28 686 Interpellatie dossier Ovaa/Spijkers

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2011

Inleiding

Met de brief van 28 juni jl. (kenmerk 2011Z13749/2011D34809) heeft de vaste commissie voor Defensie mij verzocht om een reactie op de uitzending van het programma EenVandaag van 22 juni jl. inzake de heer Spijkers. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Het noodlottige ongeval in 1984 en de gebeurtenissen hierna hebben zeer ingrijpende gevolgen gehad voor de familie Ovaa en de heer Spijkers. In 1997 heeft Defensie aansprakelijkheid erkend voor het ongeval. Defensie is in de eerste jaren na het ongeval tekortgeschoten en heeft niet behoorlijk gehandeld. Nadat dit in 1999 door de Nationale ombudsman is vastgesteld, hebben de bewindspersonen van Defensie zich sterk gemaakt voor een oplossing. Ik ben mij bewust van al het leed dat de heer Spijkers is aangedaan en betreur het zeer dat de heer Spijkers het gevoel heeft dat hij deze moeilijke periode nog niet kan afsluiten.

Gezien de lange voorgeschiedenis geef ik hierbij een overzicht van alle maatregelen die sinds 1999 zijn genomen.

Staatssecretaris Van Hoof

Op 27 mei 1999 heeft staatssecretaris Van Hoof overleg gevoerd met de vaste commissie voor Defensie over het kritische rapport van de Nationale ombudsman inzake de ongevallen met de AP-23 mijn (Kamerstuk 26 200 X, nr. 36). Tijdens dit overleg heeft de staatssecretaris naar voren gebracht dat hij in redelijkheid en binnen het recht alles wilde doen om in overleg met alle betrokkenen, onder wie de heer Spijkers, tot sluiting van het dossier te komen. In overleg met de betrokkenen is KPMG verzocht een bemiddelende rol te spelen.

Begin 2000 heeft KPMG de opdracht gekregen tot een bindend advies te komen om de geschillen definitief te beslechten. Defensie heeft zich op voorhand verbonden aan de uitkomst van dit advies. KPMG heeft de door de heer Spijkers geleden en nog te lijden schade berekend op € 1 600 000,– en heeft partijen geadviseerd een vaststellingsovereenkomst te sluiten.

Door een kabinetswisseling heeft staatssecretaris Van Hoof de zaak niet meer zelf kunnen afsluiten.

Staatssecretaris Van der Knaap

Tijdens het interpellatiedebat op 28 november 2002 heeft staatssecretaris Van der Knaap uiteengezet dat hij met de Kamer wilde vaststellen dat met de tekening van de vaststellingsovereenkomst het boek gesloten kon worden en de blik weer op de toekomst kon worden gericht. Op 29 november 2002 heeft de staatssecretaris de vaststellingsovereenkomst met de heer Spijkers ondertekend. Hiermee hebben de heer Spijkers en Defensie afgesproken een definitief einde te maken aan alle geschillen en onzekerheden die tussen hen bestonden en hebben zij elkaar over en weer finale kwijting verleend. In de vaststellingsovereenkomst is ook vastgelegd dat Defensie en de heer Spijkers zich ervan bewust zijn dat in de vaststelling van de overeenkomst alle goede en kwade kansen zijn verdisconteerd. In het kader van de vaststellingovereenkomst zijn de volgende handelingen verricht:

  • Voor de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade heeft Defensie € 1,6 miljoen betaald aan de heer Spijkers. Voorts heeft Defensie de belastingaanslag van € 308 126,– over het schikkingsbedrag betaald.

  • De staatssecretaris heeft de heer Spijkers voorgedragen voor een Koninklijke onderscheiding, die hem in 2003 is uitgereikt.

  • De staatssecretaris heeft de heer Spijkers op 29 november 2002 een excuusbrief gestuurd , waarin hij heeft erkend dat jegens de heer Spijkers nalatig en onzorgvuldig is gehandeld. De staatssecretaris heeft in deze brief zijn oprechte en indringende verontschuldigingen gemaakt. Een kopie van deze brief is personeelsvertrouwelijk gevoegd.1

  • De advocatenkosten van de heer Spijkers zijn vergoed.

  • De staatssecretaris heeft in 2003 in een brief aan de heer Spijkers verklaard dat hij niet wordt beschouwd als een politiek crimineel en/of als (politiek) psychiatrisch patiënt. Deze brief is eveneens personeelsvertrouwelijk gevoegd.

Staatssecretaris de Vries

In 2006 oordeelde de Nationale ombudsman dat Defensie de vaststellingsovereenkomst behoorlijk heeft uitgevoerd. Wel heeft de informatieverstrekking over de Koninklijke onderscheiding en de termijn waarbinnen de administratieve rectificatie naar verwachting zou worden voltooid te wensen overgelaten.

De staatssecretaris heeft intensief overlegd met mevrouw Jongerius (FNV) en mevrouw Van Velzen (SP) over de praktische problemen die de heer Spijkers ondervond na de vaststellingsovereenkomst. Op 4 september 2008 heeft hij de heer Spijkers geïnformeerd over de oplossing van deze praktische problemen. Hierbij zette hij uiteen zich zeer bewust te zijn van de belangrijke en bijzondere rol die de heer Spijkers heeft gespeeld en maakte hij duidelijk de woorden in de excuusbrief van zijn ambtsvoorganger volledig te onderschrijven. De Kamer is op dezelfde dag geïnformeerd over de oplossing van de praktische problemen (Kamerstuk 28 686, nr. 10).

Defensie heeft in dit kader de volgende kosten aan de heer Spijkers vergoed:

  • De advocatenkosten van € 81 000,– die de heer Spijkers na de vaststellingsovereenkomst heeft gemaakt.

  • De rekening van de vertrouwensarts van € 130 000,–.

  • Omdat de heer Spijkers de vereiste verklaring over neveninkomsten niet had ingediend, ontving hij vanaf 1998 geen wachtgeld meer. Toen Defensie na bemiddeling van mevrouw Jongerius en mevrouw Van Velzen in 2008 als nog een verklaring over neveninkomsten ontving, kon het wachtgeld worden uitbetaald. Dit was een bedrag van € 280 000,– netto. Hierbij zijn de fiscaal nadelige gevolgen van de nabetaling ineens door Defensie gecompenseerd.

  • Naar aanleiding van de nabetaling van het wachtgeld is ook de pensioenopbouw van de heer Spijkers door Defensie geregeld, waarbij ook het werknemersdeel van de verschuldigde premie voor rekening van Defensie is gekomen.

  • Defensie heeft afgezien van de bij de ontslagbeschikking uit 1993 vastgestelde vermindering van het wachtgeld van de heer Spijkers tot bijstandsniveau. Het wachtgeld is gehandhaafd op het hogere niveau tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in juli 2011.

Vermeende psychiatrisering

In 1997 heeft de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter, geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is geweest van psychiatrisering van de heer Spijkers door Defensie. Deze uitspraak is in december 2010 door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. In dit verband is het ook van belang dat het handelen van alle betrokken bedrijfsartsen is getoetst door het Centraal Medisch Tuchtcollege. Ik heb dit toegelicht in mijn brief van 7 april jl. (Handelingen TK 2010–2011, Aanhangsel nr. 2138).

Daarnaast heeft staatssecretaris Van der Knaap in 2003 in een brief aan de heer Spijkers verklaard dat de heer Spijkers niet wordt beschouwd als een politiek crimineel en/of als (politiek) psychiatrisch patiënt. De heer Spijkers heeft te kennen gegeven er prijs op te stellen dat een verklaring dat Defensie hem niet als politiek crimineel en/of als (politiek) psychiatrisch patiënt beschouwt, wordt opgenomen in het archief. Hierop heeft de staatssecretaris De Vries de brief van de heer Van der Knaap van 2003 aan de heer Spijkers nadrukkelijk bevestigd en zijn de brieven van beide staatssecretarissen opgenomen in het Nationaal Archief. Met de brief van 4 september 2008 is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 28 686, nr. 10).

Documenten

Op grond van een advies van het adviesbureau Deloitte zijn alle documenten met betrekking tot de heer Spijkers, (de nabestaanden van) de heer Ovaa en de ongevallen met antipersoneelmijnen in 1983 en 1984 ondergebracht in het Nationaal Archief. Met de brief van 29 augustus 2005 is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 26 868, nr. 6). De Nationale ombudsman heeft in zijn rapport van 2006 geoordeeld dat Defensie hiermee op een zorgvuldige wijze invulling heeft gegeven aan de verplichting uit de vaststellingsovereenkomst tot administratieve rectificatie. De heer Spijkers heeft een kopie ontvangen van alle documenten waarop hij recht heeft op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Op dit moment lopen hierover nog twee door de heer Spijkers aanhangig gemaakte juridische procedures. Ik wacht de uitkomst van deze juridische procedures af.

Ten slotte

Ik kan niet anders dan concluderen dat Defensie met de vaststellingsovereenkomst, de excuusbrief en de overige maatregelen al het nodige heeft gedaan om de heer Spijkers recht te doen. De rechter heeft over uiteenlopende aspecten van de zaak geoordeeld en ook de Nationale ombudsman heeft een belangrijke rol in de zaak van de heer Spijkers vervuld.

Nu, anno 2011, zie ik in alle redelijkheid dan ook geen grond voor een nieuwe bemiddelingspoging.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven