28 385 Evaluatie Meststoffenwet

Nr. 193 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2010

Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, over het overleg met de Europese Commissie over de pilots mineralenconcentraat (Kamerstukken II, 2009–2010, 28 385, nr. 164) en de motie Van der Vlies c.s. (Kamerstukken II, 2009–2010, 28 385, nr. 179).

Pilots mineralenconcentraat

Het gesprek met de Commissie over de pilots mineralenconcentraat werd gevoerd aan de hand van de rapportage over de voorlopige resultaten van de pilots in het jaar 20091.

Er is een met de Commissie gedeelde zorg over de tegenvallende werkingscoëfficiënten van de geproduceerde concentraten in het eerste jaar. Deze varieerden, ten opzichte van de meest gangbare kunstmest in Nederland, kalkammonsalpeter, van 40 tot 85%. Er is geen reden om de concentraten anders te behandelen dan dierlijke mest als de werkingscoëfficiënten van de geproduceerde concentraten niet vergelijkbaar worden met die van kunstmest.

Nederland doet in 2010 extra onderzoek naar de oorzaken van de relatief lage werkingscoëfficiënt.

Een hoge werkingscoëfficiënt is van belang in verband met het beperken van de stikstofverliezen naar het milieu overeenkomstig de doelen van de Nitraatrichtlijn: het voorkomen en beperken van stikstofverliezen naar het grond- en oppervlaktewater en het tegengaan van eutrofiëring van het oppervlaktewater. De Commissie kijkt overigens verder dan alleen de verliezen naar het water; zo is ook de emissie naar de lucht in de vorm van ammoniak en lachgas van belang.

Daarbij zijn ook potentiële gebruikers van een mineralenconcentraat niet geholpen met een kunstmestvervanger die een lagere werking blijkt te hebben dan een kunstmest.

De Commissie reageerde positief op het verzoek van Nederland om de huidige pilots onder dezelfde voorwaarden met maximaal één jaar te verlengen. Dat geeft de gelegenheid voor aanvullende monitoring en onderzoek. Eerder is met de Commissie overeengekomen, en dat geldt ook bij een verlenging van de pilots, dat deze direct worden gestopt als blijkt dat het gebruik van mineralenconcentraat in vergelijking met de reguliere praktijk leidt tot aanzienlijke milieuschade.

Motie Van der Vlies c.s.

Met de aangenomen motie van Van der Vlies wordt gevraagd om de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zo aan te passen dat ruimte wordt geboden voor reparatiebemesting voor fosfaat met bewerkte organische meststoffen. Ik heb aangegeven die ruimte te zoeken in de dikke fractie afkomstig van de pilots (Handelingen Tweede Kamer 2009–2010, 80–6835). Uitvoering van de motie strookt niet met het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Vierde actieprogramma) en vergt derhalve instemming van de Europese Commissie die aangeeft dat uitvoering van deze motie, in welke vorm dan ook, een aanpassing van het Vierde actieprogramma zou betekenen. Eerder is vanuit de Commissie aangegeven dat nieuwe aanpassingen van het Vierde actieprogramma kunnen leiden tot herziening van het derogatiebesluit. Nu een discussie voeren over het derogatiebesluit met de Europese Commissie lijkt mij ongewenst gelet op het grote belang van de derogatie in verhouding tot het beperkte belang van deze mogelijkheid van reparatiebemesting op korte termijn, gezien het aantal ondernemers dat hier gebruik van zal maken. Niemand is gebaat bij tussentijdse discussie over de derogatie. Het ligt voor de hand om deze mogelijkheid van reparatiebemesting te betrekken in de toekomstige gesprekken over het Vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn, zoals ook vanuit de Commissie werd geopperd.

Daarom zal ik de motie Van der Vlies c.s. nu niet uitvoeren.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

«Kunstmestvervangers onderzocht, Tussentijds rapport van het onderzoek in het kader van de pilot Mineralenconcentraten», 9 december 2009, Wageningen UR

Naar boven