssecretaris tegen dit bedrijf gezegd en hoe hebben zij hierop gereageerd? Deelt de staatssecretaris de mening dat dit bedrijf niet meer in aanmerking kan komen voor vergelijkbare werkzaamheden? Zo nee, waarom niet?

Heeft de staatssecretaris ook een «stevig gesprek» gevoerd met de NVWA over de kennelijke nalatigheid bij het uitoefenen van hun toezichthoudende taak? Zo nee, waarom niet?

Kan de staatssecretaris zich overigens voorstellen dat veel mensen verbaasd zijn over zijn poging om krachtdadig over te komen door te zeggen dat hij «een stevig gesprek» gaat voeren met het bedrijf dat de vergassing heeft uitgevoerd, mede gelet op de weinig zorgvuldige rol die hijzelf hierbij heeft gespeeld? Waarom heeft de staatssecretaris (nog) niets gezegd over de fouten die hijzelf en de toezichthouder hebben gemaakt? En daarbij: waarom zou een «stevig gesprek» afdoende zijn als het gaat om overtreding van dierenwelzijnsregels, terwijl het kabinet burgers op andere terreinen direct onderwerpt aan (straf)rechtelijke handhaving als er regels overtreden worden?

Is het waar dat een melding via 144 bij de dierenpolitie over het toebrengen van vermijdbaar dierenleed bij de kalkoenen in Kelpen-Oler niet in behandeling is genomen en dat werd verwezen naar de reguliere politie? Zo ja, hoe beoordeelt de staatssecretaris dat? Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel meldingen gedaan zijn bij 144 van het betreffende voorval en hoe daarmee is omgegaan?

Is de staatssecretaris van mening dat het meldnummer 144 van de dierenpolitie open zou moeten staan voor meldingen van calamiteiten zoals waarvan hier sprake is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat 144 op een meer adequate wijze met meldingen als deze zal omgaan?

Op welke wijze wordt de ruiming bij dit bedrijf geëvalueerd? Wie worden er bij deze evaluatie betrokken, en is de staatssecretaris bereid om de resultaten van deze evaluatie zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen? Is de staatssecretaris bereid de evaluatie van de inadequate vergassing ook te betrekken bij besluiten om in het wild levende dieren zoals ganzen te laten vergassen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?

Kan de staatssecretaris aangeven waarom de medewerkers van het ruimingsbedrijf langdurig moesten wachten tot de ruiming kon aanvangen, als gevolg van zijn bezoek aan het besmette bedrijf? Kan de staatssecretaris de reden van zij bezoek nader duiden?

Vindt de staatssecretaris het gepast dat hij in zowel in het mondelinge vragenuur van 20 maart jl. als daarvoor al in de uitzending van Pauw & Witteman van 19 maart jl. slechts aandacht vroeg voor het feit dat kalkoen een «voortreffelijk gerecht» zou zijn en dat zijn medeleven vooral uitging naar de ondernemer, terwijl hij wist dat de kalkoenen onder helse omstandigheden aan hun einde zijn gekomen? Zo nee, waarom koos hij dan voor deze formulering en is de staatssecretaris bereid excuses aan te bieden aan mensen die aanstoot hebben genomen aan zijn uitlatingen? Zo ja, voelt de staatssecretaris geen enkele compassie met de onoordeelkundig gedode dieren?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren concluderen dat er vele fouten zijn gemaakt bij het doden van de kalkoenen. Deze fouten had de staatssecretaris kunnen zien aankomen, en zijn daarom naar mening van deze leden verwijtbaar, niet alleen aan het bedrijf maar ook aan u en uw toezichthouders. Dit heeft ervoor gezorgd dat duizenden dieren langzaam zijn doodgemarteld, onder zeer pijnlijke en stressvolle omstandigheden. Zij vinden het onaanvaardbaar als daar geen consequenties aan verbonden zouden worden, en vragen de staatssecretaris om deze zaak zeer serieus te onderzoeken en waar gepast sancties toe te passen om herhaling te voorkomen. Welke garanties kan de staatssecretaris geven dat dit soort ernstige misstanden in de toekomst niet meer voorkomen? Welke maatregelen heeft hij hiervoor getroffen, of is hij van plan in de nabije toekomst te nemen? Welke lessen heeft hij geleerd van het drama in Kelpen-Oler?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien dat de enorme schaal waarop er in ons land dieren gehouden worden, met duizenden dieren in grote stallen, leidt tot ernstige problemen met betrekking tot dierenwelzijn, zowel tijdens het leven van de dieren, als bij omstandigheden als deze waarbij de dieren met duizenden tegelijk gedood worden. De enige oplossing hiervoor is naar mening van deze leden een inkrimping van de veestapel en een fundamentele verandering van de veehouderij om deze terug te brengen naar een menselijke maat. Graag een reactie hierop van de staatssecretaris, hoe gaat hij komen tot een dierhouderij in Nederland waarin dit soort misstanden niet meer voorkomen?

II ANTWOORD/REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Ik dank de leden van de Tweede Kamer voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. De leden van de fracties van het CDA en de Partij voor de Dieren hebben opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de ruiming van een kalkoenenbedrijf in Kelpen-Oler (Limburg) als gevolg van de uitbraak van vogelgriep op 17 maart 2012.

Vragen gesteld door de leden van de fractie van het CDA

De leden van de fractie van het CDA vinden het te betreuren dat het pluimvee niet op een correcte manier is gedood en vragen naar de controlerende rol van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tijdens de ruimingsprocedure.

Ik ben het met de leden van de fractie van het CDA eens dat het vergassingsproces tijdens de ruiming van de stallen niet op de juiste wijze is verlopen. De oorzaak hiervan is gelegen in fouten in de uitvoering die het door mij ingehuurde vergassingsbedrijf heeft gemaakt. Een vergassingsproces van dieren in een stal is een ingewikkeld technisch proces en daarbij wordt vertrouwd op de deskundigheid van het contractbedrijf. Een volledige garantie op een feilloze uitvoering is niet te geven. Dat neemt niet weg dat ik van de gecontracteerde partij verlang dat de uitvoering van de vergassing correct en op een professionele manier verloopt, met inachtneming van alle eisen ten aanzien van het dierenwelzijn.

De rol van de NVWA hierbij is dat zij toeziet op de uitvoering van de vergassing door het contractbedrijf. Het contractbedrijf is tijdens het proces steeds aangesproken op de problemen die er waren. Het bedrijf heeft steeds geprobeerd de problemen tijdens het vergassingsproces te verhelpen. De NVWA was tijdens het proces afhankelijk van de technische aanpassingen die het bedrijf aanbracht. Het is niet mogelijk om een vergassing van een stal met dieren stil te leggen, dit veroorzaakt onnodig additioneel ongerief bij de dieren. Bij het starten van de vergassing van de tweede groep stallen (stallen 1 en 2) was niet duidelijk dat de technische problemen bij de vergassing bij de eerste twee stallen niet goed opgelost zouden kunnen worden. Toen de problemen aanhielden en bleek dat niet alle dieren waren gedood heeft de NVWA terecht besloten om de vergassing van de laatste twee stallen uit te stellen tot de volgende dag met een nieuwe ploeg en nieuwe apparatuur.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de uitkomsten van de evaluatie van de ruimingprocedure en of deze uitkomst leidt tot een andere wijze van doden van pluimvee of een aanscherping van de protocollen.

Er heeft inmiddels een evaluatiegesprek plaats gehad met het bedrijf. Het bedrijf heeft erkend dat de vergassing niet goed was verlopen, maar was desondanks van mening dat het had voldaan aan de contractuele verplichtingen. Uit het achteraf door het vergassingsbedrijf aangeleverde verslag blijkt echter dat het bedrijf de gestelde eisen uit het contract zelf niet is nagekomen. Dit heeft het bedrijf zelf niet geconstateerd en het heeft daarop dus ook niet gehandeld tijdens het ruimingsproces.

Daarnaast is tijdens het gesprek gebleken dat het bedrijf zich onvoldoende bewust is (geweest) van het belang van dierenwelzijn. Dit maakt dat er geen vertrouwensbasis meer is voor een goede samenwerking.

Ik heb daarom besloten om per direct het contract met het bedrijf te ontbinden. Ik heb het bedrijf hiervan op de hoogte gebracht. Ik zal een nieuw aanbestedingstraject starten. In de tussentijd zal ik gebruik maken van de diensten van een ander bedrijf, mocht dit onverhoopt nodig zijn.

Bij toekomstige aanbestedingen zullen de eisen aan de inschrijvende partijen uitgebreider en scherper worden geformuleerd. Zo zal het contractbedrijf voortaan voorafgaand aan elke vergassing een gedetailleerder werkplan moeten overleggen hoe de vergassing uitgevoerd gaat worden. Elke stal is namelijk anders gebouwd en ingericht en voor elke stal moet het juiste proces gekozen worden, maatwerk is daarbij nodig.

Ook zullen de parameters (CO2 concentratie en temperatuurdaling) en het gedurende langere tijd vasthouden van deze parameters preciezer worden geformuleerd.

Ook wil ik dat medewerkers van de NVWA tijdens het proces beter in staat worden gesteld om de parameters op de meetapparatuur te volgen. Zij zullen hierin beter begeleid worden.

De leden van de fractie van het CDA achten het van belang om meer inzicht te krijgen in de mogelijke wijze van besmetting en hopen dat deze kennis kan bijdragen aan het terugdringen van de kans op nieuwe uitbraken. Ze vragen ook naar de oorsprong van het H5N2 virus op het bedrijf en of dit virus ook elders in Europa is gevonden.

Het is onbekend hoe het virus op het bedrijf is gekomen. Meerdere introductie- routes zijn denkbaar, zoals introductie vanuit de natuur of door menselijk handelen. Op grond van wat bekend is, gaat het om een virus dat verwant is aan vogelgriepvirussen die gevonden zijn bij gehouden muskuseenden in Frankrijk in 2005 en bij wilde vogels in Europa. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus is geïntroduceerd op dit bedrijf vanaf andere Nederlandse bedrijven. Het meest waarschijnlijk is dat het virus is geïntroduceerd vanuit de natuur. De manier waarop is niet bekend. Een directe link met wilde vogels kan niet worden vastgesteld. De productiegegevens en de klinische symptomen laten geen afwijkingen zien ten opzichte van de normwaarden. Hierdoor is het ook niet mogelijk om een mogelijke infectiedatum vast te stellen. De oorsprong of besmettingswijze is daarom niet vast te stellen.

De leden van de fractie van het CDA vragen of de reguliere monitoring en de exportmonitoring naar behoren werken en of de dierenartsen gebruik maken van de mogelijkheid van uitsluitingsdiagnostiek. Daarnaast willen de leden ook weten of in Europa op dezelfde manier wordt gemonitord en of er Europees een aanpassing nodig is.

De monitoring werkt naar behoren. Via de reguliere monitoring worden alle pluimveebedrijven minimaal 1 maal per jaar gecontroleerd op de aanwezigheid van antistoffen voor vogelgriep. Pluimveebedrijven die een groter risico op een mogelijke introductie van vogelgriep hebben, worden vaker gecontroleerd.

Bedrijven met vrije uitloop worden elk kwartaal gecontroleerd en kalkoenbedrijven worden gemiddeld 3 maal per jaar gecontroleerd. In 2011 zijn in de reguliere monitoring 170 080 monsters aangeboden.

Het pluimveebedrijfsleven heeft daarbij zelf de monitoringsfrequentie verhoogd door ook voor elke verplaatsing van pluimvee naar een ander bedrijf de dieren te testen op AI. Exportmonitoring wordt uitgevoerd wanneer een ontvangend land daarom vraagt. Dit gebeurt regelmatig.

Een dierenarts kan ook monsters voor vogelgrieponderzoek nemen wanneer het pluimvee symptomen vertoont waarbij een besmetting met vogelgriep niet kan worden uitgesloten. Dit is de zogenoemde uitsluitingsdiagnostiek. In 2010 werden in dit kader 1 206 monsters van 110 bedrijven en in 2011 werden 3 160 monsters van 334 bedrijven naar het Centraal Veterinair Instituut (CVI) opgestuurd. Deze verdrievoudiging van ingestuurde monsters heeft waarschijnlijk te maken met een hoger niveau van alertheid bij de dierenartsen en veehouders naar aanleiding van de uitbraken van LPAI in 2011.

Tot slot is er in Nederland een early warning verplichting opgenomen in de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s . Dit is een uitbreiding van de meldplicht. Hierin is opgenomen dat een veehouder een dierenarts moet consulteren bij bepaalde ziekteverschijnselen die kunnen wijzen op vogelgriep en dat de veehouder en dierenarts verplicht zijn dit te melden aan de NVWA. Van de uitbraken in 2010, 2011 en 2012 werden twee besmettingen via de reguliere monitoring gevonden en drie via de uitsluitingsdiagnostiek.

De basis van de reguliere monitoring is de Europese Richtlijn 2005/94 en Commissiebesluit 2010/367/EU. De Richtlijn schrijft een minimale steeksproefgewijze reguliere monitoring voor of een risicogebaseerde monitoring. De risicoanalyse is gebaseerd op de aanwezigheid van watergebieden, vogeltrekgebieden, de pluimveedichtheden en de exportbelangen van een land.

De risico’s in lidstaten kunnen verschillen, dus gelijktrekken van de monitoringsprogramma’s in alle lidstaten is niet opportuun. De Nederlandse uitvoering van de monitoring op vogelgriep is uitgebreider dan de minimale steeksproefgewijze monitoring die de Europese regelgeving voorschrijft.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar het vogelgriepvirus dat in Zuidwolde werd gevonden.

In 2011 en 2012 is bij een handelsbedrijf in Zuidwolde tweemaal H5N2 aangetroffen bij zwanen. Deze waren verwant aan elkaar, maar niet identiek. Het zijn ook weer andere varianten van hetzelfde subtype H5N2 dan die bij het bedrijf in Kelpen-Oler werd gevonden. De zwanen waren direct afkomstig uit de wilde fauna en bleken bij aankomst op de locatie geïnfecteerd met H5N2. Op het bedrijf in Zuidwolde zijn na de afvoer van de besmette zwanen de overige vogels op het bedrijf bemonsterd en onderzocht op vogelgriep. Daarbij is geen infectie gevonden. Het bedrijf is daarna weer vrijgegeven.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de gevolgen voor de export en de geschatte economische schade.

De export naar de lidstaten van de Europese Unie is alleen geblokkeerd geweest vanuit het 3 km gebied rond het besmette bedrijf. Een uitbraak van laag pathogene AI leidt er meestal wel toe dat een aantal derde landen (landen buiten de EU) de import van levend pluimvee en/of pluimveeproducten afkomstig uit Nederland of delen van Nederland tijdelijk verbieden. In verband met deze specifieke uitbraak hebben Rusland en Hong Kong de import verboden uit de provincie Limburg. In sommige standaard exportcertificaten die zijn overeengekomen met derde landen, zijn eisen opgenomen ten aanzien van het vrij zijn van laag pathogene AI en/of hoog pathogene AI. De NVWA controleert bij export of aan die eisen voldaan kan worden. Is dat niet het geval, dan zal het exportcertificaat niet worden afgegeven.

De exportmogelijkheden naar een aantal bestemmingen buiten de Europese Unie zijn dus tijdelijk minder. Wanneer de daarvoor geldende termijnen verstreken zijn zal Nederland de betreffende landen verzoeken hun maatregelen weer in te trekken.

Nederland sluit haar grenzen niet in verband met deze uitbraak, noch voor export, noch voor import.

Ik ben mij er van bewust dat een uitbraak van vogelgriep, al is het in Kelpen-Oler gebleven bij één incident, economische effecten heeft in de hele pluimveesector. Deze zijn onder andere afhankelijk van de schade van het besmette bedrijf, de duur van het ingestelde gebied, de ingestelde maatregelen in het gebied en de exportbelemmeringen van derde landen. De pluimveesector heeft geraamd dat deze schade in dit geval kan oplopen naar ruim 2,5 miljoen euro.

Vragen gesteld door de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben vragen gesteld over de aantallen dieren en de vergunningen van het kalkoenenbedrijf dat is geruimd.

Het bedrijf in Kelpen-Oler had op 17 maart 2012 6 stallen met 11 720 kalkoenen en 32 714 kalkoenkuikens, in totaal 44 434 dieren.

Het bedrijf had een milieuvergunning die is verleend op 9 oktober 2007. Deze vergunning is verleend voor 28 400 kalkoenen. De kalkoenensector werkt volgens een twee-leeftijdensysteem. Dit betekent dat er gedurende een aantal weken, per koppel, dieren van twee verschillende leeftijden aanwezig zijn. Naast de jonge kuikens zijn dan nog de hanen van het vorige koppel aanwezig. In die weken is er derhalve sprake van een hoger dieraantal dan gebruikelijk. In de milieuwetgeving is geregeld dat het aantal dieren dat op de leeftijd van 10 weken gehouden wordt bepalend is. Op dat moment zijn er namelijk in een twee-leeftijden systeem geen oudere hanen meer aanwezig. Dit alles is in de verleende milieuvergunning ook expliciet vermeld.

Op het moment van de ruiming waren de kuikens circa 2 weken oud en waren de hanen gereed voor aflevering. Op het toetsmoment voor de milieuregelgeving zouden er dus geen oudere hanen meer aanwezig zijn op het bedrijf. Circa 3 400 kuikens zouden dan verplaatst zijn naar een ander bedrijf om daar te worden verzorgd. Dit tezamen met een afname van het dieraantal vanwege normale sterfte zou hebben betekend dat het toegestane dieraantal van maximaal 28 400 kalkoenen bij 10 weken leeftijd niet zou worden overschreden.

Het bedrijf voldeed aan de welzijnsnormen1. De welzijnsnormen voor kalkoenen worden uitgedrukt in een maximaal gewicht per vierkante meter staloppervlakte, deze is voor kalkoenhennen 48 kg/m2 en voor kalkoenhanen 58 kg/m2. Het bedrijf heeft 6 185 m2 staloppervlakte beschikbaar, waarvan 3 677 m2 voor hanen en 2 508 m2 voor jonge kuikens en daarna voor hennen. Op het moment van ruiming waren er 11 720 hanen aanwezig met een totaalgewicht van 210 862 kg. Dit is een gewicht van 57,35 kg/m2, waardoor werd voldaan aan de norm van maximaal 58 kg/m2. De jonge kuikens van ca. 2 weken leeftijd voldeden met 12 069 kg op 2 508 m2 (4,8 kg/m2), ruim aan de welzijnsnormen.

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar de besmettingswijze van het virus op dit bedrijf en of er nader onderzoek naar wordt gedaan.

Hiervoor verwijs ik naar de antwoorden die ik heb gegeven op de vragen van de leden van de fractie van het CDA.

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar een gedetailleerde beschrijving van het verloop van de ruiming, vanaf het moment van gunning van de opdracht tot het ruimen zelf en de gevolgen hiervan voor de dieren.

De praktische uitvoering van het vergassingsproces is vanwege de gewenste expertise en specifieke apparatuur door mijn ministerie uitbesteed aan een derde partij. De NVWA ziet toe op de uitvoering van de vergassing door het contractbedrijf. Er zijn in Europa geen gecertificeerde bedrijven voor het doden van dieren. Via de openbare aanbesteding worden eisen gesteld aan de expertise en kwaliteit van de contractpartij.

In het kader van een goede voorbereiding op een dierziekteuitbraak heb ik diverse contracten («waakvlamovereenkomsten») gesloten met bedrijven die ingezet worden tijdens een incidentele uitbraak of tijdens een dierziektecrisis. Dit zijn contracten voor bijvoorbeeld de doding van dieren (vergassing voor pluimvee of elektrocutie bij varkens), maar ook voor ondersteunende werkzaamheden zoals de afvoer van dode dieren of de reiniging en ontsmetting. In totaal zijn er zo’n 20 contracten. Het zijn meestal meerjarige contracten van veelal maximaal 4 jaar. De selectie vindt plaats via een openbare Europese aanbesteding. In het bestek voor de aanbesteding worden de wensen en eisen ten aanzien van dierenwelzijn en het op een correcte manier doden van de dieren opgenomen en het spreekt vanzelf dat de bedrijven zich daarbij moeten houden aan de geldende regelgeving op dit gebied. Door het inschrijven op een aanbesteding verbindt een bedrijf zich aan deze eisen. In het latere contract wordt deze verbintenis nog eens bevestigd.

Het ruimingsproces van het betreffende besmette bedrijf was als volgt:

Op zaterdag 17 maart 2012 is de besmetting van H5N2 bevestigd op dit pluimveebedrijf met vleeskalkoenen. Het bedrijf werd geblokkeerd, waarna is besloten om op zondag 18 maart 2012 over te gaan tot ruiming. De eigenaar is dezelfde dag (zaterdag 17 maart 2012) hiervan telefonisch op de hoogte gebracht. Op zondag 18 maart 2012 om 07:00 uur arriveerde het Frontteam van de NVWA bij de locatie. Het Frontteam bestaat uit 6 teamleden met ieder een specifieke taak ten aanzien van de ruiming. Met de eigenaar/veehouder heeft een inventariserend gesprek plaatsgevonden.

Om 08:00 uur betrad de taxateur het bedrijf; om 9.00 uur de vergassingsploeg. Om 9.30 uur heeft de vergassingsploeg toestemming gekregen om te beginnen met de voorbereidingen van de werkzaamheden. Onder meer heeft hij een rondleiding gekregen over het bedrijf. Rond 12.00 uur werd begonnen met het afplakken van de eerste vier stallen. Om 14.10 uur ging het gas de eerste twee stallen in (stal 5 en 6, volwassen kalkoenen). Ook werd ondertussen begonnen met de aanvoer van gas naar de stallen 1 en 2 (kalkoenkuikens). Al snel bleken er problemen te zijn met de druk van het gas en ontstonden er grote hoeveelheden gas buiten de eerste twee stallen.

Bij de controle door het vergassingsbedrijf om 16.00 uur bleek dat in alle vier stallen nog niet alle kalkoenen of kalkoenkuikens dood waren. Er bleven problemen met de druk in de stallen. Het bleek dat niet alle luiken goed gesloten waren en niet alle stalopeningen goed waren afgeplakt. Daarnaast bleek dat een aantal CO2 nozzles («sproeikoppen») inmiddels bevroren waren geraakt en dat er slangen lek waren (één slang is ook gesprongen). Om 18.00 uur controleerde het vergassingsbedrijf opnieuw in de stallen 1,2, 5 en 6 of de kalkoenen dood waren. Volgens het bedrijf waren alle dieren inmiddels dood en kon worden begonnen met het afvoeren van de kadavers. Bij de latere inspectie door de NVWA bleken er echter nog enkele honderden kalkoenkuikens en 12 volwassen kalkoenen te leven. Deze dieren zijn alsnog gedood door de dierenarts van de NVWA.

Hierna heeft de NVWA de ruiming stilgelegd. Ook de veehouder had grote moeite met de gang van zaken rond de vergassing. Daarom heeft de NVWA besloten om de laatste 2 stallen (stallen 3 en 4, 9 850 kalkoenen) de volgende dag te ruimen. Daarbij heeft de NVWA van het vergassingsbedrijf geëist dat ze een nieuwe ploeg met nieuwe apparatuur zou inzetten op maandag. Dit is ook gebeurd. Op maandag 19 maart 2012 werden de dieren in de overige 2 stallen vergast en de kadavers afgevoerd. De vergassing en de afvoer zijn op die dag goed verlopen.

De leden van de fractie van de PvdD vragen welke personen bij de ruiming aanwezig zijn en welke taken deze personen hebben.

Vanuit de NVWA waren 6 personen aanwezig: een coördinator, een dierenarts, een medewerker, een hygiënist, een administrateur en een handhaver. Verder was er personeel aanwezig van het vergassingsbedrijf (7), een taxateur (alleen zondag aanwezig), en mensen voor het leveren van materialen voor de ruiming, zoals mobiele douches en toiletten, overalls etc. (4), voor het verzamelen van de dode dieren (27), voor de hygiëne en desinfectie (4) en voor de ongediertebestrijding (1). Tot slot is er vijf maal een vrachtwagenchauffeur van Rendac op het bedrijf geweest voor de afvoer van de kadavers.

Daarnaast zijn de veehouder en zijn broer de gehele tijd op het bedrijf geweest.

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar de protocollen die worden gevolgd wanneer er besloten wordt om een stal met dieren te ruimen.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor het gehele proces op het bedrijf, het blokkeren voor aan- en afvoer, de ruiming, de reiniging en ontsmetting van de stallen en uiteindelijk het weer vrijgeven voor herbevolking van het bedrijf. De uitvoering van de bestrijding van besmettelijke dierziekten is vastgelegd in uitvoeringsdraaiboeken die in overeenstemming zijn met de geldende Europese en nationale wet- en regelgeving. Deze uitvoeringsdraaiboeken dierziektebestrijding inclusief werkinstructies, protocollen en formulieren worden geschreven en bijgehouden door het NVWA Incident- en Crisiscentrum.

De werkwijze bij een ruiming is erop gericht om de dieren op een diervriendelijke en gecontroleerde wijze te doden en af te voeren naar de destructie, conform de protocollen. Na iedere ruiming vinden er intern evaluatiegesprekken plaats met de betrokkenen. Naar aanleiding van deze gesprekken kunnen procedures voor volgende ruimingen worden aangepast. Andere redenen voor aanpassing van de uitvoeringsdraaiboeken kan bijvoorbeeld zijn een wijziging in wet- en regelgeving.

De leden van de fractie van de PvdD vragen naar de regelgeving rond het doden van dieren en hoe dit zich verhoudt tot het doden in het kader van een besmettelijke dierziekte.

Stalvergassing met behulp van CO2 is Europees toegestaan en momenteel op grond van dierenwelzijn hiervoor de aangewezen methode. De regelgeving over het doden van dieren is opgenomen in het Besluit doden van dieren, de Regeling doden van dieren, de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren en de Europese Richtlijn 93/119 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden. Met ingang van 1 januari 2013 wordt overigens de Europese verordening 1099/2009 van toepassing, ter vervanging van Richtlijn 93/119.

De leden van de fractie van de PvdD stellen vragen over de expertise van het contractbedrijf met het doden van kalkoenen en of stalvergassing wel de juiste manier is om grote groepen kalkoenen te doden.

Er is veel onderzoek gedaan naar de wijze van doden van grote groepen pluimvee in het kader van een besmettelijke dierziekte. Stalvergassing met behulp van CO2 is momenteel op grond van dierenwelzijn hiervoor de aangewezen methode. De dieren hoeven bij stalvergassing niet levend te worden verplaatst, wat stress voorkomt en het is de meest veilige methode voor de gezondheid van het personeel. Op deze manier hoeven maar weinig mensen de stal te betreden, daarbij bedenkend dat het om een potentieel gevaarlijke zoönose gaat.

Containervergassing, waarbij alle dieren eerst gevangen moeten worden, dient alleen te worden ingezet wanneer een stal niet geschikt is voor stalvergassing, bijvoorbeeld oude stallen of open stallen. Onderzoek, onder andere het proefschrift van dr. Gerritzen: «Acceptable methods for large scale on-farm killing of poultry for disease control» (2006), heeft een aantal parameters opgeleverd waaraan de vergassing dient te voldoen, bijvoorbeeld de CO2 concentratie die gehaald moet worden en de temperatuur in de stal. Deze parameters en de ervaringen die zijn opgedaan met ruimingen in de loop der jaren zijn verwerkt in het contract met het vergassingsbedrijf.

Dit onderzoek heeft ook aangetoond dat er geen verschil bestaat tussen het doden via stalvergassing van kippen, kalkoenen of eenden.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben vragen gesteld over de concentraties van het CO2-gas in de stallen, over het gebruik van bepaalde slangen bij de vergassing en over de oorzaak van de haperende ruiming.

De CO2-concentratie in de stal hoort zo afgestemd te zijn dat de dieren de minste last van de CO2 hebben, want CO2 geeft een branderig gevoel op de slijmvliezen en veroorzaakt excitatie. Binnen 10 minuten moet er tenminste 20% CO2 in de stal zijn, dan raken de dieren bedwelmd. Binnen 30 minuten moet er 45% CO2 concentratie gehaald zijn, wat voldoende is voor het doden van de dieren, mits de concentratie voldoende lang wordt aangehouden. De temperatuur mag in de eerste fase met niet meer dan 10 graden dalen. Deze parameters zijn in het contract met het ruimingsbedrijf opgenomen. Om de juiste concentraties te behalen volgt het vergassingsbedrijf het proces via meters die op diverse plaatsen in de stal zijn geplaatst.

De bedwelmingsmethode is niet vergelijkbaar met gasbedwelming in slachterijen. In slachterijen is sprake van een constante concentratie (veelal in 2 kamers met verschillende vaste concentraties) aan CO2. Bij vergassing van stallen moet vloeibaar CO2 in korte tijd worden omgezet in gasconcentraties gedurende bepaalde tijd met zo weinig mogelijk temperatuurdaling.

De contractpartij is verantwoordelijk voor het gebruik en de toepassing van de juiste materialen. Dit is ook vastgelegd in het contract. Bij de aanbesteding heeft het vergassingsbedrijf aangegeven welke slangen zij gebruikt. De slangen die in gebruik zijn moeten in elk geval geschikt zijn voor de druk en de lage temperaturen. Er bestaan geen speciale slangen voor CO2-gebruik. Het bedrijf heeft bij deze ruiming de slangen gebruikt die waren afgesproken. In de praktijk blijkt dat dergelijke slangen desondanks als gevolg van de lage temperaturen toch soms lekkages kunnen vertonen. Dit is niet ongebruikelijk. Bij een volgende vergassing behoren deze slangen echter niet meer te worden ingezet.

Door een combinatie van het niet goed afdichten van de stallen en de technische problemen die hierdoor ontstonden (druk, temperatuur) is de stalvergassing niet verlopen zoals die had moeten verlopen. Dit werd duidelijk uit de informatie die in de loop van de dag beschikbaar kwam. De vergassing van de eerste 4 stallen kon toen niet meer worden stopgezet. Dat zou onnodig additioneel ongerief voor de dieren veroorzaken. Er dient dan zo goed mogelijk bijgestuurd te worden en gezorgd te worden dat de dieren gedood worden.

De leden van de fractie van de PvdD vragen of er toezicht in de stal was tijdens de ruimingsprocedure

Tijdens de vergassing zijn geen NVWA-medewerkers in de stal aanwezig. De gezondheid van mensen tijdens een stalvergassing kan niet geborgd worden. Verder zijn er geen camerabeelden genomen. Dat is niet mogelijk omdat het donker in de stal is en CO2 nevel creëert.

Het vergassingsbedrijf houdt toezicht op de gasconcentraties en de temperatuur via meters die op verschillende plekken in de stal geplaatst zijn.

De leden van de fractie van de PvdD vragen verder naar de uitkomsten van de evaluatie van het ruimingsproces.

Hiervoor verwijs ik naar het antwoord dat ik heb gegeven aan de leden van de fractie van het CDA over dit onderwerp.

De leden van de fractie van de PvdD vragen of er een proces-verbaal tegen strafbare feiten is opgemaakt en of er aangifte is gedaan.

Er is geen proces-verbaal opgemaakt. Er is voor gekozen om tegen het bedrijf op te treden op de wijze zoals ik hierboven heb omschreven.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of er een melding van dierenleed als gevolg van deze ruiming bij 144 is ontvangen en of 144 is bedoeld voor dit soort meldingen.

Het Meldpunt 144 registreert alleen de telefoongesprekken die als melding ter behandeling worden uitgezet naar de medewerkers van de Dierenpolitie in de politieregio's, de NVWA en het Vertrouwensloket Dierenbescherming. Er zijn geen meldingen geregisterd op of omstreeks 18 maart 2012 met betrekking tot de ruiming van kalkoenen in Kelpen-Oler.

Bij elk vermoeden van misstanden met dieren mag iedereen bellen met 144. De melding wordt dan uitgezet naar de meest aangewezen partij. Gezien de feitelijke omstandigheden in deze casus is er geen aanleiding aan te nemen dat er adequater door 144 gehandeld had moeten worden. De NVWA was immers ter plaatse.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen wat de reden is van mijn bezoek aan het bedrijf.

Het doden van de dieren heeft een grote impact op de veehouder en zijn gezin. Om mijn betrokkenheid te tonen heb ik op maandag 19 maart 2012 een bezoek gebracht aan de veehouder en zijn gezin. Dit bezoek werd door de veehouder en zijn gezin als zeer positief is ervaren. Tijdens mijn bezoek werd er inderdaad niet geruimd. Dit heeft enige vertraging opgeleverd, maar werd door de betrokkenen niet als bezwaarlijk ervaren.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of de uitkomsten van de evaluatie van deze ruiming betrokken kunnen worden bij het besluit om wilde dieren, zoals wilde ganzen te vergassen.

Ik zal de verbetermaatregelen – daar waar het kan – ook betrekken bij de procedure rond het doden van wilde ganzen in het richtsnoer dat ik hiervoor heb toegezegd. Wilde ganzen worden echter in het algemeen vergast via de containervergassing.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat de grote schaal waarop er in ons land dieren worden gehouden, leidt tot ernstige problemen met betrekking tot dierenwelzijn. Zij pleiten voor een inkrimping van de veestapel en een fundamentele verandering van de veehouderij om deze terug te brengen naar een menselijke maat.

Ik heb de visie van het kabinet over de toekomst van de veehouderij verwoord in mijn brief aan uw Kamer van 23 november 2011 (Kamerstuk II, 28 973, nr. 85). Centraal staat hierin een tweesporenaanpak om te komen tot een duurzame, zorgvuldige en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020: een ketengestuurde verduurzaming en een zorgvuldige inpassing van veehouderijen in de lokale omgeving.


X Noot
1

Besluit welzijn productiedieren en de Verordening welzijnsnormen vleeskalkoenen 2003 van het Productschap Pluimvee en Eieren.

Naar boven