28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 461 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2016

Bij brief van 6 juli jl. heb ik in antwoord op de motie Dijkhoff en Segers (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 28) het rapport «Registratie en besteding van de proces-verbaal vergoedingen door gemeenten» (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 100) aan uw Kamer aangeboden en toegezegd uw Kamer op een later moment nader te informeren over de ontwikkelingen in de handhavingspraktijk. Gelet op de relevantie van het rapport «Stadshandhavers, bouwstenen voor de inrichting van handhaving in de openbare ruimte» heb ik uw Kamer op 11 december jl. laten weten de brief over toezicht en handhaving in de openbare ruimte en het bovengenoemde rapport voor het voorjaarsreces van 2016 aan uw Kamer te doen toekomen (Kamerstuk 28 684, nr. 457). Bij deze doe ik mijn toezegging gestand.

Onderzoek «Stadshandhavers, bouwstenen voor de inrichting van handhaving in de openbare ruimte»

Het bovengenoemde rapport dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum is uitgevoerd1, brengt ontwikkelingen in de handhaving in de openbare ruimte in drie (deel)gemeenten in beeld en schetst twee scenario’s voor de toekomstige inrichting: een politioneel scenario waarbij de politie het monopolie over handhaving in de openbare ruimte heeft en een «duale regie» scenario waarin de gemeentelijke handhaving een robuuste rol is toebedacht. Het rapport is positief over dit laatste scenario. Dit bevestigt dat het huidige stelsel van toezicht en handhaving in de openbare ruimte, waarbij gemeenten en politie een gedeelde verantwoordelijkheid hebben, in de basis voldoet.

Met gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) zorgen gemeenten voor ogen en oren op straat. De boa’s kunnen daar ingrijpen waar de leefbaarheid wordt aangetast door overtredingen die overlast veroorzaken en tot veelvoorkomende ergernissen leiden. De politie is primair aan zet wanneer het gaat om handhaven van de openbare orde en de veiligheid. Hieronder ga ik in op enkele aspecten van het onderzoek.

Professionele samenwerking

Het rapport bevestigt dat de verdere professionalisering van gemeentelijke handhavingsorganisaties in de drie onderzochte gemeenten heeft bijgedragen aan het toezicht en handhaving in de openbare ruimte. Daarnaast versterken competentie en deskundigheid van boa’s de samenwerking met de politie. De politie ziet in de boa meer en meer een partner voor leefbaarheid én veiligheid op straat. Hoewel de politie primair aan zet blijft voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid, wordt met duidelijke afspraken over taken en werkzaamheden de rol van beide partners sterker. Ik constateer dat op lokaal niveau wordt bepaald welke leefbaarheids- en veiligheidsproblemen worden aangepakt en welke inzet de afzonderlijke betrokkenen daarbij leveren.

Dit beeld sluit ook aan bij het rapport «De lokale positie van de nationale politie» van de Politieacademie (Kamerstuk 29 628, nr. 542), dat ik u voor de zomer van 2015 heb toegezonden. In dit rapport van de Politieacademie wordt gespecialiseerde capaciteit bij gemeenten als een kans gezien en wordt onder de respondenten (burgemeesters, gemeenteambtenaren, medewerkers van het Openbaar Ministerie en politieambtenaren) overwegend tevredenheid geconstateerd over het lokale politiebestuur en het lokale politiewerk. Tevens wordt in dit rapport van de Politieacademie opgemerkt dat boa’s meer en meer werk verzetten en informatie verzamelen over onveiligheid: van kleine overlastproblemen tot signalen die wijzen op georganiseerde misdaad.

Regie

Uit het rapport «Stadshandhavers» komt naar voren dat de operationele regie verschillend tot uiting komt. Volgens de onderzoekers lijkt in de drie onderzochte gemeenten in de praktijk geen sterke operationele regierol bij de politie te liggen, mede omdat de gemeenten bepalen waarop de boa’s dagelijks worden ingezet.

Voor effectieve handhaving is het belangrijk dat het samenspel tussen gemeenten en politie bijdraagt aan een betere uitvoering en resultaat van de dagelijkse handhavingsactiviteiten. Ik constateer dat de scheiding tussen strategische regie door de gemeente en operationele regie door de politie nog niet overal is uitgekristalliseerd en soms zelfs verwarring oproept. Het begrip «regie» moet niet vertaald worden in «wie gaat er over». Ik zal daarom met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten overleggen hoe dit nogmaals te verduidelijken.

Samenwerking en informatie-uitwisseling

Uit het rapport «Stadshandhavers» komt naar voren dat tussen de drie gemeenten behoorlijke verschillen waarneembaar zijn in de mate van samenwerking tussen politie en boa’s. Voor een goede samenwerking zijn het onderhouden van persoonlijke contacten en een goede manier van communiceren doorslaggevend. Daarnaast is een goede informatie-uitwisseling over en weer, binnen de kaders die de wet daarvoor geeft, een belangrijke randvoorwaarde voor een gesmeerde samenwerking. De informatie-uitwisseling verloopt echter nog niet geheel naar tevredenheid in de onderzochte gemeenten.

Ik constateer dat het met inachtneming van wet- en regelgeving mogelijk blijft om gezamenlijke briefings te organiseren en informatie uit te wisselen. Voor C2000 betekent dit dat gelieerde organisaties, waaronder de boa’s in de openbare ruimte vallen, niet op de gespreksgroepen van politie kunnen worden toegelaten waar zij mogelijk toegang hebben tot vertrouwelijke informatie, maar dat zij wel kunnen beschikken over een separate gespreksgroep en de zogenaamde noodknop. Voor de samenwerking met de politie kunnen bovendien gespreksgroepen (tijdelijk, bijvoorbeeld gedurende een samenwerkingsverband) worden gekoppeld of samengevoegd.

Ontwikkelingen in toezicht en handhaving in de openbare ruimte

Zoals uit het rapport «Stadshandhavers» naar voren komt, wordt de gemeentelijke handhaving steeds professioneler. Dit signaal heb ik ook vernomen tijdens diverse werkbezoeken. Een professionele boa draagt bij aan een correcte uitvoering van de taken en bevoegdheden en de kwaliteit van opsporing. Daarnaast versterkt het de samenwerking tussen gemeenten en politie en de waardering in de samenleving voor het vak van de boa. Kortom, een professionele boa is een bekwame boa waarop vertrouwd kan worden.

Voor de uitoefening van haar opsporingsbevoegdheid wordt de boa opgeleid, zodat zij over de daarvoor vastgestelde bekwaamheid en vaardigheden beschikt. Door de regelgeving voor permanente her- en bijscholing en overige extra vastgestelde exameneisen, zoals de eisen ten aanzien van conflicthantering, wordt ingezet op een bijdrage aan de verdere professionalisering. Naast een goede opleiding lijkt ook het modeluniform, waar steeds meer gemeenten gebruik van maken, hieraan bij te dragen. Ik juich dit toe, omdat zo de bekendheid van de boa over gemeentegrenzen heen wordt vergroot en het voor eenieder direct duidelijk is met wie zij van doen heeft.

Om meer bekendheid te geven aan de boa in de openbare ruimte en de kennis over haar taken en bevoegdheden te vergroten is daarnaast in 2015 door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) communicatiemateriaal ontwikkeld voor gemeenten. Dit materiaal, zoals posters en informatieve artikelen, blijft ook in 2016 via de CCV-website beschikbaar.

Vanuit enkele gemeenten is het signaal gekomen dat zij overwegen om overlast in de openbare ruimte voortaan bestuursrechtelijk aan te pakken, door het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 154b Gemeentewet. De tarieven die daarvoor gelden, zijn voor veel overlastfeiten vastgesteld in de bijlage bij het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte. Een actualisering van die bijlage is inmiddels in voorbereiding.

Boa’s in dienst van particuliere eigenaren van natuurgebieden hebben overeenkomstig de boa’s in de openbare ruimte een plaats in het stelsel van toezicht en handhaving. Daarom werkt de politie met de werkgevers van deze zogenoemde groene boa’s verder aan de invulling van afspraken over wederzijdse inzet en samenwerking in het buitengebied. Zo wordt thans uitwerking gegeven aan het voornemen om in samenspraak met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een beweging in gang te zetten om per provincie een tactisch platform c.q. coördinatiepunt in te richten. Dit vorenbedoelde gremium is dan de plaats waar een structureel overleg tussen de werkgevers van de groene boa's, bestuur en politie kan plaatsvinden.

In bovenstaande ontwikkelingen, uit het onderzoek en eigen ervaring, zie ik bevestigd dat het stelsel van toezicht en handhaving in de openbare ruimte robuust is en zich verder heeft bewezen sinds de brieven over dit thema van 1 juli 2013 en 1 april 2014 (Kamerstuk 28 684, nr. 387 en nr. 402). Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat afschaffing van de proces-verbaal vergoeding afbreuk heeft gedaan aan deze positieve ontwikkelingen. Dit beeld sluit aan bij mijn bericht van 6 juli jl. waarin werd geconstateerd dat de proces-verbaal vergoeding grotendeels aan handhaving werd besteed, de opbrengsten zeer welkom waren, maar over het algemeen een beperkte bijdrage leverden aan bekostiging van de totale handhaving.

Ten slotte

Het stelsel toezicht en handhaving in de openbare ruimte krijgt steeds verder vorm. Dit is vooral te danken aan de verschillende partijen die binnen dit stelsel samenwerken. Ik wil mijn waardering daar voor uitspreken.

Voor het verdere welslagen van het stelsel acht ik het van belang te blijven inzetten op de professionaliteit van de boa en te blijven voorzien in heldere randvoorwaarden met ruimte voor prioritering en invulling van de toezichts- en handhavingstaak op lokaal niveau.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven