28 642 Sociale veiligheid openbaar vervoer

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2016

In het Algemeen Overleg Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer d.d. 13 september 2016 heb ik toegezegd in te gaan op de taken en bevoegdheden van de boa in het openbaar vervoer, met inbegrip van het onderwerp domein overstijgend werken en de door het lid Van Helvert (CDA) bij het genoemde Algemeen Overleg ingebrachte casuïstiek inzake de medewerkers Veiligheid en Service (V&S) van NS (Kamerstuk 28 642, nr. 87). Met deze brief geef ik uitvoering aan deze toezegging.

De boa in het openbaar vervoer

Boa’s zijn werkzaam in een zogenoemd domein. De zes onderscheiden domeinen (Openbare ruimte, Milieu, welzijn en infrastructuur, Onderwijs, Openbaar vervoer, Werk, inkomen en zorg en Generieke opsporing) bieden een op de domeinen toegespitst optioneel pakket aan opsporingsbevoegdheden, politiebevoegdheden en geweldsmiddelen. De boa in het openbaar vervoer is in bezoldigde dienst van een OV-bedrijf of overheidsinstantie en is belast met de opsporing van strafbare feiten binnen het domein openbaar vervoer. In een zogeheten domeinlijst zijn de wetten of strafbare feiten opgenomen waarvoor de boa in het openbaar vervoer opsporingsbevoegdheid heeft. Hiertoe behoren onder meer de Wet Personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000. Ook een aantal bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht is in de domeinlijst van het domein Openbaar Vervoer opgenomen. Het gaat dan onder meer om vernieling zoals omschreven in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.

De boa in het openbaar vervoer kan bij de uitoefening van deze bevoegdheden optioneel beschikken over de politiebevoegdheden bedoeld in artikel 7 eerste en derde lid van de Politiewet 2012. Daarbij gaat het om de bevoegdheid gepast geweld en vrijheidsbeperkende middelen te gebruiken en de bevoegdheid om een veiligheidsfouillering uit te voeren. De boa in het openbaar vervoer kan optioneel beschikken over handboeien en/of een wapenstok.

Casuïstiek medewerkers Veiligheid en Service

In het genoemde Algemeen Overleg d.d. 13 september 2016 is door uw Kamer casuïstiek ingebracht met daarbij de vraag of de boa in het openbaar vervoer, in bijzonder de medewerkers V&S van NS, nog wel voldoende toegerust is voor de taken die hen worden opgedragen. In mijn brief1 in reactie op de motie van de leden Van Helvert(CDA) en De Boer(VVD) waarbij de regering werd verzocht om in overleg met NS te verkennen of de huidige bevoegdheden en geweldsmiddelen van de medewerkers V&S van NS nog passend zijn bij de taken die van hen worden verwacht (Kamerstuk 28 642, nr. 79), heb ik eerder dit jaar aangegeven dat de Directie van NS mij desgevraagd heeft laten weten dat zij geen aanleiding zag om een uitbreiding van de bevoegdheden of geweldsmiddelen aan te vragen. Naar aanleiding van de vragen van uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg d.d. 13 september 2016 is opnieuw contact gezocht met NS. Daarbij is het eerdere standpunt door NS bevestigd. Medewerkers van V&S bewaken de veiligheid op de treinen en de stations. Zij handhaven de wet- en regelgeving en de NS-huisregels en spreken mensen zo nodig aan op hun gedrag. Indien noodzakelijk geven zij een aanwijzing, een bekeuring of houden reizigers aan. Uitgangspunt is dat NS-personeel dat doet op een de-escalerende en servicegerichte manier. Dit kan binnen de huidige bevoegdheden en met de huidige toegekende geweldsmiddelen.

De hier geschetste uitgangspunten komen bijvoorbeeld tot uitdrukking in de rol die de medewerkers van V&S hebben bij constatering van zakkenrollerij of diefstal uit een winkel op het station. In dat geval heeft de medewerker V&S tot taak de situatie indien nodig te de-escaleren. Vaak blijkt de aanwezigheid van de medewerker V&S hiertoe voldoende. Indien nodig kan de medewerker V&S overgaan tot een «burgeraanhouding heterdaad» en de betrokkene overdragen aan de politie. Het behoort niet tot de taak van de medewerker V&S om de afhandeling van de diefstal op zich te nemen, dat is een taak van de politie. Over de geschetste werkwijze zijn goede afspraken gemaakt tussen de NS, de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie en de winkeliers op de stations.

Ook ten aanzien van de tijdens het Algemeen Overleg d.d. 13 september 2016 geschetste casus met betrekking tot de inzet van medewerkers V&S inzake de Thalys geldt dat de inzet van de medewerkers V&S is gebaseerd op bovengenoemde uitgangspunten. In dit concrete geval hebben de medewerkers V&S schriftelijk op hun dienstkaartje een toelichting gekregen om rond het vertrek van de Thalys aanwezig te zijn op het perron. Op het dienstkaartje is daarbij toegelicht dat hun aanwezigheid verband hield met de mogelijkheid dat zakkenrollers en drugsrunners zich op de trein zouden willen begeven. Het gaat hierbij, zo blijkt uit het gesprek met de NS, om preventieve aanwezigheid. Het uitgangspunt is dat de aanwezigheid van de medewerkers V&S er toe leidt dat potentieel kwaadwillenden er vanaf zien zich op de treinen te begeven. In het geval dat de medewerkers V&S constateren dat zakkenrollers of drugsrunners op de trein, het station of perron aanwezig zouden kunnen zijn, nemen zij contact op met de veiligheidscentrale van NS, die dan de politie waarschuwt. De NS heeft aangegeven dat zij na zal gaan of de toelichting op het dienstkaartje voldoende duidelijk is en, indien nodig, deze te zullen aanpassen.

Op basis van de met NS gevoerde gesprekken concludeer ik dat op dit moment geen verder onderzoek naar de bevoegdheden van de medewerkers V&S geboden is. Ik zal, zoals ik in mijn eerdere brief naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en De Boer heb aangegeven, de situatie in overleg met NS blijven monitoren en ik zal uw Kamer informeren over eventuele ontwikkelingen. Tevens is inmiddels een aantal maatregelen in ontwikkeling waarmee wordt beoogd te komen tot een meer flexibele inzet van de boa in het openbaar vervoer. Op deze maatregelen ga ik hieronder in.

Flexibele inzet boa’s

Onlangs is het integraal actieprogramma sociale veiligheid voor het openbaar vervoer vastgesteld en aan uw Kamer gezonden.2 In de gesprekken die hebben geleid tot dit actieprogramma bleek behoefte te bestaan aan een meer flexibele inzet van de boa in het openbaar vervoer. De vervoerders hebben in dat kader aangegeven dat er een tekort is aan beschikbare boa capaciteit op zogenoemde piekmomenten. Naar aanleiding hiervan zijn twee maatregelen in het actieprogramma opgenomen waarmee wordt beoogd de flexibele inzet van boa’s te vergroten. De vervoerders gaan verkennen of het mogelijk is om op basis van de reeds bestaande mogelijkheid tot samenwerking te komen tot een landelijk samenwerkingsconvenant op basis waarvan de vervoerders van elkaars boa’s gebruik zouden kunnen maken. Daarnaast ben ik zelf voornemens om de externe inhuur van particuliere boa’s in het domein Openbaar vervoer mogelijk te maken. Beoogd wordt om dit in de eerste helft van 2017 te realiseren.

Een beperkt aantal decentrale overheden heeft verder aangegeven behoefte te hebben aan de mogelijkheid dat een boa binnen twee boa-domeinen werkzaam kan zijn. Op deze wijze zouden op piekmomenten boa’s uit het domein Openbare ruimte ter ondersteuning van de boa’s uit het domein Openbaar vervoer kunnen worden ingezet. Ook in meer algemene zin zou dit een toename van de flexibiliteit rond de inzet van de betrokken boa’s betekenen. Een boa kan nu in beginsel maar binnen één domein werkzaam zijn, vanwege de vereiste specifieke bekwaamheid voor een domein en met het oog op de inkadering van de buitengewone opsporingsbevoegdheid. Ik acht dit een belangrijk uitgangspunt, omdat de boa zich juist kenmerkt als een specialist op een specifiek domein. Tegelijkertijd onderken ik de behoefte om de beschikbare boa-capaciteit zo effectief mogelijk in te zetten. Ik ga met de betrokken partijen nader in gesprek om te bezien op welke wijze aan de in de praktijk op dit punt ondervonden knelpunten tegemoet zou kunnen worden gekomen. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer uiterlijk voor het zomerreces van 2017 op de hoogte stellen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 28 642, nr. 83.

X Noot
2

Kamerstuk 28 642, nr. 94.

Naar boven