30 872 Landelijk afvalbeheerplan

Nr. 130 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 november 2012

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben enkele fracties behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 3 oktober 2012 (Kamerstuk 30 872, nr. 128) inzake het Besluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa) (stortverbod koud-immobiliseerbare grond).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 oktober 2012 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 29 november 2012 zijn deze door hem, voorzien van een inleiding, beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen

De adjunct-griffier van de commissie, Crijns

Inhoudsopgave

 

Blz.

   

I. Vragen en opmerkingen

2

Algemeen

3

Uitvoering en handhaving

3

Gevolgen

3

II. Antwoord van de staatssecretaris

4

I. Vragen en opmerkingen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud-immobiliseerbare grond). De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud-immobiliseerbare grond). Deze leden hebben nog een aantal vragen over het ontwerpbesluit.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit. Deze leden zijn van mening dat het altijd goed is om te kijken of nieuwe technieken een goede weg zijn om milieuverontreiniging van de bodem weg te nemen, dan wel te controleren. Het ontwerpbesluit spreekt van immobilisatie van de vervuilde grond, ter vervanging van storten of reinigen. Voornoemde leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de fractie van de Partij voor deDieren hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

De leden van de 50plus-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie constateren dat in het ontwerpbesluit een stortverbod wordt afgekondigd, als de ernstig verontreinigde grond koud geïmmobiliseerd kan worden. De kosten hiervan zijn concurrerend met de kosten van het reinigen van de grond. De leden van de VVD-fractie vragen of reiniging van grond altijd gepaard gaat met storten. Daarnaast hebben voornoemde leden de vraag of alles gedaan mag worden met koud-geïmmobiliseerde grond. Zo nee, welke beperkingen zitten hier aan?

Voorts hebben de leden van de VVD-fractie nog een vraag over thermische immobiliseerbaarheid. Klopt het dat in sommige gevallen ernstig verontreinigde grond wel thermisch-, maar niet koud immobiliseerbaar is? Klopt het dat in een dergelijk geval het niet verplicht is dit te doen, maar dat storten sowieso mogelijk is? Kan de staatssecretaris hier nader op ingaan?

De leden van de PvdA-fractie vragen of elke vorm van sanering, dus reiniging, koude immobilisatie en thermische immobilisatie, tot hetzelfde milieuresultaat leidt. Zo nee, welke verschillen zijn er dan precies? Voorts vragen deze leden of alle drie de vormen altijd voor alle situaties toepasbaar zijn, of dat één vorm van sanering soms beter is dan de andere. Kan de staatssecretaris hier een nadere toelichting op geven?

Voornoemde leden zijn het eens met het uitgangspunt van de staatssecretaris dat alleen grond, die zowel niet te reinigen als niet koud te immobiliseren is, gestort mag worden, maar vragen wel of het uitsluitend op financiële gronden uitsluiten van de mogelijkheid tot thermisch immobiliseren wel de juiste is. Kan de staatssecretaris aangeven over welke kosten dit gaat? En wat zijn de meerkosten ten opzichte van koude immobilisatie en/of reiniging?

De leden van de SP-fractie vragen welke categorieën vervuilde grond in aanmerking komen voor immobilisatie.

Kan de staatssecretaris aangeven hoe de immobilisatie van de vervuiling wordt gemonitord. Geldt daarbij, net als voor stortplaatsen, eeuwigdurende nazorg?

Uitvoering en handhaving

De leden van de SP-fractie vragen met welke stoffen de bodem precies mag worden geïmmobiliseerd. Er wordt in de nota van toelichting gesteld dat, met het oog op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de beperking van de vrijstelling op het stortverbod, gestreefd wordt naar een werkbaar begrip voor het mengen van de grondstroom met chemische stabilisatiemiddelen, waarna cement of een mengsel van kalk en (poederkool)vliegas wordt toegevoegd. Aan welke voorwaarden moet vliegas voldoen om te mogen worden ingezet als bindmiddel? Onderkent de staatssecretaris dat dit aanleiding kan geven tot het «weg mengen» van schadelijk reststromen, die eigenlijk op andere, meer milieuverantwoorde wijze verwerkt dienen te worden? Zeker gezien de aard van het werk in de bodemsanering en het grondverzet, waar makkelijk gesjoemeld kan worden.

De leden van de SP-fractie vragen hoe het toezicht en de handhaving hierop plaatsvindt. Hoeveel inspecteurs en toezichthouders wordt hier extra op ingezet?

Gevolgen

De leden van de SP-fractie constateren dat koude immobilisatie al regelmatig voorkomt. Deze leden vragen of er al controlegegevens beschikbaar zijn over de verspreiding van vervuiling op die locaties. Welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken? Kan de staatssecretaris hier nader op ingaan?

De staatssecretaris legt dit ontwerpbesluit voor, met het oog op de beperkte stortcapaciteit. Kan de staatssecretaris aangegeven hoeveel stortcapaciteit er in totaal nog is? Hoeveel capaciteit is er nog in de Rijksbaggerdepots, zoals de Slufter? En kan de staatssecretaris aangeven of deze capaciteit nog wel ten volle wordt benut?

II. Antwoord van de staatssecretaris

Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud-immobiliseerbare grond) (Kamerstuk 30 872, nr. 128). Hieronder ga ik in op de vragen en opmerkingen waartoe het ontwerpbesluit de leden van de fracties van de VVD, PvdA en de SP aanleiding heeft gegeven. Het besluit zal op korte termijn aan de Afdeling advisering van de Raad van State aangeboden worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud- immobiliseerbare grond). De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal vragen.

1. De leden van de VVD-fractie constateren dat in het ontwerpbesluit een stortverbod wordt afgekondigd, als de ernstig verontreinigde grond koud geïmmobiliseerd kan worden. De kosten hiervan zijn concurrerend met de kosten van het reinigen van de grond. De leden van de VVD-fractie vragen of reiniging van grond altijd gepaard gaat met storten.

Antwoord:

Nee, reiniging van grond gaat niet altijd gepaard met storten. Afhankelijk van de reinigingstechniek, de te reinigen grond en de te verwijderen verontreinigingen komt er in meer of mindere mate of geen residu vrij. Bij thermische en biologische grondreiniging komt doorgaans geen residu vrij, anders dan eventueel niet herbruikbaar uitgezeefd grof bodemvreemd materiaal. Bij nat-extractieve grondreiniging komt doorgaans een te storten residustroom vrij met fijne minerale en organische restfractie, waarin de verontreinigingen zijn geaccumuleerd.

2. De leden hebben de vraag of alles gedaan mag worden met koud-geïmmobiliseerde grond. Zo nee, welke beperkingen zitten hier aan?

Antwoord:

Nee, zowel aan het bewerkingsproces als de nuttige toepassing van het product zijn wettelijke voorschriften gesteld. In de «Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit» (www.bodemrichtlijn.nl) wordt het toepassingsgebied en de validatie van het immobilisatieproces beschreven. Deze richtlijn geeft tevens de voorwaarden aan waaraan de verontreinigde grond moet voldoen om voor koude immobilisatie gebruikt te kunnen worden.

Het bewerken van verontreinigde grond tot een immobilisaat is alleen voorbehouden aan gecertificeerde en door de Minister erkende bedrijven. Bij de acceptatie en voorbehandeling van verontreinigde grond zijn eisen gesteld en dient voldaan te worden aan de Nationale beoordelingsrichtlijn BRL SIKB 7 500 («Beoordelingsrichtlijn bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie» en «Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer») en protocol 7 510 («Procesmatige ex situ reiniging en immobilisatie van grond en baggerspecie»).

Het immobilisaat (de geïmmobiliseerde grond) wordt toegepast als een vormgegeven bouwstof. Voor die toepassing gelden de voorschriften uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. In bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit zijn de samenstelling- en emissiewaarden opgenomen waaraan een vormgegeven bouwstof moet voldoen. De kwaliteitsborging hierop vindt plaats conform de BRL SIKB 1 000, protocol 1 003 (Monsterneming voor vormgegeven bouwstoffen) en/of conform de BRL 9 322 (Nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor cementgebonden minerale reststoffen als gebonden fundering in de GWW). Zowel de monsterneming als de laboratoriumanalyses mogen uitsluitend worden uitgevoerd door de Minister erkende personen en instellingen. In alle protocollen en voorschriften zijn de eisen opgenomen waarin de beperkingen zijn vastgelegd.

3. De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over thermische immobiliseerbaarheid. Klopt het dat in sommige gevallen ernstig verontreinigde grond wel thermisch-, maar niet koud immobiliseerbaar is? Klopt het dat in een dergelijk geval het niet verplicht is dit te doen, maar dat storten sowieso mogelijk is?

Antwoord:

Ja, dat klopt. Zoals bij vraag 2 is aangegeven, is verontreinigde grond niet altijd met koude immobilisatie te verwerken. In een aantal gevallen zou thermische immobilisatie soelaas kunnen bieden. Bij deze techniek wordt in eerste instantie de organische verontreiniging verbrand en vervolgens bij zeer hoge temperaturen de anorganische stoffen (zoals zware metalen) gebonden. Het eindproduct is een verglaasd of gesinterd product; de anorganische verontreinigingen zijn dan vastgelegd in de kristalstructuur. Vanwege de hoge investering- en operationele kosten kan een dergelijke techniek pas renderen bij een jaarlijks aanbod van minimaal 600 000 ton per jaar en dat voor minimaal 10 jaar achtereen. Dan nog zullen de verwerkingskosten naar verwachting meer dan € 75,00 per ton bedragen. Deze financiële grens wordt momenteel gehanteerd als economisch criterium bij de reinigbaarheidsbeoordeling van ernstig verontreinigde grond. Thermische immobilisatie is in Nederland nog uitsluitend op lab- en pilotschaal uitgevoerd. Momenteel is er in de uitvoeringspraktijk geen vergunde bewerkingsinrichting operationeel. Er lopen ook geen initiatieven tot oprichting van een inrichting tot thermische immobilisatie van verontreinigde grond.

Resumerend: thermische immobilisatie is in de huidige uitvoeringspraktijk niet operationeel en vanwege de kostprijs (meer dan € 75,00 per ton) niet in beeld. De minimumverwerkingstandaard voor grond uit het Landelijk Afvalbeheerplan sluit deze techniek om genoemde redenen daarom ook uit. Grond die niet koud immobiliseerbaar of anderszins is te reinigen (middels een biologische, thermische of extractieve techniek) zal als niet reinigbaar worden beoordeeld en kan worden gestort.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud-immobiliseerbare grond). Deze leden hebben nog een aantal vragen over het ontwerpbesluit.

4. De leden van de PvdA-fractie vragen of elke vorm van sanering, dus reiniging, koude immobilisatie en thermische immobilisatie, tot hetzelfde milieuresultaat leidt. Zo nee, welke verschillen zijn er dan precies?

Antwoord:

Nee, niet elke wijze van reiniging en/of bewerking leidt tot hetzelfde milieuresultaat.

Afhankelijk van de grondsoort en de aard en mate van verontreiniging is de ene techniek meer geschikt dan de andere techniek. Afhankelijk van de techniek kan het verwijderingsrendement variëren van laag tot zeer hoog (100%).

Thermische reiniging kan organische verontreinigingen (zoals olie- en teerproducten e.d.) uit vrijwel alle grond geheel verwijderen.

De extractieve reinigingstechniek kan zowel organische als anorganische (zware metalen) verontreiniging uit zandige grond grotendeels verwijderen.

Biologische reiniging wordt toegepast bij lichte olie en benzineachtige verontreinigingen.

In het geval van de koude immobilisatietechniek wordt de anorganische verontreiniging niet verwijderd maar zodanig vastgelegd, dat die geen risico meer oplevert.

Het eindproduct moet in alle gevallen voldoen aan de criteria van het Besluit bodemkwaliteit, zodat het eindproduct weer als grond of bouwstof nuttig kan worden ingezet. Daarnaast spelen er aspecten mee als energie- en watergebruik, hoeveelheden te storten reststoffen en transportafstanden. Deze aspecten komen onder andere tot uitdrukking in de kostprijs, die voor de verschillende technieken aan de orde zijn.

Bij vraag 3 is reeds ingegaan op de mogelijkheden van thermische immobilisatie. Deze techniek is vanwege de kosten niet operationeel.

5. De leden vragen of alle drie de vormen altijd voor alle situaties toepasbaar zijn, of dat één vorm van sanering soms beter is dan de andere.

Antwoord:

Nee, niet alle drie de vormen zijn altijd voor alle situaties toepasbaar. Bij vraag 4 is reeds ingegaan op het toepassingsgebied per verwerkingstechniek.

Verontreinigde grond is veelal met meerdere technieken doelmatig te reinigen en/of te verwerken. Bij biologische, thermische of extractieve reiniging moet de gereinigde grond aan het Besluit bodemkwaliteit, kwaliteitsklasse «Industrie» voldoen. In sommige gevallen is het door middel van thermische of extractieve reiniging mogelijk dat na reiniging er schone grond of kwaliteitsklasse «Wonen» wordt geproduceerd .

Met de koude immobilisatietechniek ontstaat als eindproduct geen grond, maar een bouwstof. Deze kan bijvoorbeeld worden toegepast in gesloten funderingen of in de vorm van betonwaren.

Thermische immobilisatie is niet operationeel in Nederland.

Verder speelt ook nog een rol dat de verwerkers acceptatiecriteria moeten hanteren, die zijn vastgelegd in hun vergunningen op grond van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en aan algemene acceptatiegrenswaarden voor bewerkingstechnieken die zijn opgenomen in de Nationale beoordelingsrichtlijn BRL SIKB 7 500, protocol 7 510, tabel 1 (vindplaats www.sikb.nl), waarbij ook de doelmatigheid een rol speelt.

6. De leden zijn het eens met het uitgangspunt van de staatssecretaris dat alleen grond, die zowel niet te reinigen als niet koud te immobiliseren is, gestort mag worden, maar vragen wel of het uitsluitend op financiële gronden uitsluiten van de mogelijkheid tot thermisch immobiliseren wel de juiste is. Kan de staatssecretaris aangeven over welke kosten dit gaat? En wat zijn de meerkosten ten opzichte van koude immobilisatie en/of reiniging?

Antwoord:

Nee, de thermische immobilisatietechniek is niet operationeel in Nederland en er lopen geen initiatieven daartoe. Op basis van proefnemingen is wel onderzoek verricht naar de inzet van deze techniek. Het bedrijfsleven schat in dat de investeringskosten voor een thermische immobilisatie installatie circa € 100 miljoen euro bedragen. De verwerkingskosten zijn naar verwachting minimaal € 75,00 per ton. De kosten die met koude immobilisatie en de reinigingstechnieken zijn gemoeid liggen veelal in de orde van grootte van € 20,00 tot € 50,00 per ton.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit. Deze leden zijn van mening dat het altijd goed is om te kijken of nieuwe technieken een goede weg zijn om milieuverontreiniging van de bodem weg te nemen, dan wel te controleren. Het

ontwerpbesluit spreekt van immobilisatie van de vervuilde grond, ter vervanging van storten of reinigen. Voornoemde leden hebben hier nog een aantal vragen over.

7. De leden van de SP-fractie vragen welke categorieën vervuilde grond in aanmerking komen voor immobilisatie.

Antwoord:

De grond die middels koude immobilisatie kan worden verwerkt mag geen organische verontreinigingen bevatten die de hergebruiknorm van het Besluit bodemkwaliteit overschrijden. Daarnaast speelt de grondsoort een rol, de grond mag niet te veel humus- en of kleideeltjes bevatten. Het gehalte aan anorganische verontreiniging (o.a. zware metalen) is minder van belang. Deze worden middels de koude immobilisatietechniek zodanig vastgelegd, dat deze geen risico meer opleveren.

8. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de immobilisatie van de vervuiling wordt gemonitord. Geldt daarbij, net als voor stortplaatsen, eeuwigdurende nazorg?

Antwoord:

Koude immobilisatie vindt meestal plaats binnen inrichtingen met een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, waarop het bevoegd gezag toeziet. In sommige gevallen vindt koude immobilisatie plaats op saneringslocaties waarbij in het kader van een saneringsbeschikking op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) het bevoegd gezag toezicht houdt. Met de koude immobilisatietechniek ontstaat als eindproduct geen grond, maar een bouwstof, die bijvoorbeeld kan worden toegepast in gesloten funderingen of in de vorm van betonwaren.

Voordat de grond wordt geïmmobiliseerd, moet worden nagegaan in welke mate de anorganische verontreinigingen kunnen vrijkomen. De kans daarop moet zodanig zijn dat de bouwstof die na immobilisatie ontstaat moet voldoen aan de emissie-eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Het toezicht op dergelijke nuttige toepassingen ligt bij het bevoegd gezag overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit. Die eisen zijn zodanig dat monitoring en nazorg niet nodig zijn conform het Besluit bodemkwaliteit.

Het Besluit bodemkwaliteit verplicht de eigenaar van een bouwstof bovendien dat een bouwstof wordt verwijderd in geval het werk of het deel van het werk waarvan de bouwstof deel uitmaakt zijn functie verliest.

9. De leden van de SP-fractie vragen met welke stoffen de bodem precies mag worden geïmmobiliseerd.

Antwoord:

Bij koude immobilisatie worden verschillende stoffen aan de te verwerken grond toegevoegd. De toevoeging bestaat veelal uit cement, al dan niet in combinatie met andere bindmiddelen en eventuele toeslagstoffen als bijvoorbeeld kalk, (poederkool)vliegas. De soort en hoeveelheid van de stoffen die worden toegevoegd, is afhankelijk van de te immobiliseren grond en de daarin aanwezig verontreinigingen. Aan de toeslagstoffen worden milieuhygiënisch geen eisen gesteld. Daartegenover staat dat aan het eindproduct, het immobilisaat, qua samenstelling en emissie, wel milieuhygiënische eisen worden gesteld, zoals geformuleerd bij antwoord 8.

10. Er wordt in de nota van toelichting gesteld dat, met het oog op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de beperking van de vrijstelling op het stortverbod, gestreefd wordt naar een werkbaar begrip voor het mengen van de grondstroom met chemische stabilisatiemiddelen, waarna cement of een mengsel van kalk en (poederkool)vliegas wordt toegevoegd. Aan welke voorwaarden moet vliegas voldoen om te mogen worden ingezet als bindmiddel?

Antwoord:

Zoals bij vraag 9 is aangegeven wordt aan de toeslagstof geen directe eis gesteld.

Aan het uiteindelijk geproduceerde en toe te passen immobilisaat worden wel eisen gesteld.

11. Onderkent de staatssecretaris dat dit aanleiding kan geven tot het «weg mengen» van schadelijk reststromen, die eigenlijk op andere, meer milieuverantwoorde wijze verwerkt dienen te worden? Zeker gezien de aard van het werk in de bodemsanering en het grondverzet, waar makkelijk gesjoemeld kan worden.

Antwoord:

Via het Besluit bodemkwaliteit zijn de normen geregeld. Doordat het immobilisaat aan de toepassingseisen van het Besluit bodemkwaliteit moet voldoen, stelt dit ook indirect grenzen aan de samenstelling van de separate toeslagstoffen. Indien toeslagstoffen worden gebruikt waarvoor in het Landelijke Afvalbeheerplan minimumverwerkingstandaarden zijn geformuleerd, dan zijn deze onveranderd van kracht voor betreffende deelstromen.

12. De leden van de SP-fractie vragen hoe het toezicht en de handhaving hierop plaatsvindt. Hoeveel inspecteurs en toezichthouders wordt hier extra op ingezet?

Antwoord:

Toezicht en handhaving kan plaats vinden op een specifieke locatie, alwaar de te immobiliseren materialen worden verzameld en eventueel ook worden bewerkt. In veel gevallen zal dit onder een vergunning op grond van de Wm plaats vinden.

In andere gevallen wordt de bewerking op de plaats van toepassing uitgevoerd. Toezicht en handhaving vinden dan plaats in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Het immobilisaat dat wordt toegepast, moet zijn voorzien van de nodige kwaliteitscertificaten.

Het toezicht door het bevoegd gezag in het kader van het Besluit bodemkwaliteit wordt uitgevoerd door de gemeente, de provincie (in geval van provinciale Wm-inrichtingen), Rijkswaterstaat of het waterschap. De taken van de gemeente en de provincie zullen na de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) in veel gevallen door de RUD’s worden overgenomen.

Het is aan het bevoegd gezag om zelf de afweging te maken op welke wijze de beschikbare capaciteit wordt ingezet dan wel wordt vergroot.

13. De leden van de SP-fractie constateren dat koude immobilisatie al regelmatig voorkomt. Deze leden vragen of er al controlegegevens beschikbaar zijn over de verspreiding van vervuiling op die locaties. Welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken?

Antwoord:

Koude immobilisatie wordt sinds ruim 8 jaar toegepast.

De controle vindt, zoals uit de beantwoording van de voorgaande vragen naar voren kwam, niet permanent plaats, maar gericht op de aanvang van het verwerkingsproces (de receptuur) en de uiteindelijke nuttige toepassing. Indien het materiaal dan voldoet, wordt het materiaal toegepast. De toepassing is in het algemeen boven de hoogste grondwaterstand.

Omdat het materiaal nog niet lang wordt toegepast, zijn er nog weinig ervaringsgetallen beschikbaar. In enkele gevallen is na beëindiging van de functie het materiaal verwijderd en heeft controle plaats gevonden. Tot op heden is in geen enkel geval een negatieve invloed vastgesteld van de aanwezigheid van het immobilisaat voor de onderliggende bodem en het grondwater.

14. De staatssecretaris legt dit ontwerpbesluit voor, met het oog op de beperkte stortcapaciteit. Kan de staatssecretaris aangegeven hoeveel stortcapaciteit er in totaal nog is?

Antwoord:

Het jaarlijkse onderzoek van de «Werkgroep Afvalregistratie» naar de afvalverwerking in Nederland vermeldt een capaciteit van 51,2 miljoen m³ die beschikbaar is conform de aanwezige vergunningen bij bestaande stortplaatsen. Daarnaast is er nog 5 miljoen m³ in voorbereiding waarvoor nog geen vergunning is verstrekt.

15. Hoeveel capaciteit is er nog in de Rijksbaggerdepots, zoals de Slufter? En kan de staatssecretaris aangeven of deze capaciteit nog wel ten volle wordt benut?

Antwoord:

Er kan nog ruim 50 miljoen m3 gestort worden in de rijksbaggerdepots. Deze hoeveelheid is beschikbaar bij volledige vulling van alle rijksbaggerdepots. Op basis van de huidige prognoses is bij ongewijzigd beleid nog ca. 20–25 miljoen m3 aan capaciteit nodig tot 2030.

Hierbij wordt opgemerkt dat in de Rijksbaggerdepots op basis van de vigerende vergunningen uitsluitend verontreinigde baggerspecie mag worden geaccepteerd en geen verontreinigde grond. Voorliggend wijzigingsbesluit heeft geen betrekking op baggerspecie.

Naar boven