28 286 Dierenwelzijn

Nr. 641 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2013

Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken omtrent het ontwerp-Besluit gezelschapsdieren. Op 25 maart jl. heb ik dit besluit met uw Kamer besproken tijdens het Notaoverleg Wet Dieren en onderliggende besluiten (Kamerstuk 31 389, nr. 125). Tijdens dit overleg zijn diverse onderwerpen uit het Besluit gezelschapsdieren de revue gepasseerd.

In deze brief ga ik in op mijn toezegging nog eens goed te kijken hoe om te gaan met de groep bestaande beroepsbeoefenaren die al een opleiding gevolgd hebben, maar die op grond van het besluit een bewijs van vakbekwaamheid moeten hebben.

Daarnaast geef ik een korte reactie op de aangenomen moties van de leden Ouwehand en Schouw (Kamerstuk 31 389, nr. 112) en van de leden Van Gerven en Van Dekken (Kamerstuk 31 389, nr. 128) en op de commissiebrief van 2 juli jl. over deze laatste motie.

Toezegging vakbekwaamheid en aangehouden motie Houwers/Geurts

Tijdens het Notaoverleg heeft een deel van uw Kamer hun zorg geuit over de in het besluit opgenomen vakbekwaamheidseisen. Vooral over de extra lasten die deze eis veroorzaakt voor huidige beroepsbeoefenaren die al een opleiding gevolgd hebben, maar niet precies de opleiding die in het besluit wordt gevraagd.

Voor bestaande beroepsbeoefenaren zijn er, naast het volgen van een erkende opleiding, in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) ook andere mogelijkheden om te kunnen gaan voldoen aan de wettelijke vakbekwaamheid. Zo kan men via de route van Erkenning Verworven Competenties (EVC) of door inschrijving als extraneus bij een erkende onderwijsinstelling (alleen examen doen) voldoen aan de wettelijke vakbekwaamheid. De kosten hiervoor zijn voor ondernemers deels fiscaal aftrekbaar en variëren van 800 tot 1.500 euro.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor bestaande beroepsbeoefenaren om in aanmerking te komen voor vrijstellingen voor het behalen van een diploma. Dat is aan de erkende onderwijsinstellingen ter beoordeling.

Na het Notaoverleg ben ik in gesprek gegaan over de wettelijke vakbekwaamheidseisen in het Besluit gezelschapsdieren met de betrokken brancheorganisatie Dibevo. Met Dibevo is besproken dat ik de borging van onderwijs en examens door de Inspectie van het Onderwijs van cruciaal belang acht. Het onderwijs dat gevolgd is door bestaande beroepsbeoefenaren is momenteel niet op de gewenste wijze geborgd en kan dan ook niet erkend worden.

Ook heb ik met Dibevo besproken hoe bestaande beroepsbeoefenaren invulling kunnen geven aan de in het besluit gestelde eisen voor vakbekwaamheid en welke mogelijkheden daartoe bestaan.

De borging is geregeld door voor de wettelijke vakbekwaamheidseisen in het Besluit gezelschapsdieren de systematiek van de WEB van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te volgen. Daarin is geregeld welke onderwijsinstellingen het onderwijs voor de wettelijke vakbekwaamheidseisen kunnen verzorgen. Dit zijn zowel bekostigde instellingen (de AOC’s) als niet bekostigde zoals LOI; zij bieden dag- en cursorisch onderwijs. Deze onderwijsinstellingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de examens. De Ministeries dragen zorg voor toezicht hierop door de onderwijsinspectie.

Ik ben van mening dat er voldoende mogelijkheden bestaan voor bestaande beroepsbeoefenaren om te kunnen voldoen aan de wettelijke vakbekwaamheidseisen. Ik heb, mede naar aanleiding van het overleg met Dibevo en om uw Kamer tegemoet te komen, wel besloten de overgangstermijn voor het behalen van het bewijs van vakbekwaamheid voor het Besluit gezelschapsdieren te verlengen van 3 naar 5 jaar. Bestaande beroepsbeoefenaren krijgen zo meer tijd om aan de wettelijke vakbekwaamheidseisen te kunnen voldoen.

Motie Ouwehand en Schouw over de RDA-kaders voor fokkerij

Door de leden Ouwehand en Schouw is tijdens het Notaoverleg een motie over fokken ingediend (Kamerstuk 31 389, nr. 112) met het verzoek, de vier door de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) geformuleerde kaders voor de fok van honden en andere dieren op te nemen in het Besluit gezelschapsdieren, conform de aangenomen motie Ouwehand c.s. uit 2011 (Kamerstuk 28 286, nr. 474).

In de toelichting bij het Besluit gezelschapsdieren en de brief «Visie op fokkerij» (Kamerstuk 28 286, nr. 539) is aangegeven dat hetzelfde effect bereikt wordt met de gestelde regels voor fokkerij in het Besluit gezelschapsdieren als met de RDA-kaders. De motie vormt in die zin ondersteuning van mijn beleid, zoals ik ook tijdens het Notaoverleg heb aangegeven. Ik acht aanpassing van het Besluit derhalve niet noodzakelijk.

Motie Van Gerven en Van Dekken over fokken door hobbyhouders

De motie Van Gerven-Van Dekken (Kamerstuk 28 286, nr. 128) verzoekt o.a. de regels omtrent het fokken in het Besluit gezelschapsdieren te laten gelden voor alle fokkers, inclusief hobbyfokkers. Ik zal hiertoe een wijziging van het Besluit houders van dieren voorbereiden.

Tevens vraagt uw Kamer in haar verzoek van 2 juli of dieren met erfelijk overdraagbare gedragsproblemen vallen onder de regels voor dieren met ernstige gedragsproblemen. Dieren met ernstige erfelijk overdraagbare gedragsproblemen vallen inderdaad onder de regels voor fokken dieren met ernstige gedragsproblemen. Het betreffende artikel zal daarop worden aangepast om dit te verduidelijken.

Over het Besluit houders van dieren zal ik u via een separate brief informeren, alsmede over de uitvoering van de overige verzoeken in de genoemde motie.

Ik zal het Besluit gezelschapsdieren met de gewijzigde overgangstermijn voor vakbekwaamheidseisen verder in procedure brengen. Het besluit wordt naar de Raad van State verzonden en tevens zal het notificatieproces worden gestart.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven