28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Nr. 218 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2014

Met deze brief maak ik inzichtelijk hoe de controles in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014–2020 zijn vormgegeven.

Daarmee geef ik invulling aan het verzoek van het lid Schouw (D66) tijdens het Algemeen Overleg over de Nationale implementatie van het GLB op 18 december 2013.

De besteding van EU-middelen moet rechtmatig en controleerbaar zijn. Juist om die reden is Europese regelgeving, in het bijzonder het Financieel Reglement, aangepast. Nederland speelde daarbij een zeer actieve rol (Kamerstuk 21 501-08, nr. 493 en Kamerstuk 32 437, nr. 14). Effectieve en doelmatige controlesystemen zijn een essentieel element in de gehele controleketen van Europese begrotingsfondsen. Tekortkomingen daarin moeten daarom ook zo snel mogelijk en adequaat worden aangepakt. Ik wil hierbij volstrekt helder zijn gelet de kritische maatschappelijke blik op de verantwoording van Europese uitgaven en de mogelijke gevolgen voor het maatschappelijk draagvlak daarvoor (kenmerk BZ/2014–170M). Een volledig foutloze uitvoering van het GLB is in de praktijk echter een illusie. Mijn doel is het foutenpercentage bij de uitvoering tot een aanvaardbaar minimumniveau te beperken. In dat verband is Europees afgesproken dat een foutenmarge van 2% aanvaardbaar is.

De Minister van Financiën legt jaarlijks verantwoording af over de uitgaven en ontvangsten met betrekking tot de Europese fondsen middels de Nationale Verklaring. In de Nationale Verklaring 2014 (Kamerstuk 33 869, nr. 4) is geconstateerd dat het foutenpercentage bij de uitvoering van het GLB als geheel voor het begrotingsjaar 2013 onder de grens van 2% is gebleven.

Algemene grondbeginselen

De algemene grondbeginselen van begrotings- en budgetbeheer, controle, sancties, handhaving en verantwoording van alle betalingen op het terrein van het nieuwe GLB zijn nu bijeengebracht en neergelegd in één geharmoniseerd wetgevingskader: de zogenoemde Horizontale Verordening1. Voorts zijn met de zogenoemde Algemene Verordening2 de algemene bepalingen inzake de subsidiabiliteit van kosten voor het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) geharmoniseerd. Deze harmonisatie van de subsidiabiliteit van kosten door genoemde EU-fondsen draagt bij aan eenduidigheid in de nationale uitvoering.

Hier heb ik de afgelopen jaren steeds sterk voor gepleit. Door bepalingen die voorheen in verschillende verordeningen waren neergelegd in één algemeen kader onder te brengen ontstaat een samenhangend en afgestemd geheel. Dat bevordert de EU-conforme implementatie van controle- en verificatiesystemen door de lidstaten en het verlagen van foutenpercentages. Daarmee draagt het bij aan een beter begrotingsbeheer en het verminderen van het risico op financiële correcties.

EU-conformiteit

De lidstaten moeten in het kader van het GLB alle maatregelen treffen die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Daartoe dienen zij zich in het bijzonder te vergewissen van de wettigheid en regelmatigheid van de door het Europees landbouwgarantiefonds (ELGF) en ELPO gefinancierde verrichtingen. Ook dienen de lidstaten maatregelen vast te stellen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om onverschuldigd of ten onrechte betaalde bedragen met rente terug te vorderen.

De Europese Commissie keurt de rekeningen van de lidstaten goed en kan een financiële correctie opleggen als zij op basis van een audit van oordeel is dat de Europese regelgeving voor het ELGF of het ELFPO door de lidstaat niet correct of onvoldoende is nageleefd. Opgelegde financiële correcties blijken regelmatig een gevolg van de complexiteit van EU-regelgeving waarvan de nationale interpretaties achteraf niet door de Europese Commissie worden gedeeld.

De nieuwe verordening voor het GLB is, hoewel vereenvoudigingen tot stand zijn gekomen, nog steeds complex. Daarnaast is de vergroening aan het GLB toegevoegd3. Vergroening als nieuw doelgericht betalingselement vereist eveneens eigenstandige controle. Daarmee blijft er een grote administratieve en uitvoeringslast bestaan.

Nationale implementatie GLB

Bij de EU-conforme implementatie is mijn uitgangspunt een zo eenvoudig mogelijke uitvoering, waarbij rekening wordt gehouden met de beheersbaarheid van de administratieve en uitvoeringslasten. Door de uitvoerende diensten RVO.nl en NVWA in een vroegtijdig stadium te betrekken bij voorgenomen keuzen en maatregelen, worden controleer- en handhaafbaarheid daarvan mede in de besluitvorming betrokken. Ook de heren Blauw en Korff is gevraagd mee te denken in het kader van hun advisering over verbetering van de uitvoeringspraktijk.

Het is tevens van belang zoveel mogelijk uit te gaan van de Europese verplichtingen en zo min mogelijk aanvullende nationale eisen of voorwaarden toe te voegen. Dat vermindert risico’s op interpretatieverschillen en fouten.

In mijn brief over de nationale implementatie van het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 168) heb ik aangegeven de vergroening te willen invullen met oog voor de praktische haalbaarheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. In mijn brief van 5 juni (Kamerstuk 28 625, nr. 194) heb ik aangegeven de uitvoerbaarheid en het risico op fouten in de uitvoering te hebben meegewogen bij de nadere uitwerking van de vergroening. Mede om die reden heb ik afgezien van de algemene openstelling van landschapselementen voor de invulling van de ecologische aandachtsgebieden. In plaats daarvan kunnen landschapselementen waarvoor een beheerovereenkomst is afgesloten meetellen in het equivalente vergroeningspakket. Overeenkomstig de motie Jacobi/Dik-Faber (Kamerstuk 26 825, nr. 201) van 4 juli 2014 zal ik de ontwikkeling van de daarbij aangemelde landschapselementen monitoren.

Bij de invulling van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) is een duidelijke focus en samenhang aangebracht om een versnipperde inzet te voorkomen en de uitvoeringskosten te beheersen. Bij de uitwerking van de maatregelen zullen controleerbaarheid en verifieerbaarheid van de maatregelen voorop staan zodat de foutenmarges en uitvoeringslasten zo veel mogelijk worden beperkt (Kamerstuk 28 625, nr. 168). Daaraan draagt bij dat lidstaten waar dat doelmatig is meer gebruik kunnen maken van «simplified costs» als standaardkosten, lump sum en flat rate financiering. De Europese Commissie zal bij de beoordeling en goedkeuring van de Plattelandsontwikkelingsprogramma’s de controleerbaarheid en verifieerbaarheid van maatregelen nadrukkelijk meewegen.

Hiermee meen ik dat een goede afweging tot stand is gekomen ten aanzien van controleer- en verifieerbaarheid van de maatregelen en de gewenste ambitie bij de nationale implementatie van het GLB.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Verordening (EU) nr.1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/200, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2000 van de Raad.

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven