28 686
Interpellatie dossier Ovaa/Spijkers

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2008

Naar aanleiding van het verzoek van het Kamerlid Van Velzen tijdens de regeling afgelopen dinsdag (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 106) en de eerdere verzoeken van de VCD 08-DEF-B-081 en 08-DEF-B-65 informeer ik u met deze brief over de wijze waarop de problemen die de heer Spijkers ondervindt na de vaststellingsovereenkomst kunnen worden opgelost. Met de vaststellingsovereenkomst die mijn ambtsvoorganger namens de Staat op 29 november 2002 met de heer Spijkers heeft gesloten is toen een einde gekomen aan de geschillen tussen de heer Spijkers en Defensie. Mijn ambtsvoorganger heeft op dezelfde datum aan de heer Spijkers een excuusbrief geschreven waarin hij namens Defensie zijn verontschuldigingen heeft aangeboden voor wat de heer Spijkers is aangedaan. Ik wil onderstrepen dat Defensie zich terdege bewust is van de belangrijke en bijzondere rol die de heer Spijkers heeft gespeeld in verband met het mijnongeval in 1984 en ik onderschrijf volledig de woorden van mijn ambtsvoorganger in de brief van 29 november 2002. Het is tegen die achtergrond dat ik mij ruimhartig wil opstellen om de problemen op te lossen die de heer Spijkers nu nog ondervindt.

De afgelopen maanden is overleg gevoerd met de voorzitter van de FNV mevrouw Jongerius en het Kamerlid mevrouw Van Velzen die de belangen van de heer Spijkers behartigen en het contact met hem onderhouden. Het overleg was gericht op de oplossing van de problemen op het gebied van wachtgeld en pensioen en met rekeningen van advocaat en vertrouwensarts. Tevens is bezien in hoeverre de administratieve rectificatie zoals die op grond van de vaststellingsovereenkomst is verricht hierbij een belemmering vormt. Door het werk dat de afgelopen maanden is verricht is het nu mogelijk de hindernissen weg te nemen voor de heer Spijkers. Ik zal hieronder kort ingaan op de problemen rondom het wachtgeld en het pensioen, en op de openstaande rekeningen van de advocaat en van de arts. Omdat het hier gaat om een individuele zaak zal ik dat op hoofdlijnen doen.

Wachtgeld

In de vaststellingsovereenkomst van 2002 zijn geen afspraken gemaakt over het wachtgeld van de heer Spijkers. Zijn wachtgeldaanspraken zijn vastgelegd in de ontslagbeschikking uit 1993. Sinds 1 september 1998 is aan de heer Spijkers geen wachtgeld meer uitbetaald omdat hij niet meer aan de voorgeschreven maandelijkse informatieverplichting voldeed over eventuele andere inkomsten. Die informatieverplichting is van belang om de hoogte van het wachtgeld te kunnen vaststellen en geldt voor alle wachtgelders.

Ik ben bereid het wachtgeld dat sinds 1 september 1998 niet is uitgekeerd, alsnog aan de heer Spijkers uit te betalen. In verband met de informatieverplichting die de wachtgeldregeling voorschrijft, vraag ik de heer Spijkers wel om een eenmalige verklaring over zijn neveninkomsten sinds 1998. Verder ben ik bereid de nabetaling van het wachtgeld bij wijze van indexering te baseren op het huidige inkomenspeil van de sector Defensie per 1 juli 2008. Bij de betaling van het wachtgeld zal ik verder afzien van de afbouw van het uitkeringspercentage naar bijstandsniveau die in 1993 in de uitkeringsregeling voor de heer Spijkers was opgenomen. Dat betekent dat het wachtgeld van de heer Spijkers tot het moment dat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt 70 procent van zijn laatstgenoten bezoldiging bedraagt (inkomenspeil 1 juli 2008). Ook ben ik bereid de nadelige fiscale gevolgen van de uitbetaling ineens voor de heer Spijkers te compenseren. Gelet op de hoogte van het bedrag is bij de betaling van het wachtgeld ineens immers het hoogste belastingtarief van toepassing. De heer Spijkers krijgt door de nu gehanteerde benadering dus een aanzienlijk hogere wachtgelduitkering dan bij strikte toepassing van de in 1993 getroffen uitkeringsregeling het geval zou zijn.

Pensioen

Op basis van het alsnog uit te keren wachtgeld wordt de pensioenopbouw van de heer Spijkers op hetzelfde niveau gebracht als wanneer hij sinds 1998 wel wachtgeld zou hebben ontvangen. Ik ben bereid de kosten daarvan, inclusief het werknemersdeel van de pensioenpremie, voor mijn rekening te nemen.

Rekening advocaat

Uit de gesprekken is gebleken dat het hierbij gaat om de rekening van de advocaat die de heer Spijkers heeft bijgestaan na de afsluiting van de vaststellingsovereenkomst. Formeel valt deze rekening buiten de afspraken in de vaststellingsovereenkomst, maar ik ben niettemin bereid deze (ruim 81 000 euro) te betalen.

Rekening vertrouwensarts

Zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst ben ik bereid de rekening van vertrouwensarts van de heer Spijkers te voldoen. Op de eerder gestelde vragen van de Landsadvocaat, of de gemaakte kosten van de vertrouwensarts niet al door een ziektekostenverzekering waren gedekt en waarom BTW was berekend, is geen antwoord gekomen. Uit het recente overleg is gebleken dat de dienstverlening van de desbetreffende arts strikt genomen geen medische dienstverlening betrof. Op basis van deze informatie zal ik de rekening (ruim 130 000 euro) betalen.

Administratieve rectificatie

Tevens heb ik bezien in hoeverre de administratieve rectificatie een belemmering vormt bij de oplossing van de problemen van de heer Spijkers rondom zijn wachtgeld en pensioen. Van zowel KPMG als uitvoerder van het wachtgeldregelingen als van het ABP als uitvoerder van de pensioenregelingen is een formele bevestiging ontvangen dat zij beschikken over een wachtgeld- en pensioendossier van de heer Spijkers. Met andere woorden, de uitvoering van de administratieve rectificatie levert geen belemmering op voor uitvoering van wachtgeld en pensioen.

Wat het archief betreft dat is ondergebracht bij het Nationaal Archief, kan ik melden dat de Archiefwet en de Wet Openbaarheid van Bestuur daarop van toepassing zijn en dat de heer Spijkers binnen de kaders van de Wet bescherming persoonsgegevens recht heeft op inzage in zijn persoonsdossier. Die kaders zijn voor de heer Spijkers niet anders dan voor anderen die inzage willen in hun persoonsdossier.

Uit de gesprekken is voorts gebleken dat de heer Spijkers er prijs op stelt dat een verklaring van Defensie in het archief wordt opgenomen dat hij niet wordt beschouwd als politiek crimineel of als psychiatrisch patiënt. Al eerder is in correspondentie met de heer Spijkers door mijn ambtsvoorganger geschreven dat Defensie de heer Spijkers niet beschouwt als een politiek crimineel en/of als (politiek) psychiatrisch patiënt en ik wil dat bij deze nadrukkelijk bevestigen. De brief van mijn ambtsvoorganger en deze Kamerbrief zullen daarom in het Nationaal Archief worden opgenomen, zodat hierover geen enkel misverstand kan bestaan.

Tot slot

In het kader van de vaststellingsovereenkomst heeft Defensie 1,6 miljoen euro als financiële genoegdoening aan de heer Spijkers betaald voor geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. Defensie heeft de inkomstenbelasting (box 1) over deze financiële genoegdoening al enige jaren geleden aan de belastingdienst voldaan. De heer Spijkers kan dus vrijelijk beschikken over het aan hem uitbetaalde bedrag. Defensie heeft geen enkel voornemen deze betaling terug te vorderen en zal dat ook in de toekomst niet doen. Het is en was juist de bedoeling met de vaststellingsovereenkomst de geschillen te beëindigen. Het recht op vrijheid van meningsuiting van de heer Spijkers wordt door de vaststellingsovereenkomst niet ingeperkt.

Met de maatregelen die ik hierboven heb toegelicht worden naar mijn overtuiging de praktische problemen die de heer Spijkers ondervond na de vaststellingsovereenkomst opgelost. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de bijzondere rol die de heer Spijkers heeft gehad in verband met het mijnongeval in 1984. Defensie is zich daarbij bewust van haar verantwoordelijkheid tegenover de heer Spijkers. Mevrouw Jongerius en mevrouw Van Velzen hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de oplossing van de praktische problemen van de heer Spijkers, zoals die in de brief van een aantal leden van uw Kamer zijn genoemd. Daarvoor ben ik hen erkentelijk.

De staatssecretaris van Defensie,

J. G. de Vries

Naar boven