28 694 Verpakkingsbeleid

Nr. 140 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 november 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 2 juli 2020 over beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 136) en over de brief van 26 juni 2020 over maatregelen om effecten COVID-19 op de kunststof- en textielsectoren te mitigeren (Kamerstukken 32 852 en 25 295, nr. 128).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 oktober 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 24 november 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Inleiding

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op vragen gesteld in het schriftelijk overleg Kunststof- en Textielketen (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 136). De vragen zijn gesteld naar aanleiding van mijn brief Maatregelen om effecten COVID-19 op de kunststof- en textielsectoren te mitigeren (Kamerstukken 32 852 en 25 295, nr. 129) en mijn brief Beleidsmaatregelen voor een circulaire verpakkingsketen (Kamerstuk 28 694, nr. 136) en zijn op 9 oktober 2020 aan mij voorgelegd.

De circulaire en recyclingdoelstellingen voor verpakkingen die ik in voornoemde Kamerbrief heb aangekondigd, worden in het Besluit beheer verpakkingen 2014 opgenomen, middels een implementatiebesluit. In het kader van de voorhangprocedure heb ik uw Kamer een ontwerp implementatiebesluit doen toekomen (Kamerstuk 28 694, nr. 139). Gezien de noodzaak om de implementatie uiterlijk 1 juli 2021 af te ronden, is het de bedoeling de voorhangprocedure vóór het kerstreces af te ronden.

Maatregelen om effecten COVID-19 te mitigeren

CDA-fractie

Vraag 1

De leden van de CDA-fractie lezen dat de staatsecretaris binnen afzienbare tijd wil komen tot een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in Europese regelgeving en dat in het kader van het Europees Plastic Pact wordt verkend hoe een dergelijke maatregel eruit kan komen te zien, maar dat dit soort trajecten ook tijd kosten. Deze leden ondersteunen het streven naar Europese afspraken op dit gebied en vragen de Staatssecretaris om een beeld te schetsen hoe dergelijke Europese regelgeving zou kunnen worden vormgegeven, hoe hierbij het Europese speelveld eruitziet en welke termijn realistisch is voor inwerkingtreding van Europese regelgeving op dit gebied.

Antwoord:

De Europese Commissie zet in de uitwerking van het actieplan circulaire economie in op het verbreden of verder aanscherpen van verschillende productrichtlijnen, waaronder de verpakkingenrichtlijn. Er is brede steun bij de Lidstaten voor de in het actieplan aangekondigde maatregelen. Een verplichte toepassing van recyclaat heeft daarbij voor Nederland prioriteit. Daarnaast zijn het terugdringen van het gebruik van plastic, het vaker hergebruiken van plastic en het aanscherpen van de eisen aan materiaal, ontwerp en de recyclebaarheid nodig om de collectie en sortering te vereenvoudigen. Dit zijn belangrijke aandachtspunten die in de voorstellen van de Europese Commissie voor 2021–2022 aan de orde zullen komen. Na presentatie van de voorstellen door de Europese Commissie en de afronding van het codecisieproces met de Lidstaten en het Europees Parlement zal een implementatietermijn gelden. Een reële planning is daarmee drie tot vijf jaar voordat Europese verplichtingen in de praktijk gebracht zijn. Nederland zet zich proactief in om het Europese proces te bespoedigen en onze kennis en ervaring op genoemde onderwerpen te delen. Binnen het Nederlandse en Europese Plastic Pact zal Nederland aan dit proces bijdragen door met partijen te verkennen hoe een dergelijke maatregel eruit kan komen te zien.

Vraag 2

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris aangeeft dat een Europees traject tijd kost, maar dat zij op korte termijn geen concrete nationale maatregelen aankondigt om de afzetmarkt voor recyclaat te versterken. Heeft de Staatssecretaris wel naar deze optie gekeken? Welke nationale maatregelen, om de afzetmarkt voor recyclaat te versterken, zijn er volgens haar mogelijk? Heeft de Staatssecretaris bijvoorbeeld ook gekeken naar maatregelen zoals de inzet van een minimumpercentage recyclaat voor bepaalde productgroepen, verhoogde overheidsdoelstelling op het gebied van circulair inkopen, of het opnemen van gunningspunten voor het toepassen van secundaire grondstoffen bij aanbestedingen? Zijn dergelijke maatregelen met de sector besproken? Kan de Staatssecretaris uiteenzetten wat de voor- en nadelen zouden zijn van dergelijke nationale maatregelen om de afzetmarkt voor recyclaat te versterken?

Antwoord:

Het nationaal voorschrijven van een verplicht percentage recyclaat heeft als nadeel dat het de interne markt kan belemmeren en alleen mogelijk is als de nationale maatregel aantoonbaar noodzakelijk is vanwege milieubescherming en proportioneel en niet discriminerend is. Gevolg is dat het voorschrijven van zo’n nationale norm veel tijd kost, juridische risico’s kent en ook geen garantie biedt dat plastic dat van buiten Nederland wordt geïmporteerd aan eisen om recyclaat toe te passen voldoet. Dit maakt dat de inzet voor Europese regelgeving efficiënter is. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving.

Ondertussen zit Nederland niet stil en start bij het Versnellingshuis het Doorbraakproject «markt voor recyclaat». In dit project wordt per productfamilie uitgewerkt wat haalbare en ambitieuze percentages recyclaat zijn. Dit is behulpzaam voor het Europese traject om een verplicht gehalte aan recyclaat op te nemen. Ook worden binnen het Doorbraakproject rondetafelbijeenkomsten georganiseerd met alle stakeholders van een bepaalde productfamilie zoals bijvoorbeeld verfemmers en pellets, om zo de samenwerking te versterken.

Daarnaast wordt binnen het Transitieteam Kunststoffen gewerkt aan een actieplan toepassing recyclaat. Begin september heeft een grote digitale bijeenkomst plaatsgevonden waarin partijen uit de kunststofketen, mede naar aanleiding van de effecten van de coronacrisis, hebben gebrainstormd over mogelijke korte en lange termijn maatregelen om de toepassing van kunststofrecyclaat te stimuleren. Het actieplan zal naar verwachting voorstellen bevatten om de vraag te bevorderen, het aanbod te verbeteren, en vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten. Naar verwachting wordt het actieplan begin volgend jaar opgeleverd.

In het antwoord op vraag 11 zal ik nader ingaan op de inzet van het Rijk rond duurzaam inkopen.

Vraag 3

De leden van de CDA-fractie constateren dat er sprake is van grote voorraden ingezameld textiel en dat de kwaliteit van het textiel door langdurige opslag zal afnemen, waardoor het de vraag is of het overschot afgezet kan worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat er met het overschot aan textiel, dat niet kan worden afgezet, zal gebeuren. Wat betekent dit voor de inkomsten van de textielinzamelaars en -sorteerders en hoe kan worden voorkomen dat de voorraden laagwaardig worden ingezet of verbrand? Is de Staatssecretaris voornemens om met textielinzamelaars en -sorteerders en andere betrokken partijen in gesprek te gaan om hiervoor oplossingen te zoeken en daarmee ook te zorgen voor een zo hoogwaardig mogelijke inzet van dit textiel? Zo nee, waarom niet en welke oplossingen ziet de Staatssecretaris dan wel voor dit probleem?

Antwoord:

Het huidige systeem van textielinzameling staat onder druk en door de coronacrisis wordt dit nog verder benadrukt. We zien verschillende bewegingen: de kwaliteit van het ingezamelde textiel loopt terug en steeds meer gebruikte kleding van hoge kwaliteit wordt verkocht op online platforms, waardoor meer kleding wordt hergebruikt. Met de introductie van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel wordt een belangrijke stap gezet in de transitie naar circulair textiel, maar op korte termijn kampen de inzamelaars inderdaad met een overschot aan textiel. Het is ook mijn inzet om bij te dragen aan een oplossing met een zo hoogwaardig mogelijke inzet van dit textiel.

Tijdens de eerste maanden van de coronacrisis is er veel extra textiel ingezameld, zo’n 25 tot 30 procent meer dan normaal. Het ministerie is periodiek in gesprek met de verenigingen van inzamelaars, kringloopbedrijven en gemeenten. De sector koppelt in dit overleg periodiek terug wat de stand van zaken en verwachte ontwikkeling is van de afzet van tweedehands textiel. De afzet loopt inmiddels weer door, zij het tegen een lagere prijs dan aan het begin van dit jaar. Er zijn regelingen van het Rijk en gemeenten om de negatieve financiële effecten te mitigeren.

Er wordt gezocht naar een oplossing voor het ingezamelde textiel. De Dutch Circular Textile Valley heeft in juni een brede oproep gedaan om het overschot te matchen met de vraag van partijen (ook partijen buiten de textielsector, bijvoorbeeld uit de bouwsector). Deze uitvraag leverde interesse op, maar de vraagprijs voor het ingezamelde textiel was hoger dan de geïnteresseerde partijen bereid zijn te betalen. Omdat het opgeslagen textiel ongesorteerd is, is hoogwaardige afzet een uitdaging. IenW organiseert daarom een bijeenkomst met inkopers van de landelijke overheid en lokale overheden om te bezien of via het inkoopbeleid dit textiel kan worden afgezet.

D66-fractie

Vraag 4

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de uitdagingen van de plasticrecyclers. De Staatssecretaris concludeert in haar brief dat de recyclingmarkt nog niet weerbaar genoeg is om grote vraag- en aanbodschommelingen op te vangen en om de concurrentie met de lineaire economie aan te gaan. De voorgenoemde leden vragen of de grote schommelingen door de dalende olieprijs en de coronacrisis representatief is voor de in de toekomst te verwachten schommelingen in vraag en aanbod. Moet de sector wel inzetten om weerbaar te worden tegen dit soort schommelingen of is de situatie van 2020 zo extreem dat dit een uitzonderingssituatie is en zij met eenmalige steun wel weerbaar genoeg zijn om toekomstige marktschommelingen op te vangen?

Antwoord:

De coronacrisis legt structurele uitdagingen binnen de sector bloot. Ook voor de coronacrisis was de uitdaging om de verschillende soorten plastic hoogwaardig te kunnen recyclen en het recyclaat af te kunnen zetten. Het plasticrecyclaat kan in veel gevallen in prijs en kwaliteit nog niet concurreren met virgin plastic en daarmee ontbreekt een volwassen marktvraag naar het recyclaat. Voor een deel van het plasticrecyclaat moet zelfs betaald worden om deze afgezet te krijgen. Los van de COVID-19 situatie had deze sector al te maken met een schommelende vraag en aanbod. Daarom is het wenselijk om in te zetten op effectieve prikkels om de circulaire economie structureel te stimuleren.

Vraag 5

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voornemens is om tot een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat te komen in Europees verband. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat haar gedachten zijn over de hoogte van dit plastic recyclaat. Is deze maatregel voldoende om de prijs ven gerecycled plastic los te koppelen van de prijsontwikkeling van olie en virgin plastic? De voorgenoemde leden begrijpen dat het opzetten van een degelijke regeling tijd kost. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij ook overweegt om vooruitlopend op Europese wetgeving dit eerst nationaal op te zetten.

Antwoord:

Er zijn veel verschillende soorten plastic en er zijn veel verschillende toepassingen van plastic. Er moet dus onderzocht worden bij welke soorten plastic en in welke toepassingen, recyclaat kan worden toepast, zonder dat de eigenschappen en veiligheid van het plasticproduct in het geding komen. Daarvoor zullen ook technische standaarden worden ontwikkeld en moet zeker zijn dat er voor sectoren die een verplichting krijgen, voldoende recyclaat beschikbaar is, om de verplichting te kunnen nakomen. Voor het verder uitwerken van een verplicht percentage plastic recyclaat zal onderzoek moeten worden gedaan. Met het Doorbraakproject markt voor recyclaat wordt hier een begin mee gemaakt.

Een veel voorkomende toepassing van plastics zijn de voedselverpakkingen die wij dagelijks gebruiken. Het toepassen van plasticrecyclaat in voedselverpakkingen is op dit moment nog niet mogelijk en ook verboden, omdat het plasticrecyclaat niet voldoet aan de kwaliteitseisen die in het verband met voedselveiligheid worden gesteld. De enige uitzondering op deze regel zijn drankflessen die via een statiegeldsysteem worden ingezameld. Deze manier van inzameling garandeert dat het plastic recyclaat veilig in nieuwe flessen kan worden toegepast. Vanuit de Single-Use Plastics richtlijn worden wettelijke doelstellingen opgenomen voor het toepassen van respectievelijk 25 procent en 30 procent recyclaat in drankverpakkingen in 2025 en 2030. Deze keten van frisdrankflessen is daarmee echter wel uitzonderlijk. Het opnemen van een algemene doelstelling voor het toepassen van recyclaat in alle voedselverpakkingen, kan niet voorbijgaan het feit dat toepassing vanuit het oogpunt van veiligheid en kwaliteit nog niet kan. Daarnaast zijn er nog veel plastic producten voor eenmalig gebruik waar we vanaf willen. Het toepassen van recyclaat in producten die opnieuw maar een keer gebruikt gaan worden, zie ik niet als wenselijk eindbeeld van de transitie naar een circulaire economie.

Overwogen is of het nationaal verplichten van een percentage recyclaat in bepaalde producten haalbaar is. Naast het genoemde onderzoek naar mogelijke toepassing, kan het nationaal voorschrijven van een verplicht percentage recyclaat de interne markt belemmeren. Dit kan alleen als de nationale maatregel aantoonbaar noodzakelijk is vanwege milieubescherming en proportioneel en niet discriminerend is. Gevolg is dat het voorschrijven van zo’n nationale norm veel tijd kost, juridische risico’s kent en ook geen garantie biedt dat plastic dat van buiten Nederland wordt geïmporteerd aan eisen om recyclaat toe te passen voldoet. Dit maakt dat de inzet voor Europese regelgeving efficiënter is. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving.

Vraag 6

De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat normalisatie van plasticrecyclaat met behulp van (NEN-)trajecten het vertrouwen in recyclaat kunnen doen toenemen. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de termijn ongeveer is om dit soort normen op te zetten. Overweegt de Staatssecretaris ook andere manieren om het vertrouwen in recyclaat te verbeteren? En zo ja, welke?

Antwoord:

Met NEN is afgesproken dat zij medio 2021 drie concept NTA’s (Nederlandse technische afspraken) opleveren over drie verschillende typen gerecycled kunststofrecyclaat. Deze normen beschrijven de benodigde specificaties voor de toepassing van het kunststofrecyclaat in nieuwe producten. Na definitieve publicatie van deze normen kunnen ze ook als Europees voorbeeld dienen. Met deze drie eerste NTA’s nemen we als Nederland een voorlopersrol en laten we zien dat het mogelijk is om standaarden te ontwikkelen. Door dit te financieren en te laten zien dat het mogelijk is, wil ik op gang brengen dat het bedrijfsleven zelf en andere Europese lidstaten ook investeren in normalisatie en standaardisatie. Andere maatregelen voorzie ik op dit moment niet, maar het is denkbaar dat deze uit het eerdergenoemde actieplan toepassing recyclaat voortkomen.

Vraag 7

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of recyclingbedrijven voldoende steun krijgen uit de huidige coronamaatregelen. Hoeveel van deze bedrijven dreigen failliet te gaan? Is de Staatssecretaris in contact met haar collega van Economische Zaken en Klimaat (EZK) met betrekking tot coronasteunmaatregelen voor deze voor de circulaire transitie belangrijke sector?

Antwoord:

Recyclingbedrijven kunnen een beroep doen op brede steunmaatregelen van het kabinet. De afzetmarkt voor kunststof recyclaat trekt inmiddels gelukkig weer aan. Voor textiel is het huidige beeld dat geschetst wordt door de brancheorganisatie van de inzamelaars- en sorteerders van textiel (VHT) dat de afzet inmiddels doorloopt, zij het tegen een lagere prijs dan aan het begin van dit jaar. Voor investeringen in verduurzaming zijn de MIA/VAMIL-regelingen beschikbaar.

GroenLinks-fractie

Vraag 8

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat de Staatssecretaris de problemen in de kunststof- en textielsector op haar netvlies heeft staan, maar zetten wel vraagtekens bij de aanpak ervan. In de beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid Kröger op 1 juli 2020, over het bericht «Staatssecretaris in de maag met tonnen plastic afval», was nog niet bekend met hoeveel procent de vraag naar plasticrecyclaat was gedaald naar aanleiding van de coronacrisis en de lage olieprijzen. Deze leden vragen of er inmiddels een beter kwantitatief beeld is van de effecten van de coronacrisis op zowel de afzetmarkt voor kunststof- als textielrecyclaat.

Antwoord:

We hebben geen landelijk kwantitatief beeld van de effecten op de afzetmarkt voor kunststofrecyclaat. Afgaand op berichten hierover uit

de branche weten we dat er ook – gelet op de lagere vraag – minder recyclaat is geproduceerd, maar dat de afzetmarkt voor kunststof recyclaat inmiddels weer aan trekt. Van één bedrijf is bekend dat het geproduceerde recyclaat opgeslagen wordt.

Bij textiel gaat het grotendeels nog niet om recyclaat, maar om ingezameld ongesorteerd textiel. In juni heeft de Dutch Circular Textile Valley een inventarisatie uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat in het voorjaar van 2020 er 25 tot 30 procent meer textiel is ingezameld dan normaal.1 Inmiddels is de textielmarkt weer op gang.

Vraag 9

De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de meest recente brief dat de Staatssecretaris het belangrijk vindt om vast te houden aan gestelde doelen voor recyclingbedrijven in deze onzekere tijden. Is de Staatssecretaris van mening dat dat voldoende is? Deze leden lazen eerder dat de Staatssecretaris partijen in verbinding brengt, zodat zij elkaar kunnen helpen in deze situatie. Zo organiseerde het Versnellingshuis Circulaire Economie een rondetafelbijeenkomst. Wat was de uitkomst van deze bijeenkomst? Is de Staatssecretaris van mening dat het organiseren van een bijeenkomst voldoende is om dit probleem op te lossen? En welke aanvullende maatregelen heeft de Staatssecretaris genomen om de recyclingsector te helpen om de afzetmarkt voor kunststofrecyclaat te verbeteren?

Antwoord:

De rondetafelbijeenkomst heeft begin september plaatsgevonden en is ook benut om het actieplan toepassing recyclaat van het Transitieteam Kunststoffen verder vorm te geven. Tijdens de bijeenkomst is nagedacht over mogelijke maatregelen – van de overheid en van het bedrijfsleven zelf – om de toepassing van recyclaat te stimuleren. Met een aantal van de genoemde maatregelen, zoals een verplicht percentage recyclaat en de ontwikkeling van normen voor recyclaat, ben ik al bezig. Naar verwachting wordt het actieplan toepassing recyclaat begin volgend jaar opgeleverd. Op basis daarvan bekijk ik welke andere maatregelen ik kan nemen.

Vraag 10

Is de Staatssecretaris bereid om onder andere fiscale maatregelen te treffen zoals extra belasting op virgin plastics?

Antwoord:

Ik wil samen met mij collega van financiën bekijken of een financiële of fiscale prikkel mogelijk is om het op de markt brengen van nieuwe plastics af te remmen.

Vraag 11

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris voorstander is van een introductie van een verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in nieuwe producten. Deze leden juichen het toe dat zij zich daar in Europa hard voor maakt. Deze leden vragen naar de voortgang en het krachtenveld in Europa met betrekking tot deze maatregel. Is de Staatssecretaris bereid om dit in Nederland wettelijk te regelen indien er in Europa niet voldoende vaart achter zit? Deze leden vragen de Staatssecretaris tevens welk verplicht percentage gerecycled materiaal zij in gedachten had. En welke maatregelen neemt de overheid zelf in het kader van duurzaam inkopen?

Antwoord:

Zoals aangegeven in antwoord op vragen hierover van de fracties van CDA en D66, heeft het nationaal verplichten van een percentage recyclaat belangrijke nadelen en is de inzet voor Europese regelgeving efficiënter. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving, om zo de impact en de vraag te vergroten.

Daarnaast zijn er ook via het inkoopbeleid mogelijkheden om de vraag te stimuleren. Zo stelt Het Rijk MVI-criteria beschikbaar aan alle overheden voor alle relevante productcategorieën. Voor inkoopcategorieën waar verpakkingen een rol spelen, is een gunningscriterium opgenomen, waarbij een verpakking met meer recyclaat hoger wordt gewaardeerd. Ook voor straatmeubilair, speeltoestellen en kantoormeubilair zijn circulaire gunningscriteria beschikbaar. Deze MVI-criteria worden momenteel verder uitgebreid met het oog op het hergebruiken van producten of componenten, en het eenvoudig te scheiden zijn van materialen aan het einde van de levensduur.

De overheid is ook in de huidige praktijk een belangrijke inkopende marktpartij voor producten die plasticrecyclaat bevatten. Een groot deel van het plastic recyclaat vindt zijn toepassing in diverse producten die door overheden worden ingekocht, zoals parkbankjes, verkeersbordvoetjes, wegbaanscheidingselementen, geluidswallen, dwarsliggers en beschoeiing. Over aanvullende maatregelen om de toepassing van kunststofrecyclaat te bevorderen wordt nagedacht in het Transitieteam Kunststoffen en in het Doorbraakproject markt voor recyclaat. Het actieplan van het Transitieteam Kunststoffen verwacht ik begin volgend jaar. Op basis hiervan bekijk ik welke verdere actie mogelijk is.

Voor textiel heeft het Rijk zich tot doel gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10 procent toegepast recyclaat en het Rijk verhoogt deze ambitie naar 25 procent vanaf 2025.

Voor wat betreft kantoormeubilair zet het Rijk zelf primair in op hergebruik en refurbishment. Daar waar toch nieuw meubilair door het Rijk moet worden ingekocht, bestaat dat voor 50 procent uit gerecycled en/of hernieuwbaar materiaal.

Vraag 12

De leden van de GroenLinks-fractie stellen in het Actieplan Onzinplastic voor om de volgende doelstelling wettelijk te verankeren: «alle eenmalig te gebruiken plastic producten en verpakkingen bestaan voor 35% uit gerecyclede plastics in 2025 en voor 50% in 2030». Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? Deelt zij de analyse van deze leden dat een dergelijke doelstelling de afzetmarkt voor plastics enorm zou versterken?

Antwoord:

Ik deel de analyse dat een doelstelling voor het toepassen van gerecyclede plastics kan bijdrage aan het versterken van de afzetmarkt en daarom zet ik mij ook in om deze maatregel op EU-niveau verder uit te werken. In het antwoord op soortgelijke vragen van de fractie van CDA en D66 ga ik nader in op de noodzaak om per productstroom en plasticsoort te onderzoeken welk percentage recyclaat kan worden gepast.

Vraag 13

De leden van de GroenLinks-fractie lezen nog steeds dat er een zeer slechte afzetmarkt is voor gerecycled textiel. In de praktijk blijkt dat gemiddeld slechts 1% van al het materiaal van nieuwe kleding is gemaakt van gerecycled materiaal, terwijl er 2 miljoen kilo kleding per week wordt ingezameld in Nederland. De textielinzamelaars willen actie van de overheid om de mode-industrie te dwingen om gerecycled materiaal te gaan gebruiken. Denkt de Staatssecretaris dat het voorstel voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid hiervoor voldoende is?

Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat de doelstelling uit het beleidsprogramma Circulair Textiel – 30% gerecycled materiaal in nieuw textiel in 2030 – ver naar voren moet worden gehaald om de afzetmarkt voor ingezameld textiel te verbeteren? In de beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid Kröger over het bericht «Onverkochte «kledingbergen» door corona, maar ook roep om duurzame herstart» schrijft de Staatssecretaris dat het toepassen van een verplicht percentage gerecycled materiaal in de Europese Textiel Strategie «voor de hand ligt», maar wat is de inzet van de Staatssecretaris zelf? Gaat zij zich hiervoor inzetten? En hoe ziet het speelveld eruit? Daarnaast lezen deze leden dat het Rijk zelf het doel heeft gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10% recyclaat. Deze leden vragen de Staatssecretaris of de ambities wat betreft circulair inkopen door het Rijk niet een stuk ambitieuzer kunnen.

Antwoord:

Ik ben het eens met de leden van de GroenLinks-fractie dat er nog een hoop moet gebeuren om de doelstelling van 30 procent in 2030 te halen, wel heeft de sector mij aangegeven dat deze doelstelling haalbaar zou moeten zijn. De doelstelling verder naar voren halen, vind ik niet realistisch, tenzij uit de monitoring van de doelen uit het beleidsprogramma circulair textiel blijkt dat het ook sneller kan. Indien dat het geval is, dan zal ik mij daar uiteraard voor inzetten. Naast mijn inzet te komen tot een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid maak ik me in Europa ook hard voor producteisen voor textiel, waaronder een verplicht percentage gerecycled textiel, beperking van schadelijke stoffen en een labelsysteem over de milieubelasting van het product. De Europese Commissie werkt aan een textielstrategie. In aanloop daarnaar ben ik met de Europese Commissie en lidstaten in gesprek om onze prioriteiten voor de textielstrategie te agenderen. Het Rijk vult haar voorbeeldrol in door vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10 procent toegepast recyclaat en het Rijk verhoogt deze ambitie naar 25 procent vanaf 2025.

SP-fractie

Vraag 14

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de huidige crisis goed laat zien waarom bepaalde zaken niet aan de markt overgelaten moeten worden. De prijs van virgin plastics, in vergelijking met gerecycled plastic, was al te laag om van de markt uit te kunnen gaan; dit wordt nu nog duidelijker. Is voor de Staatssecretaris nu het moment gekomen dat zij nationale wetgeving gaat overwegen? Zo ja, welke trajecten gaat zij hiervoor inzetten?

Antwoord:

Ik deel de analyse dat een doelstelling voor het toepassen van gerecyclede plastics kan bijdrage aan het versterken van de afzetmarkt en daarom zet ik mij ook in om deze maatregel op EU-niveau verder uit te werken. Het nationaal voorschrijven van een verplicht percentage recyclaat kan de interne markt belemmeren en kan alleen als de nationale maatregel aantoonbaar noodzakelijk is vanwege milieubescherming en proportioneel en niet discriminerend is. Gevolg is dat het voorschrijven van zo’n nationale norm veel tijd kost, juridische risico’s kent en ook geen garantie biedt dat plastic dat van buiten Nederland wordt geïmporteerd aan eisen om recyclaat toe te passen voldoet. Dit maakt dat de inzet voor Europese regelgeving efficiënter is. Daarom zet ik me in voor Europese regelgeving.

Vraag 15

Dat de Staatssecretaris zich inzet voor de verplichte toepassing van een percentage plastic recyclaat in Europese regelgeving is zeker zeer positief, aldus deze leden, maar zij wijzen erop dat er een groot verschil zit tussen ambities geuit door één lidstaat en uiteindelijk concreet Europees beleid. Deze leden willen graag weten welk beleid nu al in Nederland kan worden ingezet, los van EU-maatregelen die wellicht nooit komen.

Antwoord:

Onder de vlag van het Versnellingshuis loopt het Doorbraakproject «markt voor recyclaat». In dit project wordt per productfamilie uitgewerkt wat haalbare en ambitieuze percentages recyclaat zijn. Dit is behulpzaam voor het Europese traject om een verplicht gehalte aan recyclaat op te nemen. Ook worden binnen het Doorbraakproject rondetafelbijeenkomsten georganiseerd met alle stakeholders van een bepaalde productfamilie zoals bijvoorbeeld verfemmers en pellets, om zo de samenwerking te versterken.

Daarnaast wordt binnen het Transitieteam Kunststoffen gewerkt aan een actieplan toepassing recyclaat. Begin september heeft een grote digitale bijeenkomst plaatsgevonden waarin partijen uit de kunststofketen, mede naar aanleiding van de effecten van de coronacrisis, hebben gebrainstormd over mogelijke korte en lange termijn maatregelen om de toepassing van kunststofrecyclaat te stimuleren. Het actieplan zal naar verwachting voorstellen bevatten om de vraag te bevorderen, het aanbod te verbeteren, en vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten. Naar verwachting wordt het actieplan begin volgend jaar opgeleverd.

Vraag 16

Deze leden benadrukken dan ook de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris om nu in Nederland te doen wat mogelijk is om de hoeveelheid plastic drastisch terug te dringen. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?

Antwoord:

Producenten van plastic verpakkingen hebben een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Producenten betalen de kosten die de door hen op de markt gebrachte verpakkingen aan het eind van hun levenscyclus hebben. Daarmee krijgen ze een financiële prikkel om minder plastic op de markt te brengen. Tariefdifferentiatie zorgt er daarbij voor dat deze prikkel naar individuele producenten wordt doorberekend. Daarnaast geldt dat producenten confronteren met afval dat ontstaat aan het eind van de keten en hen verantwoordelijk maken daar zorg voor te dragen, de route is om hen bewust te maken en te bewegen minder producten op de markt te brengen. Aanvullend daarop heb ik afspraken over de beperking van het gebruik van plastic gemaakt in het Nederlandse en Europese Plastic Pact.

Daarnaast volgen uit de Single-Use Plastics richtlijn maatregelen om het gebruik van plastic aan de voorkant af te remmen. Deze maatregelen zullen worden geïmplementeerd in de vorm van nationale geboden en verboden bij het op de markt brengen van verschillende eenmalige plastic.

Vraag 17

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten waarom zij de mening is toegedaan dat «uiteindelijk de recyclingmarkt zijn werk moet gaan doen», terwijl duidelijk is dat normering en wetgeving wel gedaan kan krijgen wat de markt en het bedrijfsleven zelf niet lukt, namelijk het drastisch terugdringen van plastics. Deze leden verwijzen hierbij naar de statiegelddiscussie, waar ook eindeloos werd onderhandeld en doelen keer op keer niet werden gehaald, terwijl wettelijke invoering van statiegeld wél effectief is. Graag zien zij een reactie hierop.

Antwoord:

Wanneer de werking van de markt resulteert in uitkomsten en gedrag die maatschappelijk of milieutechnisch ongewenst zijn, grijpt de overheid in door via wet- en regelgeving kaders te stellen. Dat doet de overheid bijvoorbeeld door statiegeld wettelijk te verplichten, of door bedrijven te verplichten recyclingdoelen te halen. Normen gesteld in wet- en regelgeving sturen de markt en stellen de kaders waarbinnen marktpartijen opereren. Binnen die gestelde wettelijke kaders, is het dan weer aan de markt om zijn werk te gaan doen. Wanneer de wettelijke kaders niet worden nagekomen, treedt de overheid handhavend op.

Vraag 18

De leden van de SP-fractie vragen, ten aanzien van de textielketen, hetzelfde. Hoe staan de Europese lidstaten tegenover een verplicht percentage gerecycled materiaal? Welk zicht is er op het bereiken van overeenstemming hierover binnen de EU en binnen afzienbare termijn? Deze leden vragen ook hoe nu en de komende jaren de ambities en concrete doelen omhoog kunnen. Deze leden wijzen er hierbij ook op dat ondanks vele afspraken de textielketen niet alleen zeer vervuilend werkt, maar bij uitstek een keten is waar de arbeidsomstandigheden extreem slecht zijn. Waarom lukt het niet hier (nationale of Europese) wettelijke maatregelen dan wel bindende internationale afspraken over te maken, die ook daadwerkelijk effect hebben?

Antwoord:

Het onderwerp textiel is in Europees verband relatief nieuw. Ik ben blij met de ambities van de Europese Commissie op dit vlak. Volgend jaar komt de Commissie met een Textielstrategie. Het is mijn inzet dat daarin producteisen een plaats krijgen, om onder meer het aandeel gerecycled materiaal in nieuwe textielproducten te vergroten. Ik ben hierover in gesprek met de Commissie en ga hierover ook met andere lidstaten in gesprek.

Beleidsmaatregelen circulaire verpakkingsketen

VVD-fractie

Vraag 19

De leden van de VVD-fractie willen dat er voorkomen wordt dat kunststofproducten worden vervangen door slechtere alternatieven zoals papierenverpakkingen met bepaalde coatings. Hoe waarborgt de Staatssecretaris dat innovatie in de vervanging van kunststofproducten niet zal leiden tot een verslechtering van het milieuprofiel?

Antwoord:

Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn, vooral inzetten op preventie en het stimuleren van hergebruik, om te voorkomen dat een verschuiving naar andere eenmalige materialen plaatsvindt.

In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten. Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere inzet op dit terrein. Een ander voorbeeld is het verbod op gratis plastic tassen, waar ook papieren tassen met een plastic coating onder vallen.

Vraag 20

De leden van de VVD-fractie constateren dat circulaire investeringen voor de lange termijn vaak nog niet rendabel zijn vanwege onzekerheid over concrete beleidsdoelen in de toekomst. Hoe gaat de staatsecretaris voor duidelijkheid zorgen om circulaire investeringen voor de langere termijn aantrekkelijker te maken? Is de Staatssecretaris van plan om per sector op korte termijn concretere doelen te stellen?

Antwoord:

Het bieden van zekerheid aan de markt gebeurt voor verpakkingen door het stellen van concrete doelen per materiaalstroom. Deze doelstellingen worden in regelgeving vastgelegd en producenten van verpakte producten zijn verantwoordelijk voor het halen van deze doelen. Onrendabele toppen in de recycling van met name plastic verpakkingen komen daarmee voor rekening van diegenen die de verpakkingen op de markt brengen en daarmee worden investeringen gestimuleerd. Ook geeft dit producenten een stimulans om minder verpakkingen of herbruikbare en goed recyclebare verpakkingen op de markt te brengen en te investeren in innovatieve inzamel- en recyclingtechnieken. Aanvullend worden investeringen in alle stappen van de keten fiscaal ondersteund via de MIA en Vamil-regelingen.

Vraag 21

De leden van de VVD-fractie constateren dat door de lage olieprijzen de berg met plasticafval vergroot en er minder vraag is naar recyclaat. Ook in de textielsector is de keuze tussen gerecycled textiel en nieuw textiel snel gemaakt vanwege de hoge prijs van recycling. Deze leden zien net als het kabinet het belang van het op termijn verplichten van het gebruik van recyclaat op Europees niveau. Welke maatregelen denkt de staatsecretaris op korte termijn te kunnen nemen om het gebruik van recyclaat te bevorderen? Ziet zij mogelijkheden om bijvoorbeeld strenger in te zetten op het circulaire inkoopbeleid van de overheid?

Antwoord

In het antwoord op vraag 11 ben ik nader ingegaan op de inzet van het kabinet ten aanzien van het circulaire inkoopbeleid.

PVV-fractie

Vraag 22

De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris op de hoogte is van de problemen waar ondernemers tegenaan lopen als het gaat om de beleidsmaatregelen omtrent circulariteit en of zij met de betreffende sectoren in gesprek is om ervoor te zorgen dat beleidsmaatregelen niet ten koste gaan van omzet en werkgelegenheid.

Antwoord:

Ja, ik ben op de hoogte van de uitdagingen waar ondernemers tegenaan lopen in de transitie naar een circulaire economie voor plastic en textiel. Ik ben doorlopend met de betreffende sectoren in gesprek.

CDA-fractie

Vraag 23

De leden van de CDA-fractie merken op dat door de coronacrisis de hoeveelheid plasticafval afkomstig van huishoudens in korte tijd sterk gestegen is. Desondanks blijft de norm voor producenten, om er zorg voor te dragen dat 50% van de kunststofverpakkingen voor recycling moet worden aangeboden, van kracht. Deze leden vragen de Staatssecretaris te beschrijven in hoeverre dit doel voor 2020, gezien de sterke stijging in de hoeveelheid afval afkomstig van huishoudens, realistisch en haalbaar is voor de producenten van verpakte producten.

Antwoord:

De doelstelling van 50 procent recycling van kunststof verpakkingsafval geldt voor alle op de markt gebrachte verpakkingen voor het jaar 2020.2 Binnen deze overkoepelende doelstelling is een verschuiving te zien naar meer huishoudelijk verpakkingsafval en minder bedrijfsafval als gevolg van corona en het feit dat mensen vaker thuis zijn. Dit hoeft voor het halen van de overkoepelende doelstelling geen bezwaar te zijn. De verwerking van verpakkingsafval van huishoudens heeft goede doorgang gevonden, ondanks corona. Ik blijf met het Afvalfonds, eindverantwoordelijk voor het halen van de doelstelling, en andere relevante ketenspelers in gesprek over de voortgang en mogelijke knelpunten als gevolg van corona.

Vraag 24

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het streven van de Staatssecretaris naar eenvoudige en begrijpelijke afvalscheiding. Het inzamelen van plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons (pmd) als uitgangspunt nemen, voor gemeenten die bronscheiding toepassen, kan daarbij helpen. Deze leden vragen de Staatssecretaris in hoeveel gemeenten dit de praktijk zal zijn en welke mogelijkheden zij ziet om ook in gemeenten die geen bronscheiding toepassen eenvoudige en begrijpelijke afvalscheiding verder te stimuleren.

Antwoord:

Bronscheiding is de norm die ook in het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen, is vastgelegd. In de nieuwe afspraken tussen de VNG en het verpakkend bedrijfsleven is pmd inzameling voor gemeenten die bronscheiding toepassen als uitgangpunt genomen. Gemeenten mogen pmd ook nascheiden indien dit een vergelijkbare kwaliteit oplevert als bronscheiding. In 2017 scheidde 80 procent van de gemeenten pmd bij de bron. Dit percentage neemt procentueel af omdat met name grote gemeenten met veel hoogbouw en relatief laag bronscheidingsrendement, kiezen voor nascheiding. In 2025 wordt verwacht dat 65 procent van de gemeenten pmd scheidt bij de bron en in de overige grote gemeenten nascheiding wordt toegepast.

Vraag 25

De leden van de CDA-fractie merken op dat op het gebied van afvalscheiding ook scholen tegen obstakels aanlopen. Doordat schoolafval onder bedrijfsafval valt, moeten scholen zelf contracten afsluiten om dit afval naar de stort af te voeren. Dit maakt dat afvalscheiding vaak simpelweg te duur is voor scholen en dat zij daarom uit financiële overwegingen vaak al hun afval als restafval markeren.

Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij dit probleem op kan lossen, zodat afvalscheiding bij scholen gestimuleerd kan worden. Is de Staatssecretaris reeds in gesprek met de scholen om gezamenlijk een oplossing te vinden?

Antwoord:

Ik ben met onder andere de NVRD, de Vereniging Afvalbedrijven (VA) en gemeenten en scholen in gesprek om afvalscheiden op scholen te verbeteren. Een belangrijke kostenpost bij gescheiden inzameling betreft de kosten voor de inzameling van verpakkingsafval via het pmd. Scholen produceren juridisch gezien bedrijfsmatig afval. Door de NVRD en de VA is toegezegd dat zij gescheiden inzameling op scholen tegen acceptabele kosten aanbieden. Daarnaast wordt de producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingsafval verbreed. Producenten van verpakte producten moeten uiterlijk vanaf 2023 voorzien in passende innamesystemen voor alle door hen in de handel gebrachte verpakkingen.

Vraag 26

De leden van de CDA-fractie constateren dat, met het vervallen van de uitzondering van de producentenverantwoordelijkheid voor de kosten van de inname van verpakkingsafval dat vrijkomt bij bedrijven in 2023, producenten ook een systeem moeten opzetten voor de inname van verpakkingsafval in de openbare ruimte, bij scholen en diensten. De Staatssecretaris geeft aan met het verpakkend bedrijfsleven in gesprek te gaan over hoe zij dit systeem gaan vormgeven. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke termijn zij hierover met het bedrijfsleven in gesprek zal gaan. Zijn er door het bedrijfsleven reeds knelpunten en obstakels bij het opzetten van dit systeem geïdentificeerd en hoe kunnen deze worden opgelost?

Antwoord:

De producenten van verpakte producten zijn op dit moment alleen verantwoordelijk voor de kosten voor de inzameling van verpakkingsafval bij huishoudens. De producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingsafval wordt in 2023 verbreed met bedrijfsmatig afval. Producenten van verpakte producten moeten daarmee uiterlijk vanaf 2023 voorzien in passende innamesystemen voor alle door hen in de handel gebrachte verpakkingen. Met name voor primaire of verkoopverpakkingen die vrijkomen bij bedrijven, scholen en in de openbare ruimte wordt op dit moment nog geen passend inzamelsysteem georganiseerd. Het is aan de producenten van verpakte producten en namens hen het Afvalfonds, om vanaf 2023 invulling te geven aan de producentenverantwoordelijkheid te voorzien in een passend inzamelsysteem voor deze stroom. Gesprekken daarover tussen het ministerie en het Afvalfonds worden gevoerd. Er zijn vooralsnog geen knelpunten geïdentificeerd.

Vraag 27

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris, voordat zij alle circulaire doelstellingen voor de periode 2025–2030 vaststelt, voor verschillende materialen van verpakkingen een verkenning wil uitvoeren naar de wijze waarop hergebruik en recycling verder kunnen worden bevorderd. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke termijn zij deze verkenning zal uitvoeren en wanneer de resultaten daarvan aan de Kamer zullen worden gepresenteerd. Betekent dit dat de Staatssecretaris alle doelen pas daadwerkelijk zal vaststellen nadat deze verkenning heeft plaatsgevonden? Of worden sommige doelen al wel vastgesteld en andere doelen pas na afronding van de verkenning? Indien dat laatste het geval is, welke doelen worden dan pas na afronding van de verkenning vastgesteld en hoe zullen de resultaten van de verkenning worden betrokken bij vaststelling van de doelen?

Antwoord:

Ik neem voor alle materiaalstromen van verpakkingen nu circulaire doelstellingen en recyclingdoelstellingen op. Ik heb het ontwerp implementatiebesluit, met daarin de nieuwe doelstellingen, ter voorhang aan uw Kamer aangeboden. Ik wil het besluit uiterlijk 1 juli 2021 afronden

Daaropvolgend wil ik voor verschillende materialen van verpakkingen een verkenning uitvoeren naar de wijze waarop hergebruik en recycling verder kan worden bevorderd. Deze verkenningen kunnen als input dienen voor het vaststellen van doelen voor de periode 2025–2030 en verder, in een volgende kabinetsperiode. In 2025 wordt de werking van de doelstellingen geëvalueerd.

Specifiek voor de metaalketen verwijs ik aanvullend naar mijn antwoord op vraag 32.

Vraag 28

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de stelling van de Staatssecretaris dat sturen op circulaire doelstellingen pas mogelijk is als dit ook op EU-niveau het uitgangspunt wordt. Zij vragen de Staatssecretaris op welke wijze zij zich hiervoor in Europa zal inzetten en wat daarbij het speelveld is.

Antwoord:

De circulaire doelstellingen zijn een uitwerking van de verplichting uit de verpakkingenrichtlijn aan lidstaten om maatregelen te nemen die hergebruik bevorderen. Ik verwacht dat de Europese Commissie in de uitwerking van het CE-actieplan verder in zal zetten op het stimuleren van hergebruik. Nederland zal daarvoor pleiten en onze ervaringen met de circulaire doelstellingen inbrengen.

Vraag 29

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit onderzoek naar een haalbaar recyclingpercentage voor kunststofverpakkingen blijkt dat 50% recycling in 2025 alleen in het meest gunstige scenario haalbaar is en dat de financiële en economische effecten geen onderdeel vormen van dit onderzoek. De Staatssecretaris constateert wat dat betreft terecht dat het verpakkend bedrijfsleven een flinke uitdaging heeft om de EU-doelstelling van 50% recycling in 2025 te realiseren. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom de financiële en economische effecten niet zijn meegenomen in het onderzoek en waarom er desondanks voor is gekozen om het percentage vast te stellen op basis van het meest gunstige scenario. Kan de Staatssecretaris een inschatting maken van de financiële en economische effecten die dit recyclingpercentage zal hebben? Op welke wijze zijn effecten aan de orde gekomen in gesprekken met het bedrijfsleven om te komen tot een groeipad? Welke bezwaren en mogelijke negatieve effecten zijn er door het bedrijfsleven in deze gesprekken naar voren gebracht en wat was daarop de reactie van de Staatssecretaris? Wat zijn de opties als het doel van 50% recycling in 2025 uiteindelijk toch niet realistisch, haalbaar en betaalbaar blijkt?

Antwoord:

De 50 procent recyclingdoelstelling voor kunststof voor 2025 volgt uit de EU-verpakkingenrichtlijn. Nederland is eraan gehouden om de doelstelling te implementeren en doet dat dan ook. De richtlijn geeft de mogelijkheid om voor het halen van de doelstelling ook 5 procent hergebruik mee te tellen. Ook die mogelijkheid wordt door Nederland geïmplementeerd. Met het in de vraag genoemde onderzoek naar een haalbaar recyclingpercentage voor kunststofverpakkingen is aangetoond dat 50 procent in 2025 haalbaar is, maar dat dit wel een stevige uitdaging zal zijn. Ik heb er vertrouwen in dat de doelstelling gehaald gaat worden.

De kosten die het verpakkende bedrijfsleven heeft om de recyclingdoelen na te komen, bedragen op dit moment circa € 250 miljoen per jaar. Ingeschat kan worden dat als gevolg van het nieuwe recyclingpercentage de kosten met circa

€ 50 tot € 100 miljoen per jaar kunnen stijgen richting 2025. Kerndoel van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is om door producenten verantwoordelijk te maken voor de recycling van verpakkingsafval en bijbehorende kosten, zij gestimuleerd worden minder verpakkingen op de markt te brengen en de verpakkingen die zij op de markt brengen, herbruikbaar en goed recyclebaar te maken. De financiële en economische effecten van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verpakkingen en de opgenomen doelstellingen, worden daarmee voor een belangrijk deel bepaald door de invulling die producenten er zelf aangeven.

Ik heb met het bedrijfsleven een groeipad afgesproken met tussendoelen tot 2025. In de gesprekken met het bedrijfsleven zijn alle relevante ontwikkelingen in de keten, zoals die ook door het onderzoek van Rebel Group zijn geïnventariseerd, besproken. Met het bedrijfsleven heb ik overeenstemming bereikt dat de tussendoelen haalbaar zijn. Het ministerie bespreekt in een regulier overleg de voortgang bij het bereiken van de doelen.

Vraag 30

De leden van de CDA-fractie merken verder op dat bedrijven die het verschil kunnen maken in de circulaire transitie momenteel vaak niet in staat zijn om de nodige circulaire investeringen te doen, omdat zij daarvoor de businesscase niet rondkrijgen. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom hoe zij samen met de sector werkt aan realistische doelen voor de kunststofindustrie die ook perspectief bieden voor circulaire investeringen.

Antwoord:

Het bieden van zekerheid aan de markt gebeurt voor verpakkingen door het stellen van concrete doelen per materiaalstroom. Deze doelstellingen worden in regelgeving vastgelegd en producenten van verpakte producten zijn verantwoordelijk voor het halen van deze doelen. Onrendabele toppen in de recycling van met name plastic verpakkingen komen daarmee voor rekening van diegenen die de verpakkingen op de markt brengen en daarmee worden investeringen gestimuleerd. Ook geeft dit producenten een stimulans om minder verpakkingen of herbruikbare en goed recyclebare verpakkingen op de markt te brengen en te investeren in innovatieve inzamel- en recyclingtechnieken. Aanvullend worden investeringen in alle stappen van de keten fiscaal ondersteund via de MIA en Vamil-regelingen.

Vraag 31

De leden van de CDA-fractie constateren ook dat het uitfaseren van bepaalde plastictoepassingen ertoe leidt dat vervangende materialen worden gebruikt die een grotere milieudruk veroorzaken, bijvoorbeeld doordat deze minder geschikt zijn voor recycling en/of in de productie zorgt voor hogere CO2-uitstoot. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom hoe zij gaat voorkomen dat deze ongewenste effecten plaatsvinden. In hoeverre en op welke wijze wordt hiermee rekening gehouden bij het opstellen van beleid en de formulering van doelstellingen?

Antwoord:

Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn, vooral inzetten op preventie en het stimuleren van hergebruik. In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten. Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere inzet op dit terrein. Een ander voorbeeld is het verbod op gratis plastic tassen, waar ook papieren tassen met een plastic coating onder vallen.

Vraag 32

De leden van de CDA-fractie constateren dat er voor metaal voor de jaren 2025 en 2030 bij de EU-recyclingdoelen wordt aangesloten, totdat er meer duidelijkheid is. Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris hierover wel duidelijkheid te hebben? Wat zal er gebeuren als blijkt dat het doel van 85% in 2025 niet realistisch, haalbaar en betaalbaar is?

Antwoord:

Specifiek voor de metaalketen geldt dat nader onderzoek nodig is om het recyclingpercentage op te splitsen naar aluminium en ferro-metalen en beide percentages door te vertalen naar de nieuwe meetmethode. Ik heb de Wageningen Universiteit opdracht gegeven dit nader te onderzoeken en verwacht uw Kamer uiterlijk begin 2021 over de uitkomsten te kunnen informeren. Wel gelden voor Nederland voor 2025 hoe dan ook de EU-minima van 70 procent voor ferro-metalen en 50 procent voor aluminium. Deze doelen zijn opgenomen in het ontwerp implementatiebesluit dat aan uw kamer is aangeboden.

Vraag 33

De leden van de CDA-fractie lezen dat het EU-recyclingdoel van 70% in 2030 in Nederland al met ingang van 2021 gaat gelden en dat de circulaire doelstelling voor alle verpakkingen 71% in 2021 wordt en daarna oploopt tot 74% in 2025. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke percentages op deze gebieden in Nederland in 2019 werden behaald en om inzichtelijk te maken in hoeverre deze doelen voor 2021 en 2025 realistisch, haalbaar en betaalbaar zullen zijn.

Antwoord:

In 2017 werd circa 74–75 procent van de verpakkingen gerecycled, gemeten volgens de nieuwe meetmethode. In het rapport van de Wageningen Universiteit dat als bijlage bij de door u aangehaalde Kamerbrief (Kamerstukken 28 694 en 30 872, nr. 136) is meegestuurd, is dit percentage onderbouwd. De cijfers over 2019 waren gedurende het onderzoek nog niet beschikbaar.

D66-fractie

Vraag 34

De leden van de D66-fractie omarmen het initiatief voor het houden van een rondetafelbijeenkomst met alle relevante spelers uit de kunststofketen om te onderzoeken wat op korte-en lange termijn nodig is. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke termijn deze bijeenkomst wordt ingepland en zij vragen de Staatssecretaris om de Kamer te informeren over de bevindingen.

Antwoord:

De rondetafelbijeenkomst heeft begin september plaatsgevonden en is ook benut voor het actieplan toepassing recyclaat van het Transitieteam Kunststoffen. Tijdens de bijeenkomst is met alle partijen uit de kunststofketen nagedacht over mogelijke maatregelen – van de overheid en van het bedrijfsleven zelf – om de toepassing van recyclaat te stimuleren. Met een aantal van de genoemde maatregelen, zoals een verplicht percentage recyclaat en de ontwikkeling van normen voor recyclaat, ben ik al bezig. Naar verwachting wordt het actieplan toepassing recyclaat begin volgend jaar opgeleverd. Op basis daarvan bekijk ik welke andere maatregelen ik kan nemen.

Vraag 35

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Beleidsprogramma Circulair Textiel. Dit ambitieuze programma heeft verregaande gevolgen voor de sector. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de sector gereageerd heeft op dit beleidsprogramma. Waar ziet de sector uitdagingen bij de uitvoering van dit programma?

Antwoord:

Het beleidsprogramma circulair textiel is afgestemd met partijen uit de textielketen, te weten brancheorganisaties INretail en Modint, de NVRD, de VNG, Natuur en Milieu, de Branchevereniging Kringloopbedrijven Nederland (BKN) en de Vereniging Herwinning Textiel (VHT). De doelstellingen zijn ambitieus, maar er is bij de partijen draagvlak en commitment en dat is heel mooi om te zien. Vanzelfsprekend zijn er ook uitdagingen en vraagt de sector ook in de tijdsplanning van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid rekening te houden met de gevolgen van de coronacrisis. Ik blijft hierover met genoemde partijen in gesprek.

Vraag 36

De leden van de D66-fractie zouden naast een recyclingdoelstelling voor textiel graag ook zien dat de textielindustrie meer gerecycled textiel gebruikt in haar kleding. De voorgenoemde leden vragen daarom of de Staatssecretaris voornemens is een verplicht percentage gerecycled materiaal in kleding in te stellen.

Antwoord:

Zoals aangekondigd in het beleidsprogramma circulair textiel zet ik me in Europa in voor verplicht producteisen voor textiel, waaronder een verplicht percentage gerecycled materiaal in nieuwe kleding.

Vraag 37

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat ondanks de coronacrisis de Denim-Deal naar verwachting dit jaar wordt ondertekent. Deze leden vragen hoe innovaties voor denim gestimuleerd en ondersteund gaan worden. Gaat het hier om financiële ondersteuning of ondersteuning op een andere manier?

Antwoord:

IenW subsidieert de Dutch Circular Textile Valley. De DCTV richt zich op het versterken van innovators in de praktijk en helpt businessinitiatieven bij het vinden van financiering en het realiseren van een grotere schaal. Dit kunnen ook innovators binnen de Denim sector zijn. Over de Denim Deal, die op 29 september jongstleden is ondertekend, is uw Kamer separaat geïnformeerd. Het is mooi om te zien dat er internationaal al interesse is getoond in deze ketensamenwerking.

Vraag 38

De leden van de D66-fractie begrijpen dat op de korte termijn verwerking en afzet van de ingezamelde textiel noodzakelijk is en zijn het eens met de Staatssecretaris dat er gezocht moet worden naar hoogwaardige toepassingen. Deze leden zien daarom ook uit naar de resultaten van de verkenning met de bouw om post-consumer textiel te verwerken in bijvoorbeeld isolatiemateriaal. Deze leden vragen of er ook gekeken wordt naar andere mogelijkheden voor het stimuleren van post-consumer textiel in de bouw, zoals garantstelling, normstelling en onderzoek. Deze leden vragen tevens of er ook naar andere sectoren dan de bouw wordt gekeken voor gebruik van post-consumer textiel.

Antwoord:

Er heeft in hoog tempo een verkenning met de bouw plaatsgevonden, maar dit heeft helaas geen nieuwe inzichten opgeleverd. Wel hebben zich partijen gemeld die het ingezamelde textiel kunnen toepassen in producten zoals picknicktafels en bankjes. Helaas lukt het op dit moment nog niet om dit financieel bij elkaar te brengen. Voor het overschot aan ingezameld textiel bekijken we daarom of we via het inkoopbeleid voor extra afzet kunnen zorgen. Gelukkig hebben de meeste inzamelaars het extra ingezamelde textiel inmiddels verkocht en is de textielmarkt weer op gang.

Vraag 39

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de genoemde percentages rondom recycling en hergebruik voor verpakkingsafval gewichtspercentages zijn of anderszins. In andere woorden, bedoelt de Staatssecretaris met bijvoorbeeld de 50% recyclingdoelstelling dat 50% van het totale aantal kg kunststofverpakkingen wordt gerecycled of dat 50% van het aantal stuks kunststofverpakkingen wordt gerecycled? Of bedoelt de Staatssecretaris iets anders? Dezelfde vraag willen deze leden graag beantwoord zien voor de in de brief genoemde percentages per verpakkingsmateriaal.

Antwoord:

De normen betreffen gewichtspercentages: dus 50 procent van het totaal aantal kg kunststof verpakkingen op de Nederlandse markt moet gebruikt en/of gerecycled worden. Omdat het soortelijk gewicht van verschillende verpakkingsmaterialen erg verschilt – plastic is bijvoorbeeld veel lichter dan glas – is het nodig om per verpakkingsmateriaal een aparte doelstelling op te nemen. Er is ook een algemene doelstelling waarin het gewicht van al het verpakkingsmateriaal wordt meegeteld. Deze doelstelling geeft een algemeen beeld maar is voor sturing minder geschikt.

Vraag 40

De leden van de D66-fractie willen net als de Staatssecretaris graag van de gelegenheid gebruikmaken om er waardering voor uit te spreken dat de inzameling van huishoudelijk verpakkingsafval ondanks de toenemende hoeveelheid en de coronamaatregelen doorgang heeft kunnen vinden. Des te knapper is het dat de 2020-norm van 50% van de kunststofverpakkingen, die worden aangeboden voor recycling, op korte termijn gewaarborgd kan blijven.

Deze leden vragen de Staatssecretaris of haar complimenten en waardering voor de sector ook gecommuniceerd zijn naar de sector.

Antwoord:

Ik heb mijn complimenten en waardering richting de sector uitgesproken.

Vraag 41

De leden van de D66-fractie zien uit naar de resultaten van het inspectierapport van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om de naleving van essentiële verpakkingen te bevorderen. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom ervoor is gekozen om in de eerste fase van dit project te focussen op wasverzachters. Is dit een representatief product voor de wettelijk gestelde eisen in het Verpakkingsbesluit? Welke andere producten worden nog onderzocht in de latere fases van dit project?

Antwoord:

Er zijn door de milieubeweging twee handhavingsverzoeken gedaan gericht op de essentiële eisen. Naast flacons van wasverzachter, meent de milieubeweging dat handhaving van glazen flessen voor whisky en andere gedistilleerde dranken, prioriteit moet krijgen. Dat heeft de ILT ertoe genoodzaakt om het toezicht eerst op deze verpakkingen te richten. Op dit moment is het onderzoek naar de glazen flessen in afronding en is het toezicht op de producenten die wasverzachters op de markt aanbieden gestart.

De ILT zet in op betere handhaving van de essentiële eisen, als onderdeel van het project «circulariteit verpakkingen». Om te bepalen welke verpakkingen daarvoor het meest relevant zijn, is een keuzemodel ontwikkeld. Het gestarte toezicht op plastic flacons draagt bij aan het opdoen van de nodige kennis en ervaring bij het toezicht en handhaving van de essentiële eisen. Daarna streeft de ILT ernaar op basis van het keuzemodel het toezicht op andere relevante plastic verpakkingen te kunnen richten.

Vraag 42

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe de eisen uit de Single-Use Plastics-richtlijn impact hebben op kunststofverpakkingen voor eenmalig gebruik. De Staatssecretaris geeft in haar brief aan de Kamer na de zomer te informeren over de implementatie van de richtlijn en de maatregelen voor consumptievermindering van drank- en voedselverpakkingen. Gezien de geschetste tijdslijn vragen deze leden de Staatssecretaris of deze informatie reeds beschikbaar is en zo niet, wanneer wel.

Antwoord:

Ik verwacht de Kamerbrief over de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn voor het eind van het jaar aan uw Kamer te kunnen sturen.

Vraag 43

De leden van de D66-fractie delen het enthousiasme van de Staatssecretaris voor het opnemen van een kwaliteitseis voor het inzamelen, sorteren en recyclen van verzameld afval van huishoudens. Deze leden pleiten ervoor om op alle verpakkingen en producten te zetten in welke afvalbak deze weggegooid dient te worden. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze oplossing in aanvulling op de reeds aangekondigde communicatiecampagne?

Antwoord:

Nu pmd-inzameling de standaard is, ontstaat eenduidigheid. Alle verpakkingen horen dan in de pmd-bak/zak. De enige uitzonderingen hierop zijn glas en oud-papier, stromen waarvan de consument al decennia gewend is ze te scheiden. Verpakkingen horen nooit in het gft thuis. Met deze eenduidigheid hoeven afval scheidende burgers ook niet meer uitgebreid geïnstrueerd te worden. Ik verwacht dat logo’s en dergelijke in de toekomst niet meer nodig zijn. Het enige waar de burger aan moet denken is dat de verpakkingen in het pmd leeg zijn. Voedselresten en ander restafval horen niet in het pmd thuis, want zij hebben zeer nadelige gevolgen voor de mogelijkheden voor recycling.

Vraag 44

De leden van de D66-fractie horen dat het gescheiden inzamelen van moeilijke en gemengde verpakkingen kan verschillen tussen gemeenten, omdat sommige afvalbedrijven bepaalde producten er zelf kunnen uitvissen of meer producten kunnen verwerken. Deze vraagt speelt bijvoorbeeld rondom het inzamelen van chipszakken. Deze leden ontvangen signalen dat deze in sommige gemeenten mee mogen met het plasticafval en in andere gemeenten niet. Deze leden vragen daarom of de voorwaarden voor het pmd-beleid hetzelfde zijn in iedere gemeente. Kan de Staatssecretaris tevens toelichten wat er nu gebeurt met het Plastic Heroes-initiatief?

Antwoord:

De voorwaarden en vergoedingen vanuit het afvalfonds zijn voor alle gemeenten in Nederland hetzelfde. Er is alleen onderscheid tussen gemeenten die pmd bij de bron scheiden en gemeenten die middels nascheiding pmd uit het restafval halen.

Plastic Heroes was een initiatief van het verpakkende bedrijfsleven, vertegenwoordigd door het Afvalfonds Verpakkingen om het scheiden van kunststof verpakkingen te promoten. Omdat de meeste gemeenten inmiddels zijn overgestapt van het Plastic Heroes systeem naar inzameling van pmd is de Plastic Heroes campagne niet meer actief. In plaats daarvan voorziet het verpakkend bedrijfsleven samen met de VNG in de campagne Recycleklaar om inwoners te informeren. Deze is beschikbaar gesteld aan gemeenten. Ook kunnen gemeenten ondersteuning vragen bij het VANG-programma.3

Gemeenten kunnen op basis van de afspraken die gemeenten met het Afvalfonds gemaakt hebben, gekort worden op de vergoedingen die zij ontvangen, als de samenstelling van het pmd niet aan gestelde voorwaarden voldoet en bijvoorbeeld te veel restafval of niet-verpakkingen bevat.

Vraag 45

De leden van de D66-fractie snappen de uitdagingen voor het bedrijfsleven als in 2023 de kosten voor de inname van verpakkingsafval dat vrijkomt bij bedrijven niet meer uitgezonderd zijn van de producentenverantwoordelijkheid. Deze leden vragen de Staatssecretaris om de Kamer te informeren over de barrières die geïdentificeerd worden in haar reeds voorgenomen gesprekken met het bedrijfsleven, waarbij deze leden specifiek benieuwd zijn hoe dit georganiseerd kan worden in de openbare ruimte en bij scholen.

Antwoord:

De producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingsafval wordt verbreed. Producenten van verpakte producten moeten uiterlijk vanaf 2023 voorzien in een passende innamesystemen voor alle door hen in de handel gebrachte verpakkingen. Met name voor verkoop- of primaire verpakkingen die vrijkomen bedrijven, scholen en in de openbare ruimte wordt op dit moment nog geen passend inzamelsysteem georganiseerd. Het is aan de producenten van verpakte producten en namens hen het Afvalfonds, om invulling te geven aan deze verantwoordelijkheid. Gesprekken daarover tussen het ministerie en het Afvalfonds worden dit najaar gevoerd. Er zijn vooralsnog geen knelpunten geïdentificeerd.

Vraag 46

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris naast recyclingdoelstellingen ook voornemens is een circulaire doelstelling in te stellen die hergebruik van verpakkingen meetelt. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe het Europees recycledoel zal inwerken op de huidige recyclingdoelstellingen en circulaire doelstellingen.

Antwoord:

De Europese recyclingdoelen worden door mij geïmplementeerd in de nationale recyclingdoelen in het Besluit beheer verpakkingen, ik heb uw Kamer het ontwerp implementatiebesluit doen toekomen. De doelen zijn het gewichtspercentage van de hoeveelheid verpakkingsafval dat gerecycled dient te worden. In de circulaire doelen tellen aanvullend ook verpakkingen mee die helemaal geen afval zijn geworden, omdat ze worden hergebruikt.

Vraag 47

De voorgenoemde leden vinden het goed dat de Staatssecretaris bij het opstellen van doelstellingen rekening houdt met de verschillende typen materialen in verpakkingen. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris wil omgaan met verpakkingen die bestaan uit meerdere materialen. Komt hiervoor een apart hergebruikdoel? Of is de Staatssecretaris voornemens om verpakkingen die bestaan uit verschillende materialen helemaal te verbieden, ten behoeve van mogelijkheden voor zowel hergebruik als recycling?

Antwoord:

In de regel zijn samengestelde verpakkingen moeilijk te recyclen, en zijn ze ook vanuit het oogpunt van klimaat en plastic soep, milieukundig slechter dan verpakkingen van mono-materialen. Wanneer we in een transitie naar een circulaire economie erin slagen de ketens van mono-materialen als glas, papier of plastic goed te sluiten, denk ik dat we uiteindelijk toe moeten werken naar het uitfaseren van niet-circulaire samengestelde verpakkingen. In EU-verband wordt erop ingezet dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.

Verpakkingen die zijn samengesteld uit verschillende materialen, dienen volgens de EU-meetmethode voor recycling te worden meegeteld bij de afzonderlijke materiaalstromen. Alleen als een verpakking voor minder dan 5 procent bestaat uit een bepaald materiaal hoeft dit niet. Het besluit beheer verpakkingen biedt de mogelijkheid om specifiek voor drankenkartons een doelstelling op te nemen. Van die mogelijkheid wordt op dit moment nog geen gebruik gemaakt.

Binnen het Nederlandse Plastic Pact is met partijen de ambitie gesteld toe te werken naar meer verpakkingen van mono-materialen in plaats van het gebruik van samengestelde verpakkingen. Ik wil daar ook in het kader van het EU-actieplan circulaire economie en in de uitwerking van de nieuwe essentiële eisen voor verpakkingen, aandacht voor vragen. Daarnaast wordt het gebruik van mono-materialen gestimuleerd middels de tariefdifferentiatie die door het Afvalfonds Verpakkingen wordt toegepast.

Vraag 48

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat recyclen altijd voor verbranden moet gaan. Daarom vragen deze leden of de Staatssecretaris overweegt om het verbranden van recyclebaar afval te verbieden. Is naar deze mogelijkheid gekeken? Wat zijn de voor- en nadelen?

Antwoord:

Zoals aangekondigd in het uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019–2023 wordt een verkenning uitgevoerd naar mogelijkheden om het verbranden van recyclebare materialen in 2030 te verbieden. Gekeken wordt naar verschillende instrumenten die hiertoe in de afvalketen kunnen worden toegepast. Over de uitkomst wordt u voor het voorjaarsreces 2021 geïnformeerd.

Vraag 49

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris waarom er wordt gewerkt met recycling en circulaire doelstellingen in plaats van het om te draaien en wetgeving te maken voor het maximumgewichtspercentage van afval dat gestort of verbrand mag worden. Is er naar deze mogelijkheid gekeken? Wat zijn de voor- en nadelen?

Antwoord:

Een circulaire of recyclingdoelstelling van bijvoorbeeld 70 procent, betekent de facto dat maximaal 30 procent van het verpakkingsafval verbrand mag worden. Daarnaast gelden altijd de minimum verwerkingsstandaarden zoals die zijn opgenomen in het Landelijk Afvalbeheer Plan, deze bepalen dat stromen die recyclebaar zijn, altijd gerecycled moeten worden, ook als de doelstelling gehaald is. De systematiek van doelstellingen voor recycling of hergebruik, volgt tevens uit de EU-richtlijnen.

GroenLinks-fractie

Vraag 50

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris «overeenstemming heeft bereikt met het verpakkend bedrijfsleven over een pakket van ambitieuze en haalbare doelen voor meer hergebruik en recycling van verpakkingen». Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij ook andere partijen dan het verpakkend bedrijfsleven heeft betrokken bij het formuleren van de nieuwe doelstellingen. Waren er bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties bij betrokken? Deelt de Staatssecretaris de mening dat niet de belangen van het verpakkend bedrijfsleven leidend zouden moeten zijn bij het formuleren van dergelijke doelstellingen, maar het zo snel mogelijk bereiken van een circulaire economie?

Antwoord:

Het publieke belang van goed milieubeleid, het versnellen van de transitie naar een circulaire economie en mijn streven om ambitieuze en realistische doelstellingen vast te leggen, zijn leidend geweest bij het formuleren van nieuwe doelstellingen. Onderzoeken die ik in dit kader heb laten uitvoeren door de Wageningen Universiteit en Rebel Group zijn de basis geweest van dit pakket. Ik heb deze doelen met het verpakkend bedrijfsleven besproken en met hen geconcludeerd dat de doelen ambitieus maar ook reëel en uitvoerbaar zijn. Dat contact met het bedrijfsleven vind ik belangrijk omdat zij uiteindelijk de partij zijn die wettelijk aansprakelijk is voor het naleven van de doelen.

Het ontwerp implementatiebesluit heb ik in het kader van de wettelijke voorhang aan uw Kamer aangeboden, zodat ook uw Kamer in de gelegenheid is uw visie op de voorgenomen doelstellingen te geven. Tevens is het ontwerp implementatie besluit in een zienswijzeprocedure gebracht, zodat een ieder kan reageren op het voorstel.

Vraag 51

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd met het feit dat de Staatssecretaris meer wil inzetten op hergebruik. Tegelijkertijd zien deze leden geen goede reden om een zogenaamde «circulaire doelstelling» in te voeren als de producenten worden vrijgelaten om te bepalen welk deel van de norm wordt behaald met hergebruik en welk deel met recycling. Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat hergebruik en recycling twee verschillende ambities zijn? Moet het verschil dan niet inzichtelijk zijn in de circulaire doelstellingen? En als het idee is om een echte circulaire doelstelling te introduceren, moet dat dan niet in eerste instantie gaan over preventie en hergebruik? Begrijpt de Staatssecretaris de zorgen van deze leden dat hergebruik hiermee niet voldoende impuls krijgt? Deelt zij dan ook de mening dat er aparte doelstellingen voor het hergebruik van verpakkingen moeten komen?

Antwoord:

Ik deel de opvatting dat hergebruik en recycling twee verschillende ambities zijn. De circulaire doelstellingen gaan in mijn ogen over afvalpreventie en hergebruik. Wanneer door middel van hergebruik, het ontstaan van verpakkingsafval wordt voorkomen, dan telt dit mee in de circulaire doelstellingen. In de huidige situatie telt dit hergebruik niet mee en werd alleen gestuurd op de achterkant van de keten: het recyclen van reeds ontstaan verpakkingsafval.

Mijn doel is de transitie naar een circulaire economie met meer hergebruik te versnellen. Met de circulaire doelstelling ga ik sturen op het materiaalbehoud in de circulaire economie. Daarbij telt zowel hergebruik als recycling mee, zonder dat de precieze verhouding wettelijk wordt voorgeschreven. Omdat bij hergebruik, in tegenstelling tot recycling, nauwelijks materiaalverlies optreedt, is hergebruik een aantrekkelijke route bij het halen van de circulaire doelen en bij een hoge ambitieuze doelstelling op den duur zelfs onontkoombaar. Wanneer hergebruik van met name kunststofverpakkingen de komende jaren verder gestimuleerd dient te worden, kan dit door de doelstelling verder te verhogen.

Vraag 52

De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg verbaasd over het feit dat de doelstelling voor glazen verpakkingen dusdanig verlaagd is. Waarom heeft de Staatssecretaris ervoor gekozen om de EU-recyclingdoelstelling van 70% voor glas voor 2025 over te nemen vanaf 2021, ondanks dat de huidige recyclingdoelstelling uit het Besluit beheer verpakkingen 20142 gesteld staat op 90%? Deze leden zijn benieuwd waarom de Staatssecretaris ervoor heeft gekozen om niet te benoemen dat het hier een verlaging betreft. Welke rol speelde het verpakkend bedrijfsleven – dat al jaren niet voldoet aan de 90%-doelstelling – bij de totstandkoming van dit besluit? Heeft de beslissing om de doelstelling te verlagen iets te maken met de uitspraak van de Raad van State uit januari 2019 dat de overheid harder moet optreden tegen onvoldoende glasrecycling? Zo nee, kan de Staatssecretaris uitgebreid motiveren wat de achtergrond en motivatie is voor deze verlaging?

Antwoord:

In de bestaande praktijk wordt 86 procent van het verpakkingsglas gerecycled, gemeten volgens de bestaande meetmethode. Daarmee wordt de huidige doelstelling van 90 procent recycling niet gehaald. Hierop wordt door de ILT, mede naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State, handhavend opgetreden. Ik ben blij dat de Raad van State met deze uitspraak bevestigd heeft dat normen die in het kader van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden opgelegd, door de overheid gehandhaafd kunnen en moeten worden.

Aanleiding voor de aanpassing van de doelstelling is de implementatie van de herziene Verpakkingenrichtlijn. Daaruit volgt dat Nederland maatregelen moet nemen om hergebruik te bevorderen en dat Nederland de nieuwe aangescherpte meetmethode voor recycling moet toepassen op de glasketen. Ik heb de Wageningen Universiteit laten onderzoeken welk percentage glasrecycling er wordt bereikt, gemeten volgens de nieuwe meetmethode. Uit het onderzoek van de Wageningen Universiteit blijkt dat op dit moment 71 tot 76 procent van het glas gerecycled wordt, gemeten volgens de nieuwe methode. De 71 procent is glas dat daadwerkelijk opnieuw in glas toegepast wordt. De overige 5 procent – om tot 76 procent te komen – betreft laagwaardige vormen van recycling, waarbij glasafval bijvoorbeeld wordt gebruikt als opvulmateriaal. Op basis van deze percentages heb ik geconcludeerd dat een recyclingdoelstelling voor glas van 90%, gemeten volgens de nieuwe meetmethode, niet haalbaar is. Daarmee werd aanpassing noodzakelijk.

Met het nieuwe recyclingdoel van 70 procent wordt de huidige situatie van glasrecycling geborgd. Daarbij tel ik laagwaardige vormen van recycling niet mee. Met de circulaire doelstelling ga ik sturen op het materiaalbehoud in de circulaire economie. Daarbij telt zowel hergebruik als recycling mee. Voor het halen van die doelen geldt dat hergebruik en het uitbreiden daarvan, veel meer zoden aan de dijk zet dan het optimaliseren van het recyclingproces. Ik kies er daarmee bewust voor om met de nieuwe doelstelling een stap hoger op de R-ladder te zetten, en te sturen op hergebruik in plaats van koste wat kost de laatste procenten laagwaardige recycling af te willen dwingen. Met de huidige praktijk van hergebruik en recycling blijft 86 procent van het glas in de keten. Die situatie borg ik door dit percentage op te nemen in de regelgeving.

Vraag 53

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris bereid is om het hergebruik van glazen flessen en het daaraan gekoppelde statiegeldsysteem verder te stimuleren. Het valt deze leden op dat glazen (wijn)flessen goed worden ingezameld, maar in tegenstelling tot veel glazen bierflessen niet worden hergebruikt, ondanks dat wijnflessen daar zeer geschikt voor zijn. Deze leden waarderen de inzet van de Staatssecretaris en vragen haar daarom of zij bereid is om een onderzoek te doen naar de effecten van statiegeld op glazen (wijn)flessen en wat voor regelgeving nodig is om het meermalig gebruik van die flessen te verplichten.

Antwoord:

In de glasketen blijft op dit moment door middel van hergebruik en recycling 86 procent van het glas in de keten. De statiegeldsystemen die leiden tot hergebruik, zijn ook zonder wettelijke verplichting tot stand gekomen en blijven bestaan. Hergebruik gaat meetellen voor de circulaire doelstelling en daarmee wordt dit hergebruik geborgd.

Een systeem van statiegeld leidt doorgaans tot retourpercentages van 80 tot 90 procent. Gezien het hoge percentage van 86 procent zie ik geen reden om voor de glasketen aanvullende wettelijke verplichtingen, zoals het voorschrijven van statiegeld op wijnflessen te onderzoeken.

Vraag 54

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Rebel Group in opdracht van het ministerie onderzoek heeft gedaan naar haalbare recyclingpercentages voor kunststof verpakkingen. De studie bevat een baseline scenario en een hoog scenario waarbij het hoge scenario (42–50% recycling van kunststof verpakkingen) niet boven het minimum verplichte recyclingpercentage komt (50%) dat op Europees niveau is vastgelegd. Het hoge scenario is bovendien gebaseerd op staand beleid en vrijwillige afspraken, maar bevat geen nieuwe maatregelen. Is de Staatssecretaris het eens dat het hoge scenario in de studie van Rebel daarom eerder als een baseline scenario zou moeten worden beschouwd?

Antwoord:

Ik ben het eens met deze stelling. Ik leg het percentage van 50 procent recycling als minimumdoel, en daarmee baseline, vast in regelgeving.

Vraag 55

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris op basis van de studie een doelstelling van 50% stelt voor kunststof verpakkingen voor 2025, gemeten volgens de nieuwe meetmethode. Middels de oude meetmethode was het recyclingpercentage 51% voor 2021. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe deze percentages zich tot elkaar verhouden? Is er wel sprake van een wezenlijk verhoogde recyclingdoelstelling? Daarnaast vragen deze leden waarom de doelstellingen zich alleen richten op recycling en niet op het algeheel verminderen van consumptie. Het valt deze leden bovendien op dat de gekozen doelstelling gelijk ligt met de Europese doelstelling voor plastic, terwijl Nederland altijd ambitieuzere doelstellingen dan de EU had. Waarom wordt ervoor gekozen om nu bij een Europese doelstelling te blijven in de wetenschap dat die gebaseerd is op wat voor alle lidstaten haalbaar moet zijn en derhalve voor Nederland niet zo ambitieus zal zijn?

Antwoord:

In het rapport van de Wageningen Universiteit wordt ingegaan op de verhouding tussen de verschillende percentages. Ook het rapport van de Rebel Group geeft hier inzicht in. 50 procent recycling gemeten volgende de oude meetmethode staat gelijk aan 35 tot 39 procent recycling volgens de nieuwe meetmethode. Het doel van 50 procent recycling in 2025 volgens de nieuwe meetmethode, staat gelijk aan circa 65 procent volgens de bestaande meetmethode. De nieuwe doelstellingen zijn daarmee dus weldegelijk een verhoging ten opzichte van de huidige situatie.

Nederland is met de huidige percentages voor recycling een koploper binnen de EU. Uit het rapport van de Rebel Group blijkt echter dat ook Nederland zijn uiterste best moet doen om de EU-doelstelling voor 2025 te halen. De EU-doelstelling is dus echt ambitieus en daar heeft Nederland ook voor gepleit in Brussel. Bij het halen van de doelstelling hecht ik er ook waarde aan om in Nederland, conform EU-voorschriften, nauwkeurig te meten en alleen plastic mee te tellen dat daadwerkelijk gerecycled wordt.

Vraag 56

De leden van de GroenLinks-fractie vinden de mogelijke impact van de Europese belasting van 80 cent per kilo niet- gerecyclede plastic verpakkingen een belangrijke ontwikkeling om mee te nemen in de analyse. Is de Staatssecretaris voornemens om door te rekenen wat het effect op recycling van kunststof verpakkingen zou zijn wanneer deze belasting zou worden doorgerekend aan het verpakkend bedrijfsleven? Zo ja, dan zou dat moeten worden opgenomen in het hoge scenario.

Antwoord:

Producenten van verpakte producten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het halen van de 50 procent doelstelling en dragen hiervan ook de kosten. De kosten daarvan bedragen op dit moment voor het bedrijfsleven circa € 250 miljoen per jaar en dit bedrag neemt richting 2025 naar verwachting toe tot circa € 300 – 350 miljoen per jaar. Dit bedrag wordt besteed aan het hergebruiken, inzamelen en recyclen van plastic verpakkingen.

De in de EU-begroting ingevoerde 80 cent per kilo niet- gerecyclede plastic verpakkingen is een afdracht die door lidstaten aan de EU-begroting wordt afgedragen. Het is geen belasting voor producenten en de EU-maatregel an sich heeft dus geen effect op de hoeveelheid plastic.

Wel wil ik bekijken of een financiële of fiscale prikkel mogelijk is om het op de markt brengen van nieuwe plastics af te remmen, en daarmee ook indirect de vraag naar gerecycled plastic te versterken.

Vraag 57

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat ambitieuze doelstellingen en aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om een circulaire verpakkingsketen te realiseren. Deze leden stellen in het Actieplan Onzinplastic voor om de volgende doelstelling wettelijk te verankeren: «de consumptie van het aantal (in stuks) on-the- go plastic drank- en voedselverpakkingen is in 2030 ten opzichte van 2022 met 80% afgenomen en het aandeel (in stuks) herbruikbare drank- en voedselverpakkingen is gestegen tot 80% van het totaal aan drank- en voedselverpakkingen». Wat vindt de Staatssecretaris hiervan?

Antwoord:

In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs te verplichten. Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere inzet op dit terrein. Daarbij zal ik dan ook ingaan op de genoemde doelstellingen

Vraag 58

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er voor verpakkingen van papier en karton een circulaire doelstelling van 85% wordt opgenomen in het Verpakkingenbesluit. Vanuit de praktijk vernemen deze leden echter dat met name drinkpakken zeer slecht gerecycled worden. Er schijnt slechts rond de 17% van de drinkpakken gerecycled te worden. Kan de Staatssecretaris toelichten hoeveel procent van de drinkpakken daadwerkelijk gerecycled worden? Deelt de Staatssecretaris de mening dat er een aparte recyclingdoelstelling voor drankenkartons moet komen? Deze leden vernemen dat er veel technische mogelijkheden zijn om drinkpakken goed te recyclen. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze het recyclen van drinkpakken wordt bevorderd?

Antwoord

Verpakkingen die zijn samengesteld uit verschillende materialen, dienen volgens de EU-meetmethode voor recycling te worden meegeteld bij de afzonderlijke materiaalstromen. Drankenkartons tellen mee voor de brede doelstelling voor alle verpakkingen van papier en karton.

Drankenkartons worden sinds 2013 ingezameld, als onderdeel van de afspraken met gemeenten en verpakkende bedrijfsleven in de Raamovereenkomst verpakkingen. Ik ben op de hoogte van de stagnatie in de markt van de recycling van de drankenkartons. Het besluit beheer verpakkingen biedt de mogelijkheid om specifiek voor drankenkartons een doelstelling op te nemen. Van die mogelijkheid wordt op dit moment nog geen gebruik gemaakt. Mocht blijken dat dit het enige middel is om de recycling op gang te brengen, dan biedt het besluit dus de mogelijkheid om via een ministeriële regeling alsnog een recyclingdoelstelling voor drankenkartons te verankeren.

Vraag 59

Op welke manier gaat de Staatssecretaris voorkomen dat drankenkartons, zoals pouches en drinkpakjes, massaal in het zwerfafval terechtkomen als er straks statiegeld op kleine flesjes en blik zit? Is de Staatssecretaris bereid om een onderzoek uit te voeren naar de effecten van statiegeld op drankenkartons, naast glazen (wijn)flessen?

Antwoord

Ik heb toegezegd verschuivingen in de markt te monitoren. Daarbij monitor ik zowel de verschuivingen in de verpakkingen die op de markt worden gebracht, als verschuivingen in het zwerfafval. Indien nodig zal ik aanvullende maatregelen nemen. Een grootschalige verschuiving is echter niet te verwachten. Blikjes en plastic flesjes worden veelal gebruikt voor het verpakken van (koolzuurhoudende) frisdranken en bier. Het is niet aannemelijk dat deze dranken grootschalig verpakt zullen gaan worden in drankenkartons, daarvoor zijn drankenkartons technisch ongeschikt. Ook voor statiegeld is een drankenkarton niet geschikt. Wanneer we in de transitie naar een circulaire economie erin slagen de ketens van mono-materialen als glas of plastic mede met behulp van statiegeld goed te sluiten, denk ik dat we uiteindelijk toe moeten werken naar het uitfaseren van niet-circulaire samengestelde verpakkingen. In EU-verband is de inzet dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.

Vraag 60

De leden van de GroenLinks-fractie willen nog een ander aspect van verpakken aan het licht brengen dat niet wordt behandeld in de brief van de Staatssecretaris: de kartonnen verpakkingen bij online bestellingen. Deze leden zien in dat er bij online bestellingen vaak onnodig veel verpakkingsmateriaal wordt gebruikt, omdat de fabrikant of winkel een aantal standaard verpakkingen heeft en de vervoerder betaalt op basis van het gewicht en niet op basis van het formaat van het pakket. In de praktijk worden pakketten daarom vaak verpakt in kartonnen dozen die vele malen groter zijn dan het origineel en zitten vervuilende bestelauto’s onnodig snel vol. Is de Staatssecretaris bereid om te onderzoeken of het mogelijk is dat vervoerders kosten moeten berekenen op basis van volume en welke milieueffecten dat met zich meebrengt? Deze leden denken dat dit voor bijna alle partijen in die keten positieve effecten met zich mee zou brengen.

Antwoord

Tarieven van pakketdiensten zijn gebaseerd op zowel volume als gewicht. Ik zie op dit moment geen noodzaak om op dit onderwerp verplichtingen op te leggen.

Vraag 61

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot aandacht voor een toezegging die de Staatssecretaris heeft gedaan tijdens het algemeen overleg Circulaire economie op 15 oktober 2019 (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 98) met betrekking tot het handhaven van de essentiële eisen van verpakkingen. In de Verpakkingsrichtlijn is namelijk vastgelegd dat er zo min mogelijk verpakkingsmateriaal gebruikt moet worden, maar in de praktijk wordt dat slecht gehandhaafd. De Staatssecretaris zei tijdens het algemeen overleg dat zij met de ILT in gesprek was over hoe de eisen beter gehandhaafd kunnen worden, bijvoorbeeld via een meldpunt bij de ILT. De Staatssecretaris gaf ook aan dat zij de verslaglegging wilde aanscherpen. Deze leden vragen wat de uitkomsten waren van dit gesprek. Zijn er inmiddels maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de essentiële eisen beter worden nageleefd?

Antwoord

De ILT zet in op betere handhaving van de essentiële eisen, als onderdeel van het project «circulariteit verpakkingen». Om te bepalen welke verpakkingen daarvoor het meest relevant zijn, is een keuzemodel ontwikkeld. Het gestarte toezicht op plastic flacons draagt bij aan het opdoen van de nodige kennis en ervaring bij het toezicht en handhaving van de essentiële eisen. Daarna zal de ILT op basis van het keuzemodel het toezicht op andere relevante verpakkingen uitvoeren.

SP-fractie

Vraag 62

De leden van de SP-fractie vragen op welke termijn producenten van verpakte producten ervoor moeten zorgen dat 75% van de kunststofverpakkingen voor recycling dan wel hergebruik wordt aangeboden. Hoe hoog moet dit percentage in 2050 zijn? Deze leden vragen hoe hierop, met concrete dan wel afdwingbare maatregelen, wordt ingezet.

Antwoord:

Voor 2025 geldt de doelstelling van 50 procent en voor 2030 geldt de doelstelling van 55 procent. Deze doelen worden in regelgeving vastgelegd en zijn handhaafbaar. Nederland wil in 2050 een volledig circulaire economie zijn. Deze ambitie geldt onverkort ook voor verpakkingen. Tussendoelen voor de periode 2030–2050 zullen door toekomstige kabinetten moeten worden vastgesteld.

Vraag 63

De leden van de SP-fractie merken op dat er vooral wordt gesproken over een toenemend aandeel recyclaat. Waarom wordt niet veel meer ingezet op alternatieven voor plastic? Wat er niet is hoeft ook niet gerecycled te worden, aldus deze leden. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden tot een uitbreiding van een verbod op wegwerpplastic en de invoering van een verbod op het gebruik van plastic waar alternatieven voorhanden (kunnen) zijn? Deze leden vragen de Staatssecretaris verder in te gaan op de mogelijkheden van het gebruik van alternatieven.

Antwoord

Ik deel deze visie. In het beleid voor een circulaire economie staat de R-ladder centraal. Daarbij is preventie (Reduce) de belangrijkste stap, gevolgd door hergebruik (Reuse) en recycling. Mijn beleid is er opgericht om de hoeveelheid plastic dat afval wordt te verminderen en hergebruik mogelijk te maken. In EU-verband is de inzet dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.

Ik wil met nieuwe wetgeving voor kunststofproducten voor eenmalig gebruik en de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn, vooral inzetten op preventie en het stimuleren van hergebruik. In het kader van het reduceren van het gebruik van wegwerpproducten overweeg ik verschillende opties om hergebruik te stimuleren of zelfs verplichten. Ik zal hierop terugkomen in het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics richtlijn en mijn bredere inzet op dit terrein.

Tot slot is van belang dat plastics die op de markt komen, aan het einde van hun gebruiksfase recyclebaar zijn en dat het recyclaat weer opnieuw in de circulaire economie kan worden toepast. Het bevorderen van het toepassen van recyclaat is daarmee een onderdeel van mijn plastic beleid.

Vraag 64

De leden van de SP-fractie vragen welk effect de in 2019 ingevoerde tariefdifferentiatie heeft.

Antwoord:

Met ingang van 1 januari 2019 hanteert het Afvalfonds Verpakkingen een zogenoemd gedifferentieerd tarief voor vormvaste kunststof verpakkingen. Voor vormvaste kunststof verpakkingen die goed te recyclen zijn en die na sortering een positieve marktwaarde hebben, geldt een lager tarief. Het gebruik van dergelijke verpakkingen wordt hiermee dus beloond. De aanvraag voor tariefdifferentiatie is vrijwillig. Om te bepalen of een vormvaste kunststof verpakking goed recyclebaar is, maakt het Afvalfonds Verpakkingen gebruik van de KIDV Recyclecheck voor vormvaste kunststof verpakkingen en kijkt zelf ook kritisch naar het criterium van een positieve marktwaarde van het gesorteerde kunststof. Het vaststellen of verpakkingen aan de gestelde voorwaarden voldoen, kent een doorlooptijd die varieert, afhankelijk van de complexiteit van de verpakking en de gebruikte materialen.

Het Afvalfonds stelt dat de verduurzaming van kunststof verpakkingen momenteel, mede door tariefdifferentiatie, duidelijk veel aandacht van individuele producenten krijgt. Er zijn door het KIDV verschillende, goed bezochte ondernemerssessies over dit onderwerp georganiseerd. De recyclecheck van het KIDV is meer dan duizend keer gedownload en een paar honderd bedrijven hebben aanvragen voor tariefdifferentiatie bij het Afvalfonds ingediend. Dit heeft inmiddels geleid tot toekenning van het lagere tarief voor een aantal producenten en wordt er door anderen gewerkt aan aanpassing van hun verpakkingen waarmee ze in de toekomst voor het lage tarief in aanmerking kunnen komen. Dit laat zien dat de tariefdifferentiatie een extra prikkel is voor veel bedrijven om te investeren in de recyclebaarheid van hun producten.

Vraag 65

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe de uitspraak dat «producentenverantwoordelijkheid een private verantwoordelijkheid van het verpakkend bedrijfsleven is en niet een publieke taak van gemeenten» zich verhoudt tot de publieke verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een schone leefomgeving én het halen van de klimaatdoelen. Waarom legt de Staatssecretaris de bal steeds weer bij het bedrijfsleven en de markt?

Antwoord:

De publieke verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een schone leefomgeving én het halen van de klimaatdoelen, wordt geborgd door via wettelijke normen te voorkomen dat marktpartijen milieuvervuiling veroorzaken. Een voorbeeld daarvan is de wettelijke verplichting voor producenten om het door hen geproduceerde afval op te ruimen. Dat gebeurt bij een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waarmee producenten handhaafbare wettelijke verantwoordelijkheden wordt opgelegd. Het is aan het verpakkend bedrijfsleven om te voorkomen dat verpakkingsafval ontstaat, hergebruik te bevorderen en het afval van verpakkingen dat ontstaat op de juiste manier te recyclen en daar verplicht ik ze wettelijk toe. Het is niet de bedoeling de het Rijk of gemeenten dat voor producenten gaan organiseren. Daar waar gemeenten verpakkingsafval inzamelen, krijgen zij hiervoor een vergoeding van het verpakkende bedrijfsleven.

Vraag 66

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre het ingezamelde materiaal uit pmd-stroom goed recyclebaar is en in hoeverre dit materiaal ook hergebruikt wordt. Deze leden vragen of dit inzichtelijk gemaakt kan worden.

Antwoord

Of de pmd-fractie goed recyclebaar is, wordt bepaald door twee factoren. Ten eerste of verpakkingen door producenten goed ontworpen en daarmee goed te recyclen zijn. Ten tweede of de pmd-stroom goed wordt ingezameld en niet te veel vervuiling bevat. Met de producentenverantwoordelijkheid ligt de eindverantwoordelijkheid voor beide factoren bij de producenten. Het verpakkend bedrijfsleven zet via het KIDV en de tariefdifferentiatie in op beter recyclebare verpakkingen. En het verpakkend bedrijfsleven maakt samen met gemeenten en inzamelaars afspraken over de manier van inzamelen en vergoedt de kosten voor inzameling van verpakkingafval. Het verpakkend bedrijfsleven en de VNG hebben de campagne Recycleklaar ontwikkeld om gemeenten en hun inwoners voor te lichten over afscheiding bij het pmd.

Verpakkingen uit het pmd worden niet hergebruikt. Met hergebruik wordt juist voorkomen dat verpakkingen afval worden en via het pmd worden ingezameld.

Vraag 67

De leden van de SP-fractie wijzen op de aangehouden motie van het lid Laçin die vraagt «te onderzoeken welke drankverpakkingen beter gerecycled worden wanneer ze onder het statiegeldsysteem vallen» (Kamerstuk 32 852, nr. 123). Deze leden vragen of de verkenning «naar de wijze waarop hergebruik en recycling verder kunnen worden bevorderd» concreet betekent dat er een onderzoek komt naar welke drankverpakkingen beter gerecycled worden wanneer deze onder het statiegeldsysteem zouden vallen. Of gaat de Staatssecretaris de verkenning ruimer opzetten? Deze leden wijzen erop dat het laatste een gemiste kans zou zijn en vragen hierbij de strekking van de (nu nog aangehouden) motie leidend te laten zijn bij deze verkenning.

Antwoord

De verkenning die ik van plan ben uit te voeren heeft een breed karakter. Ik wil breed bezien hoe de ketens van verschillende materialen verder gesloten kunnen worden door te onderzoeken op welke wijze hergebruik en recycling verder kunnen worden bevorderd. Statiegeld kan een middel zijn dat hergebruik mogelijk maakt. Ik wil het onderzoek echter niet op voorhand daartoe beperken.

Vraag 68

De leden van de SP-fractie hebben ten aanzien van de doelstellingen de volgende aanvullende vragen. Waarom wordt een percentage, dat nu al in de praktijk gebruikt wordt, vertaald naar een doelstelling? En waarom wordt de doelstelling van glazen verpakkingen, papier en karton niet op 90% gezet? Dat deze sectoren het goed doen in vergelijking met andere sectoren is naar de mening van deze leden geen reden om geen ambitie meer te tonen. Zeker wanneer wordt gesteld dat er nog veel te verbeteren is ten aanzien van kwaliteit en hergebruik. Deze leden vragen hierop een reactie van de Staatssecretaris.

Antwoord

Ik deel de stelling dat het feit dat bepaalde sectoren en materiaalstromen het in vergelijking met andere materialen goed doen, geen reden mag zijn om in die ketens geen ambitie meer te tonen. Daarbij merk ik wel op dat de doelstellingen voor de verschillende materialen van verpakkingen als handhaafbare minimumnormen voor producenten in het Verpakkingenbesluit worden opgenomen. Ik wil voorkomen dat ketens die al in hoge mate circulair zijn een nog hoger wettelijk minimum krijgen, terwijl concurrerende materialen die zowel op het gebied van hergebruik als van recycling nog ver achter blijven, een veel lagere doelstelling moeten halen. Dat kan leiden tot een ongelijk speelveld en ongewenste verschuivingen in materiaalgebruik.

Voor papier en karton is de EU-recyclingdoelstelling voor 2030 85 procent. Nederland loopt met het bereiken van dit percentage dus 9 jaar voor op de Europese doelen. Ik ben niet verder gegaan dan deze doelstelling omdat de situatie op de papiermarkt onzeker is. Er is een overschot aan oud-papier op de Europese markt en er komen minder hoogwaardige en goed te recyclen papierstromen in het oud-papier door de digitalisering. Daarnaast vindt hergebruik nog niet op grote schaal plaats in deze keten. Doordat de 85 procent ook de circulaire norm is en hergebruik mee mag worden geteld, wordt een verschuiving van recycling naar hergebruik verder gestimuleerd.

Voor glas is de EU-recyclingdoelstelling voor 2025 70 procent. Deze wordt in Nederland al gehaald en Nederland loopt dus ook voor glas voor op de Europese doelen. Bij glazen verpakkingen is hergebruik een veel voorkomende praktijk, waarmee 86 procent van de glazen verpakkingen in Nederland worden hergebruikt of gerecycled. Ik neem daarom met ingang van 2021 een circulaire doelstelling van 86 procent op in het Verpakkingenbesluit, waarmee deze koploperpositie voor glas ook voor de toekomst wordt geborgd.

Vraag 69

De leden van de SP-fractie vragen op welk moment wel kan worden verplicht dat petflessen bijvoorbeeld 75% recyclaat bevatten? Spelen hier puur technische belemmeringen?

Antwoord

Petflessen zijn op dit moment de enige voedselverpakkingen waarbij het toepassen van recyclaat op een veilige manier kan. Dit kan dankzij het Nederlandse statiegeldsysteem voor plastic flessen dat mogelijk maakt dat de kwaliteit en veiligheid van het gerecycled plastic is gegarandeerd. Ik wil voorkomen dat ketens die al in hoge mate circulair een nog hoger wettelijk minimum krijgen, terwijl concurrerende materialen die zowel op het gebied van hergebruik als van recycling nog ver achter blijven. Dat kan leiden tot een ongelijk speelveld en ongewenste verschuivingen in materiaalgebruik. In dit geval geldt specifiek dat frisdrankproducenten die Petflessen gebruik, hoogwaardige inzameling en het toepassen van recyclaat wél voor elkaar hebben. Ik denk dat we terughoudend moeten zijn hen daarvoor te bestraffen met een hoge wettelijke verplichting, terwijl andere producenten van voedselverpakkingen nog lang niet zover zijn.

Daarbij denk ik dat het niet nodig is. In 2015 is in het kader van de prestatiegaranties van de Raamovereenkomst verpakkingen (Kamerstuk 30 872, nr. 130), eenmalig over het aandeel recyclaat in petflessen gerapporteerd. Destijds bedroeg het gemiddelde aandeel recyclaat in petflessen in Nederland ruim 31 procent. Aannemelijk is daarmee dat Nederland ook op dit moment al ruim voldoet aan de EU-minimumnorm van 25 procent die ingaat in 2025.

Met het uitbreiden van het statiegeldsysteem naar kleine flesjes, zal in de toekomst ook meer pet-recyclaat uit statiegeld beschikbaar komen. Mijn wetgeving garandeert dat 90 procent gescheiden wordt ingezameld en daarmee een hoge kwaliteit recyclaat oplevert. Ik constateer dat verschillende producenten in reactie daarop hebben aangegeven het aandeel recyclaat in petflessen verder te verhogen. De circulaire economie werkt dus: hoogwaardig recyclaat dat beschikbaar is wordt toegepast. Ik zie daarmee op dit moment geen noodzaak het gebruik van recyclaat, middels een hoge doelstelling, wettelijk af te dwingen.

Vraag 70

De leden van de SP-fractie vragen op dat wanneer hergebruik wordt meegerekend er toch een veel hoger percentage haalbaar is dan 50%? Is er een moment denkbaar dat (al dan niet verplicht) wordt overgestapt op ander materiaal dan plastic? Deze leden begrijpen niet waarom genoegen wordt genomen met de vaststelling dat het niet lukt om tot een «sluiting van de keten» te komen, zonder hier aanvullende eisen, zoals inzetten op alternatieven, aan te koppelen. Zij zien hierop graag een verdere toelichting tegemoet.

Antwoord

Ik neem zeker geen genoegen met de vaststelling dat de kunststofketen met 50 procent nog niet gesloten is. Uit het rapport van Rebel Groep volgt dat uitsluitend inzetten op inzameling en recycling van op de markt gebrachte kunststoffenverpakkingen voor eenmalig gebruik op systeemgrenzen stuit. Ik heb aangegeven dat er fundamentele aanpassingen moeten worden doorgevoerd in de soorten en de hoeveelheden verpakkingsmaterialen die op de markt worden gebracht en dat hergebruik veel vaker de praktijk moet zijn. Alleen dan is het mogelijk om de kunststofketen in de toekomst voor meer dan 50 procent te sluiten.

Zoals in deze brief aangekondigd start ik een nadere verkenning naar maatregelen die bijdragen aan het verder sluiten van de kunststofketen en het realiseren van hergebruik. In het kader van de implementatie van de Single-Use Plastics-richtlijn, worden verschillende plastic producten voor eenmalig gebruik verboden. Ook werk ik in het kader van het Nederlandse Plastic Pact met alle partijen uit de keten samen aan preventie, meer hergebruik en beter recyclebare verpakkingen. Het EU circulaire economie actieplan zet erop in dat in 2030 alle verpakkingen herbruikbaar of recyclebaar zijn.

Vraag 71

De leden van de SP-fractie vragen afsluitend waarom niet verder wordt gekeken dan 2025 en 2030. Waarom ontbreekt het aan een tijdpad dan wel visie richting 2050?

Antwoord

Voor 2025 geldt de doelstelling van 50 procent en voor 2030 geldt de doelstelling van 55 procent. Deze doelen worden in regelgeving vastgelegd en zijn handhaafbaar. Nederland wil in 2050 een volledig circulaire economie zijn. Deze ambitie geldt onverkort ook voor verpakkingen. Tussendoelen voor de periode 2030–2050 zullen door toekomstige kabinetten moeten worden vastgesteld.

ChristenUnie-fractie

Vraag 72

De leden van de ChristenUnie-fractie signaleren dat het probleem van het keten deficit, dat al vóór corona manifest was, alleen maar urgenter is geworden. Een aantal gemeenten heeft hierop de inzamelvergoeding op nul gezet, maar zeker niet alle gemeenten. Is de Staatssecretaris bereid om in overleg te gaan met gemeenten over het continueren en uitbreiden van een nul-inzamelvergoeding? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de inzamelvergoeding die inzamelaars moeten betalen nooit meer dan kostendekkend mag zijn?

Antwoord

Textielinzameling is in de huidige situatie nog een verantwoordelijkheid van gemeenten. De VNG neemt deel aan het overleg dat we voeren met de textielinzamelaars over de effecten van de coronacrisis. Vóór de coronacrisis moesten textielinzamelaars aan gemeenten betalen om textiel in de desbetreffende gemeente te mogen inzamelen. Nu zij het moeilijk hebben is dat volgens de inzamelaars niet meer realistisch. Doordat de inzamelvergoeding door veel gemeenten op nul is gezet, wordt de verliesmarge van textielinzamelaars gecompenseerd. Ik wil toewerken naar een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel. Daarmee komen de kosten voor inzameling van textiel in de toekomst voor rekening van de producent.

Vraag 73

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de Staatssecretaris ervan vindt dat 15% van het ingezamelde volume geen textiel betreft, maar afval? Bij wie liggen de kosten van het verwerken van dit afval? Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat deze niet voor rekening van de inzamelaars zou moeten komen? Op welke manier gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er een landelijk dekkend netwerk komt van inzamelpunten, waarbij textiel schoon en efficiënt kan worden ingezameld? Hoeveel inzamelpunten per 5.000 inwoners zijn beschikbaar? Hoe wilt de Staatssecretaris ervoor zorg dragen dat in 2025 al het textiel conform de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen – gescheiden wordt ingezameld?

Antwoord

Afval hoort niet thuis tussen ingezameld textiel. Eén van de speerpunten van het Uitvoeringsprogramma VANG-Huishoudelijk afval is het verbeteren van de kwaliteit van (ingezameld) textiel. De wettelijke verantwoordelijkheid voor de inzameling van textiel berust momenteel bij gemeenten. Met de invoering van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel verschuift deze verantwoordelijkheid naar producenten. Op dit moment wordt onderzocht hoe een dergelijk systeem eruit zou kunnen komen te zien.

Vraag 74

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat wanneer je een transparante circulaire textielketen in Nederland wilt gaan bouwen dit enkel kan slagen wanneer het in Nederland ingezamelde textiel in Nederland wordt verwerkt tot product of halffabricaat (grondstof voor recycling). Deelt de Staatssecretaris dit standpunt en zo ja, welke acties verbindt zij hieraan?

Antwoord

Net als uw fractie zie ik veel kansen voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van de activiteiten in Nederland. Tegelijkertijd is de textielketen een internationale keten, die ook werkgelegenheid oplevert in andere landen en waarbij Europese samenwerking kan worden gezocht. Daarbij is het wel cruciaal dat wordt gewaarborgd dat er echte recycling plaatsvindt. Er kan geen sprake van zijn dat de EU haar afvalprobleem exporteert naar andere landen. Daar heb ik steeds aandacht voor gevraagd en dat zal ik blijven doen. Het is zaak dat we internationale samenwerking benutten daar waar het aan onze standaarden voldoet en bijdraagt aan het behalen van onze doelstellingen.

Vraag 75

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat van al het ingezamelde textiel slechts 1% wordt benut om nieuwe kleding van te maken. Deze leden zijn van mening dat in de textielindustrie uitgebreide producenten verantwoordelijkheid geïntroduceerd moet worden, waarin het verwerken van gerecyclede content een van de doelstellingen is. Deze leden zien graag dat er per stof en per product (textiel in het algemeen, bedrijfskleding, mode, denim) een verschillend en jaarlijks oplopend percentage recyclaat in kleding verplicht wordt gesteld. Is de Staatssecretaris bereid dit te omarmen en nog voor het eind van het jaar een voorstel aan de Kamer voor te leggen?

Antwoord

Ook ik ben ervan overtuigd dat er uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel moet komen. De brancheorganisaties hebben aangegeven een voorstel voor een vrijwillige producentenverantwoordelijkheid te willen uitwerken. Deze mogelijkheid heb ik ze gegeven. Parallel daaraan onderzoek ik ambitieuze en haalbare doelstellingen, ook voor een percentage recyclaat. In het voorjaar van 2021 leg ik een voorstel aan uw Kamer voor. Mede doordat het onderzoek pas in maart 2021 wordt afgerond, zie ik geen mogelijkheden om dit nog voor het einde van dit jaar te doen.

Vraag 76

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorts van mening dat de overheid als launching customer een belangrijke aanjaagfunctie kan hebben. Het Rijk heeft zichzelf tot doel gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10% post-consumer recycled content. Vanaf 2025 wordt deze ambitie verhoogd naar 25%. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris of deze percentages ambitieus genoeg zijn?

Antwoord

De percentages kunnen wat mij betreft niet ambitieus genoeg zijn, maar het is belangrijk dat het ook haalbaar is. Op technisch gebied is het uitdagend om een hoger percentage te hanteren met behoud van kwaliteit. Om in een paar jaar het percentage naar 25 procent te verhogen is een grote stap en ik ben er trots op dat het Rijk hier op inzet.

Vraag 77

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Kledinglabels, nauwkeurig of niet?». Zij zijn geschrokken van de conclusie dat slechts 59% van de kledingstukken in dit onderzoek een nauwkeurig label had. 77% van de kledingstukken die bestonden uit één vezeltype hadden een nauwkeurig label, waar dit slechts voor 41% van de kledingstukken bestaande uit meerdere vezeltypen het geval was. Het grootste verschil werd gevonden bij kleding bestaande uit een mix van katoen en polyester, waarin kledinglabels slechts in 23% van de gevallen nauwkeurig bleken. Heeft de kledingindustrie inmiddels stappen gezet om informatie via het label eerlijker te maken? Zo ja, welke?

Antwoord

Ik heb het desbetreffende onderzoeksrapport onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook besproken met de brancheorganisaties. De brancheorganisaties hebben aangegeven zich in eerste instantie niet te herkennen in de onderzoeksresultaten. Ik zal dit onderwerp verder bespreken met de brancheorganisaties en hen vragen dit nader te onderzoeken.

Vraag 78

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat één van de aanbevelingen uit het genoemde rapport het vergroten van ketentransparantie middels traceersystemen betreft. De overheid kan dat ondersteunen met innovatiefondsen. Hier ligt dus een gezamenlijke opdracht voor overheid en industrie. Wat is de stand van zaken van de uitvoering van deze aanbeveling?

Antwoord

Saxxion Hogeschool voert in samenwerking met het Rijk en het MKB een onderzoek uit naar het traceren van gerecycled materiaal in stoffen. Met dit onderzoek – dat in maart 2021 wordt afgerond – wordt een objectief meetsysteem gerealiseerd waarmee het aandeel gerecycled materiaal ook werkelijk aangetoond kan worden.

Vraag 79

De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat de groei van fast fashion een halt wordt toegeroepen. Informatie/bewustwording voor consumenten, het indammen van de retourstromen van internetaankopen door hiervoor kosten in rekening te brengen en het beperken van de periode van uitverkoop zijn mogelijkheden hiervoor. De Staatssecretaris heeft aangegeven hierover in overleg te treden met haar collega van EZK. Kan zij aangeven wat de stand van zaken van deze gesprekken is?

Antwoord

Dit overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Uw Kamer wordt separaat geïnformeerd over dit onderwerp. In die brief informeer ik u ook over de uitkomsten van het onderzoek van Rebel Group naar de vernietiging van bruikbaar textiel.

Mondkapjes

Vraag 80

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het afval dat geproduceerd wordt door niet- herbruikbare persoonlijke beschermingsmiddelen die worden gebruikt in de strijd tegen COVID-19. Naar schatting worden er maandelijks 129 miljard mondkapjes en 65 miljard plastic handschoenen weggegooid. Een deel hiervan kan in de natuur, langs kustlijnen of in de zee terechtkomen. Dit heeft verschillende consequenties. Zo kunnen rondslingerende mondkapjes en handschoenen helpen het virus verder te verspreiden, zijn de chemicaliën in de mondkapjes schadelijk voor de natuur en zitten er grote hoeveelheden polypropyleen in de maskers. Dit is een lastig afbreekbare stof en er komen bovendien giftige stoffen vrij. De mondkapjes kunnen gegeten worden door verschillende dieren, zowel op land als in de zee. Door de touwtjes aan de mondkapjes kunnen dieren verstrikt raken en vast komen te zitten. De mondkapjes en ander coronagerelateerde wegwerpproducten zoals plastic handschoenen hebben dus een stijgende, schadelijk impact op het milieu. Gelukkig zijn er wel alternatieven, denk aan herbruikbare mondmaskers. Het University College London berekende dat de impact van een katoenen mondkapje tien keer zo klein is als die van een wegwerpmondkapje. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het belangrijk is om het gebruik van duurzame mondkapjes te stimuleren? Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten hoe zij dit wilt doen? Zo nee, waarom niet? En welke maatregelen neemt de Staatssecretaris om de aanwezigheid van mondkapjes in het zwerfafval terug te dringen?

Antwoord:

Hoewel veel mensen herbruikbare mondkapjes gebruiken, is het zeker zo dat er helaas ook mondkapjes, veelal voor eenmalig gebruik, in het zwerfafval worden gevonden. Via communicatie van o.a. Milieu Centraal wordt mensen aangespoord herbruikbare mondkapjes te gebruiken en eenmalige mondkapjes in het restafval te gooien. Ondanks dat ik het zeer betreur dat mondkapjes in het zwerfafval terechtkomen en het gebruik van herbruikbare kapjes de voorkeur heeft, is op dit moment de prioriteit van het kabinet dat mensen het dringende advies een mondkapje te dragen, opvolgen.

Vraag 81

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat een duurzaam alternatief voor mondkapjes en handschoenen voor medische doeleinden moeilijker te bewerkstelligen is. Deze mondkapjes moeten voldoen aan verschillende vereisten en kunnen niet zomaar hergebruikt worden. Echter, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Maastricht hebben beiden gewerkt aan maskers en sterilisatiemethodes die hergebruik van medische maskers mogelijk maken. Ook het RIVM geeft aan dat met sterilisatie hergebruik in principe mogelijk is. Ook heeft het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology naar verluidt een herbruikbaar medisch mondmasker ontworpen. Wat vindt de Staatssecretaris van dergelijke ontwikkelingen? Denkt de Staatssecretaris dat het haalbaar en verantwoord is om, indien wetenschappelijk aantoonbaar is dat dit medisch verantwoord is, medische mondkapjes te hergebruiken om de afvalproductie te beperken? Is de Staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar recyclebare medische mondkapjes en handschoenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn zou de Staatssecretaris dit kunnen doen?

Antwoord:

Deze inzet op meer hergebruik en recycling in de zorg, juich ik toe en is ook een belangrijk onderwerp in de transitie naar de circulaire economie. Er lopen verschillende trajecten. Zo is door het versnellingshuis een rondetafel over plastic in de zorg georganiseerd en is er een CIRCO-track gestart met als doel plastic in de zorg terug te dringen. Ook ben ik bekend met verschillende initiatieven die in Nederland lopen om mondkapjes te steriliseren. Tot slot ben ik met het Ministerie van VWS in gesprek om te kijken hoe de recycling van plastic uit de zorg, beter georganiseerd kan worden.

Autobanden recyclen/rubbergranulaat

Vraag 82

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat 66% van de ingezamelde afgedankte autobanden worden gebruikt voor materiaalhergebruik. Deze leden vragen welke maatregelen de Staatssecretaris neemt om dat percentage te verhogen. De leden van de GroenLinks-fractie leden lezen met grote onvrede dat ongeveer 90% van het materiaalhergebruik plaatsvindt in de vorm van rubbergranulaat voor kunstgrasvelden. Dat rubbergranulaat zit vol met bodemverontreinigende stoffen en moet niet op deze manier in het milieu terecht komen. Wat doet de Staatssecretaris eraan om ervoor te zorgen dat het materiaalhergebruik op een andere manier plaatsvindt? Afgedankte autobanden kunnen steeds beter gerecycled worden en worden omgevormd in nieuwe autobanden. Wat doet de Staatssecretaris om deze ontwikkelingen te ondersteunen?

Antwoord:

Jaarlijks worden circa 9 miljoen banden in Nederland ingezameld. Over de verwerking van deze banden wordt door de bandenbranche jaarlijks gerapporteerd. In 2019 werd circa 70 procent materiaalhergebruik gerapporteerd. Circa 27 procent van de ingezamelde banden werd opnieuw als band ingezet. Van het gerapporteerde materiaalhergebruik werd 21 procent toegepast als infill-materiaal op kunstgrasvelden. In 2016 was dit 40 procent.

Granulaat uit banden wordt daarnaast onder meer toegepast als veiligheidstegel, daktegel, stalmat en in de sporttechnische laag van velden. De mogelijkheden om banden op andere manieren te recyclen zijn op dit moment nog beperkt. De steeds hogere eisen die worden gesteld aan nieuwe autobanden maken dat autobanden bestaan uit een mengsel van verschillende stoffen. Het vinden van nieuwe recyclingmethoden is daarom complex.

Komend jaar laat ik een verkenning uitvoeren naar hoogwaardige recycling van banden en de mate waarin afzet naar verschillende toepassingen mogelijk is. Chemische recycling op basis van pyrolyse lijkt voor banden een goed alternatief. Daarom ben ik voornemens om met de tweede wijziging van LAP3 de minimumstandaard voor de verwerking van banden aan te passen om dit mogelijk te maken. Vereist wordt dat hierbij ten minste 35 gewichtsprocent van de stof carbon black uit rubbergranulaat terug wordt gewonnen. Bij deze verwerkingstechniek komt tevens olie vrij waarvoor nog geen recyclingtoepassing voor handen is, bijvoorbeeld als grondstof voor de productie van kunststoffen. Afzet van deze fractie als brandstof wordt daarom toegestaan, maar op termijn is ook recycling van de oliefractie het doel.

Inzameling e-waste:

Vraag 83

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het klopt dat er op 1 januari 2021 een nieuwe regeling van start gaat waarbij alle producenten verplicht worden om de wettelijke bijdrage voor producentenverantwoordelijk te voldoen aan Stichting Open. Geldt dit ook voor de 1.000 producenten die Weee Nederland vertegenwoordigt? Deelt de Staatssecretaris de zorgen van Weee Nederland dat deze algemeenverbindendverklaring (avv) conflicteert met Europese mededingingsregels, een ongewenste monopolie positie ontstaat, innovatie belemmert en de circulaire economie uiteindelijk niet ten goede komt? Kan de Staatssecretaris haar antwoord toelichten?

Antwoord

De aanvraag van Stichting OPEN voor een algemeen verbindend verklaring (avv) van de overeenkomst voor een afvalbeheerbijdrage voor alle afgedankte elektrische en elektronische apparaten (AEEA) is nog in procedure. Inmiddels is een positief ontwerpbesluit opgesteld waarvan op 15 september 2020 kennisgeving is gedaan in de Staatscourant als opmaat voor het indienen van zienswijzen door eenieder. In geval van een verleende avv zullen alle producenten die onder de reikwijdte van die avv vallen de overeengekomen afvalbeheerbijdrage moeten overmaken aan de houder van de avv. Dit is een al lang staande praktijk in Nederland voor diverse afvalstromen waaronder vlakglas en autobanden.4 Met de afvalbeheerbijdrage wordt de nakoming van wettelijke verplichtingen bekostigd door middel van een doelmatig afvalbeheersysteem. In mijn brief van 13 november jl. aan uw Kamer ga ik nader in op de naleving van producentenverantwoordelijkheid voor AEEA en de wijze waarop de producenten van elektrische en elektronische apparaten de uitvoering van hun verplichtingen invullen (Kamerstuk 30 872, nr. 251). Over de aspecten van mededinging bij voornoemde avv-aanvraag heb ik overleg met de ACM. Graag verwijs ik naar deze brief voor het antwoord op de gestelde vragen in de bredere context van verantwoordelijkheden en verplichtingen op de landelijke schaal.


X Noot
1

In een «normaal» kwartaal wordt circa 3,5 miljoen kilo textiel ingezameld.

X Noot
2

Deze 50 procent is gemeten volgens de bestaande meetmethode. De aangescherpte meetmethode gaat in per kalenderjaar 2021.

X Noot
3

Op de website https://www.vang-hha.nl/ zijn allerlei vormen van ondersteuning te vinden. Deze website is van RWS, NVRD en VNG.

X Noot
4

De avv bestaat als instrument sinds 1994 met de aanpassing van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, nr. 90), sindsdien zijn vele avv-besluiten genomen.

Naar boven