28 676 NAVO

Nr. 242 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2016

Tijdens de regelingen van werkzaamheden van 24 en 29 maart jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 69, item 7 en Handelingen II 2015/16, nr. 70, Regeling van werkzaamheden) heeft uw Kamer besloten tot een debat over de overview van de NATO Defence Planning Capability Review (DPCR) (Kamerstuk 28 676 nr. 241). Ook heeft uw Kamer gevraagd om een brief voorafgaand aan dit debat. Graag geef ik aan dit verzoek gehoor.

Navo-eisen in de nieuwe veiligheidsomgeving

De Navo spreekt in de DPCR haar bezorgdheid uit over de hoogte van de Nederlandse defensiebegroting. Hoewel Nederland de trend van dalende defensie-uitgaven een halt heeft toegeroepen, is de Navo van mening dat Nederland zich nog onvoldoende inzet om de krijgsmacht aan de veranderde veiligheidsomgeving aan te passen.

In het licht van de verslechterde veiligheidssituatie in Europa acht de Navo een verbetering van de gereedheid en inzetbaarheid van de gehele Nederlandse krijgsmacht noodzakelijk. Voorts moet Nederland beschikken over eenheden die zich kunnen handhaven op de hoogste geweldsniveaus. Om te voldoen aan de hogere Navo-eisen, moet onder meer worden geïnvesteerd in personeel, materieel, munitie- en reservedelenvoorraden en de versterking van de (gevechts)ondersteuning.

In de afgelopen jaren zijn reeds stappen gezet om de gereedheid en inzetbaarheid van de krijsmacht te verbeteren. Afhankelijk van de internationale veiligheidssituatie en beschikbare financiële middelen, staan het kabinet bovendien belangrijke vervolgstappen voor ogen in het kader van het meerjarig perspectief. Deze vervolgstappen sluiten aan op de zorgpunten van de Navo en zijn onderwerp van politieke besluitvorming. Uw Kamer is daarover geïnformeerd met mijn brief van 8 maart jl. (Kamerstuk 33 763 nr. 98).

De vervolgstappen zijn de volgende:

  • Verdere versterking van de basisgereedheid en vervanging van wapensystemen.

  • De verbetering van de operationele (gevechts-)ondersteuning van de krijgsmacht (combat support en combat service support).

  • De uitbreiding van de slagkracht, inclusief cyber en versterking informatiepositie.

Hoogte van de defensie-uitgaven

De DPCR concludeert dat een hogere en meer voorspelbare begroting noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de Nederlandse krijgsmacht kan voldoen aan de hogere eisen die de Navo stelt in de nieuwe veiligheidsomgeving.

Tijdens de regeling van werkzaamheden op 24 maart jl. wezen de heer Dijkgraaf (SGP) en mevrouw Belhaj (D66) op mijn uitspraken in het radioprogramma TROS Kamerbreed van 19 maart jl. Tijdens dit interview heb ik desgevraagd aangegeven dat ik in ieder geval het gemiddelde (ca. 1,43 procent van het BBP) van de Europese Navo-bondgenoten als een logisch richtpunt beschouw in het kader van het meerjarig perspectief.

Op dit moment geeft Nederland 1,14 procent van het BBP uit aan Defensie. Dit is dus beduidend minder dan het Europese Navo-gemiddelde van 1,43 procent BBP. Om het defensiebudget te laten groeien is meer dan twee miljard euro bovenop het huidige budget nodig. Zoals ik ook heb gemeld in mijn brief over de toekomst van de krijgsmacht van 7 november 2014 (Kamerstuk 33 763 nr. 59), staat niet zozeer de gewenste input maar de gewenste output (in termen van inzet en inzetbaarheid van de krijgsmacht), en dus outcome (in termen van een veiliger Nederland in een veiliger Europa en een veiligere wereld), centraal.

Vergelijking met andere bondgenoten

Tijdens de regeling van werkzaamheden op 29 maart jl. vroeg mevrouw Eijsink (PvdA) om een vergelijking tussen de Nederlandse DPCR en de reviews van andere bondgenoten. Helaas kan ik hieraan niet tegemoet komen. Dit heeft alles te maken met de rubricering van de meeste van deze reviews. Wel kan ik u op hoofdlijnen informeren over de defensie-uitgaven van de andere bondgenoten1.

In 2015 gaven de Navo-landen gemiddeld 2,42 procent BBP uit aan Defensie. Zoals bekend, ligt het Europese Navo-gemiddelde op 1,43 procent van het BBP. Canada en de Verenigde Staten gaven gemiddeld 3,37 procent uit.

De Verenigde Staten namen 69 procent van de totale defensie-uitgaven van de Navo-landen voor hun rekening. De afgelopen jaren is dit percentage licht afgenomen, in 2009 was het nog 74 procent.

Op het moment van de Defence Investment Pledge in september 2014 in Wales, gaven vier bondgenoten twee procent of meer van hun BBP uit aan Defensie. Eind 2015 waren dat er vijf. Bij zestien Europese landen, waaronder Nederland, was er sprake van een absolute stijging van de defensie-uitgaven in vergelijking met het jaar ervoor. Van twaalf landen stegen de defensie-uitgaven ook als percentage van het BBP. De uitgaven van Estland, Letland, Litouwen en Polen zijn het sterkst gestegen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven