28 286 Dierenwelzijn

Nr. 626 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2013

Met deze brief wil ik de toezeggingen nakomen die mijn voorgangers hebben gedaan over zeehonden, laatstelijk tijdens het AO Biodiversiteit op 15 november 2012 (Kamerstuk 26 407, nr. 81).

Het gaat om de volgende toezeggingen:

  • 1. bezien of de motie «deelname van de Zeehondencrèche in de TSEG» (Trilateral Seals Expert Group) uitvoerbaar is en navraag te zullen doen in Duitsland en Denemarken over het mogelijk opschorten van het TSEG overleg als Nederland vasthoudt aan de uitvoering van de motie zoals de Kamer dat wil;

  • 2. de geldstromen van EZ naar IMARES in beeld te brengen en;

  • 3. uw Kamer te informeren over de laatste inzichten rondom het zenderen van zeehonden.

Achtereenvolgens ga ik op de drie bovengenoemde zaken in.

Deelname van de Zeehondencrèche in de Trilateral Seals Expert Group (TSEG)

Tijdens bovengenoemd AO van 15 november jl. bent u ingelicht over de kritische ontvangst door onze trilaterale Waddenzeepartners op de wens van uw Kamer zoals vermeld in de motie. Zoals mijn voorganger heeft toegezegd is dit opnieuw aan de orde gesteld bij de trilaterale Waddenzeepartners. Echter, de reactie van onze partners blijft onveranderd. Ik verwijs u kortheidshalve naar de bijgesloten antwoordbrief van 15 april jl. van de voorzitter van de Wadden Sea Board.1 De zeehondencrèche heeft al eerder aangegeven niet met deze voorwaarden in te kunnen stemmen.

Gelet op het belang dat ik hecht aan de trilaterale samenwerking in het Waddengebied – ook op dit punt – ben ik van mening dat de bestaande situatie gerespecteerd moet worden. Wel wil ik mij ervoor inzetten dat er trilateraal afgesproken wordt dat de TSEG op reguliere basis gaat overleggen met betrokken partijen, inclusief de zeehondencrèche, om te waarborgen dat alle beschikbare expertise over zeehonden benut wordt.

Zenderen zeehonden

Mijn voorganger heeft uw Kamer in de brieven van 23 februari 2012 (Kamerstuk 28 286, nr. 547) en 28 maart 2012 (2012D13776) geïnformeerd over de redenen waarom zenderen plaatsvindt en op welke wijze dat gebeurt. Het zenderen gebeurt op een zo zorgvuldig en diervriendelijk mogelijke wijze.

Mijn voorganger heeft u toegezegd om u te informeren over de laatste inzichten rondom het zenderen. Ik ben daarvoor te rade gegaan bij de Schotse «Sea Mammal Research Unit» van het «Scottish Oceans Institute, University of St Andrews». Er is een review uitgevoerd. Daarvan is een rapport gemaakt.2

De review geeft aan dat er geen alternatieven zijn voor zenderen in toegepaste studies naar verstorende effecten door onderwatergeluid. Er zijn volgens de laatste inzichten geen nadelige effecten van zenderen bij zeehonden bekend.

Het rapport met als titel «Risks and benefits of telemetry techniques in investigating harbour seal and wind generator construction interactions» doe ik u hierbij toekomen te samen met een Nederlandstalige samenvatting.

Geldstromen naar IMARES

Vooraf wil ik melden dat de gangbare praktijk bij het uitzetten van kennisopdrachten is dat bezien wordt welke expertise nodig is en welke kennisinstellingen die het beste kunnen leveren. Er is sprake van een grote diversiteit van opdrachtnemers.

Door de wereldwijd erkende unieke kennispositie van de Wageningen University and Research Centre (WUR) is op de beleidsterreinen landbouw, natuur, visserij en voedsel veel expertise bij de WUR aanwezig. Bijgevolg blijkt de WUR dan ook vaak de meest geschikte partij om het gewenste onderzoek uit te voeren. Voor het visserijonderzoek en marien onderzoek is dat IMARES.

Onderzoek dat vanuit mijn departement bij de WUR uitgezet wordt, is in te delen in drie categorieën namelijk (1) Beleidsondersteunend onderzoek, (2) Kennisbasisonderzoek en (3) de Wettelijke Onderzoekstaken. Hierna ga ik kort in op alle drie de categorieën.

De onderzoeksresultaten van het beleidsondersteunend onderzoek worden door EZ en door (maatschappelijke) organisaties gebruikt die betrokken zijn bij het EZ-beleid. Het beleidsondersteunend onderzoek is in principe altijd openbaar na een periode van 3 maanden na oplevering van het rapport.

Het kennisbasisonderzoek legt de basis voor kennis die over drie tot vijf jaar relevant is voor de eerder genoemde beleidsterreinen van het ministerie, zowel voor EZ zelf als voor het bedrijfsleven en andere maatschappelijke stakeholders op het beleidsterrein van EZ.

Een aparte positie betreft het wettelijk verplichte onderzoek (WOT). Uit oogpunt van de gewenste continuïteit en kosteneffectiviteit in de uitvoering hiervan, wordt dit onderzoek in opdracht gegeven aan WUR, omdat die de meerjarig benodigde expertise het beste geborgd heeft.

Wageningen UR voert WOT-onderzoek uit, dat voortvloeit uit de verplichtingen van het ministerie op basis van nationale en internationale wet- en regelgeving.

IMARES participeert structureel voor wat betreft het beleidsondersteunend onderzoek in het thema Duurzame Visserij en Mariene Biodiversiteit. In het kennisbasisonderzoek doet IMARES mee onder thema 4 Groen Blauwe Ruimte.

Daarnaast voert IMARES voor mijn departement WOT-taken uit binnen de thema’s Visserij en Natuur&Milieu. De bedragen vindt u in de tabel als bijlage.3 De basis van deze tabel is begrotingsartikel 16.4.

Tot slot

De zeehondencrèche doet in opdracht van het ministerie onderzoek naar longwormen bij zeehonden. Tevens heeft mijn voorganger in augustus 2012 een gesprek gevoerd met de zeehondencrèche en IMARES. In dat gesprek is ook gesproken over een gezamenlijk op te zetten onderzoek. Daar is tot nu toe geen invulling aangegeven. Wat mij betreft geldt de uitnodiging om een gezamenlijk onderzoeksvoorstel in te dienen door IMARES en de zeehondencrèche nog steeds.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven